ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ2639
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- S.R. Mellema
- M.H. van Coeverden
- V. Disselkoen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van loonvordering in kort geding met bevrijdend verweer door werkgever
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, ging het om een loonvordering in kort geding. De werkgever, aangeduid als [appellante], betoogde dat al het verschuldigde loon aan de werknemer, [geïntimeerde], was voldaan. De kantonrechter had eerder de vordering van [geïntimeerde] toegewezen voor een bedrag van € 4.350,-- bruto, vermeerderd met vakantiegeld en wettelijke rente. De werkgever voerde aan dat de betalingen op verschillende tijdstippen waren gedaan en dat er geen schuld meer bestond aan [geïntimeerde].
De kantonrechter had vier getuigen gehoord, waaronder [X], die verklaarde dat er contante betalingen aan [geïntimeerde] waren gedaan. Echter, de andere getuigen ondersteunden deze verklaring niet. Het hof oordeelde dat de verklaring van [X] niet voldoende was om aan te nemen dat er bevrijdende betalingen hadden plaatsgevonden. De werkgever had niet aangetoond dat het toegewezen bedrag aan loon daadwerkelijk was betaald.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellante] in de kosten van het appel. De zaak benadrukt het belang van bewijsvoering in kort geding procedures, vooral wanneer een bevrijdend verweer wordt ingeroepen. De uitspraak werd gedaan op 26 februari 2013, waarbij het hof de feiten zoals vastgesteld door de kantonrechter als uitgangspunt nam, aangezien deze niet waren betwist in hoger beroep.