ECLI:NL:GHDHA:2013:4660

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2013
Publicatiedatum
10 december 2013
Zaaknummer
22000486-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en noodweerexces in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 januari 2012. De verdachte, geboren in 1990, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 9 juli 2011 te Hellevoetsluis, waarbij de verdachte met een mes meerdere keren in het bovenlichaam van het slachtoffer heeft gestoken. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 7 januari 2013 en 26 november 2013 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die stelde dat het vonnis van de rechtbank vernietigd moest worden en dat de verdachte niet strafbaar moest worden verklaard op grond van noodweer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte voorafgaand aan het incident fysiek werd belaagd door twee personen, waaronder het slachtoffer. Het hof oordeelde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, maar dat deze situatie was geëindigd op het moment dat het slachtoffer zijn mes op de grond liet vallen.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte, door het mes op te pakken en het slachtoffer te steken, handelde uit een hevige gemoedsbeweging die voortkwam uit de eerdere aanranding. Hierdoor komt de verdachte een beroep op noodweerexces toe. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, de verdachte vrijgesproken van de overige tenlasteleggingen en hem ontslagen van alle rechtsvervolging. Deze uitspraak benadrukt de nuances van noodweer en noodweerexces in het strafrecht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000486-12
Parketnummer: 10-650199-11
Datum uitspraak: 10 december 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 januari 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 7 januari 2013 en 26 november 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact (bestaande uit een meldingsplicht en ambulante behandeling).
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 juli 2011 te Hellevoetsluis ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes (meermalen) in de rug en/of het bovenlichaam in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat het ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard en zal worden gekwalificeerd als poging tot doodslag, alsmede dat de verdachte ter zake hiervan niet strafbaar zal worden verklaard nu aan hem een beroep op noodweer toekomt, en dusdoende zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 juli 2011 te Hellevoetsluis ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes (meermalen) in het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

Op grond van de inhoud van het dossier zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, stelt het hof vast dat de verdachte voorafgaande aan het bewezenverklaarde fysiek werd belaagd door twee personen, genaamd [getuige 1] en [slachtoffer]. Vast staat dat de verdachte tijdens het gevecht met deze personen door één van deze twee belagers meermalen in het bovenlichaam met een mes is gestoken. Ten tijde van dit deel van het gevecht is naar het oordeel van het hof sprake geweest van een situatie waarin de verdachte zich mocht verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zijn lijf.
Vervolgens bemoeien derden, waaronder de getuige [getuige 2], zich met het gevecht en onttrekt [getuige 1] zich hieraan. Voor de verdachte resteert op dat moment [slachtoffer] als enige tegenstander. [slachtoffer] beschikt op dat moment ook over een mes, maar hij laat dat volgens de getuige [getuige 2] op enig moment op de grond vallen, waarna het door de verdachte wordt opgepakt. Ten tijde van en na het oppakken van dat mes bestaat er naar het oordeel van het hof geen noodweersituatie meer waartegen de verdachte zich met een mes zou mogen verdedigen. Tijdens het vervolg van het gevecht gebruikt de verdachte dit mes echter wel om [slachtoffer] meermalen in het bovenlichaam te steken. Het hof is van oordeel dat deze gedraging het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding, zodat de verdachte een beroep op noodweerexces toekomt.
De verdachte is derhalve ter zake van het bewezen verklaarde niet strafbaar en moet dus worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezendat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart verdachte niet strafbaar ter zake van het bewezen verklaarde en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering, mr. S.K. Welbedacht en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 december 2013.