1.8.Bij brieven van 28 juni 2010 heeft S. van Nieuwendaal, directeur-bestuurder van Woongoed, onder meer het volgende aan [geïntimeerden] geschreven:
“U heeft onlangs een brief ontvangen van Koster & co, waarin aangegeven is dat het collectief regelen van de raambewassing niet haalbaar is omdat slechts een paar bewoners de offerte hebben teruggestuurd.
Dit ontslaat Woongoed Flakkee niet van de plicht om ramen die voor u onbereikbaar zijn een aantal keer per jaar te zemen.
Deze ramen gaan vanaf heden mee in de geplande zeembeurten van de trappenhuizen en zijn voor kosten van Woongoed Flakkee.”
2. [geïntimeerden] vordert in dit geding, kort samengevat, 1) de veroordeling van Woongoed (op straffe van verbeurte van een dwangsom) om zes maal per jaar zorg te dragen voor de raambewassing van de onbereikbare ramen en kozijnen van de woning van [geïntimeerde 1] respectievelijk de woning van [geïntimeerde 3], 2) de veroordeling van Woongoed tot betaling aan [geïntimeerde 1] respectievelijk [geïntimeerde 3] van een bedrag ter zake van huurprijsvermindering in verband met gederfd woongenot, berekend vanaf zes maanden voor 31 januari 2011 tot de dag dat Woongoed aan haar verplichting voldoet en 3) de veroordeling van Woongenot tot voldoening van de buitengerechtelijke kosten ad € 640,- excl. BTW, kosten rechtens. [geïntimeerden] heeft daartoe primair aangevoerd dat Woongoed met hem is overeengekomen de in de vordering sub 1) bedoelde werkzaamheden uit te voeren. Subsidiair heeft [geïntimeerden] aangevoerd dat Woongoed verplicht is deze werkzaamheden (op haar kosten) uit te voeren ten aanzien van vijf van de buitenramen van [geïntimeerde 1] en acht van de buitenramen van [geïntimeerde 3], omdat deze ramen onbereikbaar zijn voor bewassing. Woongoed heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3. Bij het bestreden vonnis van 14 november 2011 heeft de kantonrechter allereerst overwogen dat de brief van 28 juni 2010 van Woongoed (zie hierboven r.o. 1.8.) op een klaarblijkelijke vergissing berust en dat de vorderingen dan ook niet op basis van die brief kunnen worden toegewezen. De kantonrechter heeft voorts verwezen naar de bevindingen tijdens een gehouden descente en overwogen dat twee van de vijf van de buitenramen van [geïntimeerde 1] bereikbaar zijn via een plat dak en dat [geïntimeerde 1] die ramen zelf zal moeten zemen. De buitenkant van de overige drie buitenramen van [geïntimeerde 1] en van de acht buitenramen van [geïntimeerde 3] achtte de kantonrechter echter in redelijkheid niet bereikbaar. Naar het oordeel van de kantonrechter wordt dat niet anders door het verstrekken c.q. betalen van een glazenwasinstallatie of hoogwerker. Volgens de kantonrechter kan van huurders in het algemeen en meer in het bijzonder van deze senior citizens niet worden verwacht dat zij de niet op eenvoudige wijze bereikbare ramen gaan reinigen met behulp van een telescoopzemer, gevelbakje of hoogwerker. Woongoed zal dan ook de kosten van de niet voor [geïntimeerden] bereikbare ramen en kozijnen voor haar rekening moeten nemen, aldus de kantonrechter. De kantonrechter heeft Woongoed veroordeeld om eenmaal per drie maanden zorg te dragen voor de raambewassing van de drie onbereikbare ramen en kozijnen van [geïntimeerde 1] en de acht onbereikbare ramen en kozijnen van [geïntimeerde 3], een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom. De vordering tot huurprijsvermindering is afgewezen, omdat naar het oordeel van de kantonrechter nauwelijks sprake was van vermindering van het huurgenot. Woongoed is in de proceskosten veroordeeld.
4. Beide partijen hebben grieven geformuleerd tegen dit vonnis. Het hof overweegt als volgt.
Ramen onbereikbaar als bedoeld in de AV van Woongoed en het Besluit kleine herstellingen?Grieven 1 en 2 van Woongoed
5. Niet bestreden is het oordeel van de kantonrechter dat twee van de vijf buitenramen van [geïntimeerde 1] via een plat dak voor [geïntimeerde 1] bereikbaar zijn, zodat ook het hof hiervan uit moet gaan. Grief 1 van Woongoed richt zich echter tegen het oordeel van de kantonrechter dat de overige drie buitenramen van [geïntimeerde 1], alsmede de acht buitenramen van [geïntimeerde 3] als onbereikbaar moeten worden gekwalificeerd. Ook grief 2 van Woongoed valt dit oordeel aan, terwijl met deze grief tevens wordt betoogd dat in elk geval sprake is van bereikbare ramen als bedoeld in het Besluit kleine herstellingen respectievelijk de algemene voorwaarden van Woongoed, indien Woongoed zorg draagt voor de aanschaf of het gebruik van een glazenwasinstallatie of hoogwerker waarmee de ramen (alsnog) bereikbaar worden gemaakt, althans indien Woongoed de kosten van dergelijke hulpmiddelen voor haar rekening neemt. In dit laatste geval is Woongoed gerechtigd het arbeidsloon van de glazenwasser door te berekenen aan de huurders, aldus Woongoed. Woongoed verwijst daarbij naar het Servicekostenbeleid Huurcommissie en naar een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 3 april 2012, LJN: BW1998.
6. Voorop staat dat Woongoed terecht aanvoert dat de vraag of de ramen bereikbaar zijn naar objectieve maatstaven moet worden beantwoord: het gaat er om of een gemiddeld burger de ramen in redelijkheid zelf kan wassen. Dat het in dit geval gaat om “senior citizens”, zoals de kantonrechter heeft overwogen, doet dus niet terzake. Dit laat onverlet dat de kantonrechter, die ter plaatse is geweest, heeft geconstateerd dat de buitenzijde van de in het geding zijnde ramen alleen goed gewassen kan worden als men ver naar buiten hangt, dat de ramen tamelijk hoog boven de straat zijn en dat het appartementengebouw veel wind vangt. Afgezien daarvan is van belang dat Woongoed sinds het bestreden vonnis zelf de ramen laat wassen en dat ook de door haar ingeschakelde glazenwasser de ramen niet van binnenuit wast met behulp van een verstelbare raamwisser. Integendeel, aanvankelijk kwam de glazenwasser kennelijk met een soort abseiltuig (MvA sub 57 + productie 1), althans een hoogwerker (akte [geïntimeerde 1] sub 9), en volgens [geïntimeerde 1] wordt sinds enige tijd gewassen met een telescoop met daaraan een slang die is verbonden aan een watertank, welke slang over het dak van het appartementencomplex wordt geleid waarbij gebruik wordt gemaakt van het balkon van andere huurders (MvA sub 57 en akte [geïntimeerde 1] sub 10). Dit laatste is door Woongoed niet, althans onvoldoende weersproken. Kennelijk is deze tamelijk ingewikkelde methode noodzakelijk, zodat reeds daarom geen sprake is van objectieve bereikbaarheid als hierboven bedoeld. Zonder uitleg, die ontbreekt, valt immers niet in te zien waarom Woongoed onnodig extra kosten zou maken als het ook mogelijk was om de ramen van binnenuit te wassen (MvG sub 20) dan wel vanaf de grond en/of een balkon van de eigen woning met een telescoopzemer (MvG sub 21), nog daargelaten de vraag of in dit laatste geval zonder meer kan worden aangenomen dat voldaan is aan het vereiste van objectieve bereikbaarheid.
7. Anders dan Woongoed (en in afwijking van het Hof Amsterdam en het Servicekostenbeleid Huurcommissie) is het hof voorts van oordeel dat niet alsnog aan het objectieve bereikbaarheidsvereiste wordt voldaan indien Woongoed de in dit geval benodigde hulpmiddelen ter beschikking stelt, althans de kosten daarvan draagt en uitsluitend het arbeidsloon doorberekent. Het Besluit kleine herstellingen is gebaseerd op artikel 7: 240 BW en uit dat artikel blijkt dat niet ten nadele van de huurder van het besluit kan worden afgeweken. Het in dit verband relevante artikel van het Besluit kleine herstellingen bepaalt (zie hierboven r.o. 1.2.) dat tot de verplichtingen van de huurder hoort:
“het wassen en schoonhouden van de binnen- en buitenzijde van de ruiten, kozijnen, deurposten, het geverfde houtwerk en andere geverfde onderdelen, voorzover dezevoor de huurderbereikbaar zijn”(onderstreping hof). Niet voldoende is dus dat de ramen bereikbaar worden gemaakt voor een ander (een professionele glazenwasser): het moet gaan om werkzaamheden (kleine herstellingen) die
de huurder zélfnaar objectieve maatstaven kan uitvoeren. Dit blijkt ook uit de nota van toelichting bij het Besluit kleine herstellingen. Woongoed heeft niet gesteld dat het [geïntimeerden] zelf vrijstaat van de hiervoor onder 6 genoemde hulpmiddelen gebruik te maken. Naar het oordeel van het hof kan van [geïntimeerden] bovendien naar objectieve maatstaven niet worden verwacht dat hij de ramen gaat wassen met gebruikmaking van de door Woongoed toegepaste en door haar kennelijk noodzakelijk geachte methode als hierboven omschreven in r.o. 6. Dit betekent dat de ramen onbereikbaar zijn voor [geïntimeerden] als bedoeld in het Besluit kleine herstellingen, zodat Woongoed niet kan volstaan met het ter beschikking stellen van de door haar zelf gebruikte hulpmiddelen en evenmin gerechtigd is tot het doorberekenen van het arbeidsloon van de glazenwasser.
8. Uit het voorgaande vloeit voort dat grieven 1 en 2 van Woongoed falen.