1.In deze procedure zijn de volgende, door partijen erkende dan wel niet gemotiveerd bestreden, feiten van belang:
- Stena Line verzorgt vanuit Hoek van Holland overvaarten naar Engeland.
- Binnen Stena Line zijn drie verschillende arbeidsvoorwaardenpakketten van toepassing. Een van die pakketten
betreft het kantoorpersoneel.
- Art. 6, lid 3 van het huidige pensioenreglement voor het kantoorpersoneel luidt als volgt:
“Het pensioengevend
salaris is 12 x het maand salaris (…) vermeerderd met de vakantietoeslag en de overeengekomen vaste
uitkeringen. (…)”.
- Stena Line betaalt haar kantoorpersoneel een roostertoeslag voor werk gedurende a-normale uren (hierna ook
ORT genoemd).
- In zijn arrest van 9 november 2010 heeft dit hof in een procedure tussen Stena Line en een werknemer van
Stena Line, behorende tot het kantoorpersoneel, beslist dat gelet op het karakter van de toeslag en de
formulering van lid 3 van meergenoemd art. 6, (bezien vanuit de betreffende werknemer), de ORT moet
worden beschouwd als een “vast overeengekomen uitkering” in de zin van art. 6, lid 3 van voormeld
pensioenreglement en dientengevolge mede grondslag is voor het pensioengevend salaris.
- Op 6 mei 2011 heeft Stena Line (nadat een eerdere poging daartoe gestrand was), op de voet van art. 27 van de
WOR de OR (ondermeer) ter instemming het voorgenomen besluit voorgelegd de pensioenregeling voor haar
kantoorpersoneel te wijzigen en “
vast te leggen dat de pensioengrondslag / het pensioengevend salaris bestaat
uit 12 x het maand salaris verhoogd met de vakantietoeslag”.
- De OR heeft zijn instemming met betrekking tot het hiervoor weergegeven voorgenomen besluit onthouden.
- Stena Line heeft zich daarop, na (nogmaals) om advies en bemiddeling van de Bedrijfscommissie te hebben
gevraagd, gewend tot de kantonrechter te Rotterdam en haar verzocht toestemming te verlenen het
voorgenomen besluit daadwerkelijk te nemen. De kantonrechter heeft haar die toestemming in haar
beschikking van 2 mei 2012 niet gegeven.