ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ1165
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering schadevergoeding na ontbinding huurovereenkomst bedrijfspand
In deze zaak gaat het om een vordering tot schadevergoeding na de ontbinding van een huurovereenkomst voor een bedrijfspand. Appellant 1 c.s. heeft in eerste aanleg gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden en de geïntimeerde te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde pand in Krimpen aan den IJssel, alsook tot betaling van achterstallige huur en schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen, maar de appellanten zijn in hoger beroep gegaan tegen de beslissing met betrekking tot de schadevergoeding. Het hof overweegt dat de geïntimeerde geen verweer heeft gevoerd, waardoor de tekortkoming van de geïntimeerde vaststaat. De appellanten hebben gesteld dat zij schade lijden in de vorm van gederfde huurinkomsten, maar het hof kan niet vaststellen of deze schade ook na augustus 2012 is doorgezet. De appellanten hebben niet kunnen aantonen dat er geen vraag naar bedrijfsruimte is, wat betekent dat de schadevergoeding voor de periode na augustus 2012 in een schadestaatprocedure moet worden beoordeeld. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover het de veroordelingen tot betaling van huur en schadevergoeding betreft en doet opnieuw recht. De geïntimeerde wordt veroordeeld tot betaling van de huur en schadevergoeding voor de periode tot 1 september 2012, en de schadevergoeding voor de periode daarna wordt opgemaakt bij staat. De kosten van het geding in hoger beroep worden aan de zijde van de appellanten begroot op een totaalbedrag van € 1.383,71. Het hof wijst het anders of meer gevorderde af.