ECLI:NL:GHDHA:2013:4944

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2013
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
22-001889-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren en afleveren van amfetamine na terugwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich gedurende een periode van ongeveer anderhalve maand samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren en afleveren van amfetamine. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 29 maanden door de rechtbank Rotterdam, maar na hoger beroep en een vernietiging van het arrest door de Hoge Raad, werd de zaak terugverwezen naar het hof voor herbeoordeling. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het tweede feit, namelijk het opzettelijk vervoeren en afleveren van amfetamine. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook de teruggave van in beslag genomen telefoons gelast. De uitspraak is gedaan in het kader van de Opiumwet, waarbij het hof de verdachte strafbaar heeft verklaard voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de wet.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001889-12
Parketnummer: 10-000077-04
Datum uitspraak: 19 november 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden, gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 april 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1975,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en - na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 november 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 29 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van dit hof d.d. 16 september 2010 is de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen als nader in het arrest omschreven.
Tegen dit arrest is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van
3 april 2012 voormeld arrest vernietigd - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - en heeft de zaak naar dit gerechtshof teruggewezen teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Omvang van het hoger beroep
Gelet op voormelde procesgang is met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 3 april 2012 het vonnis waarvan beroep aan het oordeel van het hof onderworpen voor wat betreft het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op g[verdachte]d van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2004 tot en met 17 december 2004 te Waalwijk (gemeente Waalwijk) en/of Goirle (gemeente Goirle) en/of Oosterhout, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd 350 kilogram, althans één of meer (handels-) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; in elk geval een of meer (handels-)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet;
2:
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2004 tot en met 17 december 2004 te Waalwijk (gemeente Waalwijk) en/of Oosterhout en/of Tilburg en/of Sprang-Capelle, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 120 kilogram, althans één of meer (handels-) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; in elk geval een of meer (handels-)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat de bij de politie door [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] afgelegde verklaringen van het bewijs moeten worden uitgesloten omdat zij niet betrouwbaar zijn.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Het hof acht de door [getuige 3] bij de politie afgelegde verklaringen ten aanzien van zijn eigen rol bij de productie van amfetamine in het licht van de door [getuige 1] en [getuige 2] afgelegde verklaringen niet betrouwbaar, nu hij zijn eigen rol lijkt te minimaliseren ten koste van anderen. Daarmee is ook onzeker in hoeverre geloof moet worden gehecht aan hetgeen Beekmans heeft verklaard over de rol van de verdachte in dit productieproces.
Over de rol van de verdachte bij de productie van amfetamine heeft [getuige 2] weinig verklaard, terwijl [getuige 1] daarover bij de politie slechts in algemene bewoordingen heeft verklaard. Hierop is, zo leidt het hof af uit het proces-verbaal van verhoor van 30 december 2004, niet verder doorgevraagd, zodat het bij deze algemene aanduiding is gebleven. Op deze verklaring is [getuige 1] bij de rechter-commissaris teruggekomen.
Gelet op het voorgaande acht het hof onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een actieve rol bij de productie van de amfetamine heeft gehad, laat staan dat vastgesteld kan worden wat deze actieve rol precies heeft ingehouden. De verdachte dient dan ook van het onder 1 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 01 november 2004 tot en met 17 december 2004 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof g[verdachte]dt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere overweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – zakelijke weergegeven – de betrouwbaarheid van de door [getuige 2], [getuige 1] en [getuige 3] tegenover d e politie afgelegde verklaringen, voor zover belastend voor de verdachte, betwist.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt het hof dat niet van de onbetrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 3] hoeft te worden uitgegaan waar deze op 23 december 2004 heeft verklaard dat de amfetamine en speed die in Waalwijk en Goirle werden geproduceerd altijd weer werden opgehaald door [verdachte] en de “homo”, met welke laatste aanduiding de verdachte is bedoeld. Er is in het dossier geen aanwijzing te vinden dat hij door deze verklaring zichzelf probeert te ontlasten, terwijl deze verklaring bevestiging vindt in de verklaring van [getuige 2] van 21 januari 2005 (12.54 uur), inhoudende dat [verdachte] of [verdachte], met wie hij de verdachte bedoelt, de speed steeds in Waalwijk kwam ophalen en dat hij dat 3 of 4 keer gezien heeft. Weliswaar heeft [getuige 2] bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de “homo”, met wie hij de verdachte bedoelt, nooit de amfetamine heeft zien in- of uitladen, maar dat [getuige 3] hem dat verteld heeft. Deze bij de rechter-commissaris gegeven uitleg wordt door het hof echter gepasseerd nu [getuige 2] in zijn politieverklaring feitelijkheden heeft genoemd (het is 3 of 4 keer gebeurd, [verdachte] tilde de tassen van ongeveer 30 kilogram niet op maar sleepte ze over de g[verdachte]d naar de auto, bij de auto tilde hij de zakken in de auto, hij is er niet altijd bij geweest als de speed werd opgehaald) die duiden op een eigen waarneming. Onder die omstandigheden acht het hof wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vervoeren en, het daaruit noodzakelijkerwijs voortvloeiende, afleveren van amfetamine.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze gedurende een periode van ongeveer anderhalve maand samen met anderen schuldig gemaakt aan het vervoeren en afleveren van amfetamine. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders een bijdrage geleverd aan de handel in amfetamine, waardoor de volksgezondheid ernstig wordt bedreigd. Op een feit als het onderhavige kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur.
Bij het bepalen van de duur van de straf heeft het hof in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat het hof, anders dan de advocaat-generaal, niet bewezen acht dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, en met de tijd die is verstreken sedert het plegen van het feit en met het van toepassing zijnde artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest van de verdachte een passende en geboden reactie vormt. Voor toevoeging van een voorwaardelijke gevangenisstraf als gevorderd ziet het hof onvoldoende gegrond.
Beslag
Ten aanzien van de inbeslaggenomen zaktelefoon van het merk Nokia en de inbeslaggenomen zaktelefoon van het merk Ericson, zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 zaktelefoon van het merk Nokia
- 1 zaktelefoon van het merk Ericson.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma, mr. C.J. van der Wilt en mr. P.H. Holthuis, in bijzijn van de griffier mr. S. Hartog-Zamani.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 november 2013.
Mr. P.H. Holthuis is buiten staat dit arrest te ondertekenen.