ECLI:NL:GHDHA:2013:4256

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2013
Publicatiedatum
11 november 2013
Zaaknummer
200.116.884-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afrekening van verbruik energiekosten en de geoorloofdheid van schatting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Nederlandse Energie Maatschappij B.V. (NLE) tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht, waarin de kantonrechter de vordering van NLE tot betaling van energiekosten had afgewezen. De zaak betreft een overeenkomst tussen NLE en de geïntimeerde voor de levering van gas en elektriciteit. NLE had de eindnota gebaseerd op geschatte meterstanden, die door de netbeheerder Stedin waren aangeleverd. De geïntimeerde had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de voorschotnota's en de eindnota, en stelde dat de schattingen niet klopten. Het hof oordeelt dat NLE onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de geschatte meterstanden en dat de vordering daarom niet voldoende was onderbouwd. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering tot betaling van de elektriciteitskosten toe, maar wijst de vordering tot betaling van de gasverbruikskosten af wegens gebrek aan bewijs. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het hof benadrukt dat bij het opmaken van een eindnota de werkelijke meterstanden moeten worden gebruikt, en dat schattingen alleen kunnen worden toegepast als ze goed zijn onderbouwd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.116.884/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : 284940 CV EXPL 11-6925

Arrest van 20 augustus 2013

inzake

DE NEDERLANDSE ENERGIEMAATSCHAPPIJ B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: NLE,
advocaat: mr. M.J. Koning te Amsterdam,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
niet bij advocaat verschenen.

Het geding

Bij exploot van 12 november 2012 is NLE in hoger beroep gekomen tegen het vonnis d.d. 13 september 2012, gewezen tussen partijen door de rechtbank Dordrecht, sector kanton, locatie Dordrecht (hierna: de kantonrechter). Bij memorie van grieven heeft NLE twee grieven aangevoerd. Daarna heeft zij processtukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis sub 1.1, 1.2 en deels sub 5 de belangrijkste feiten geresumeerd. NLE heeft daartegen geen bezwaren aangevoerd, zodat deze samenvatting ook het hof tot uitgangspunt dient. Met inachtneming hiervan gaat het in dit geding in hoofdzaak om het volgende.
1.1
Tussen NLE en [geïntimeerde] is een overeenkomst tot stand gekomen voor het leveren van gas en elektriciteit op het woonadres van [geïntimeerde] in [woonplaats]. Het hof begrijpt dat deze overeenkomst, hoewel voor drie jaar aangegaan, feitelijk heeft geduurd van 2 juni 2009 tot 6 april 2010.
1.2
NLE heeft [geïntimeerde] maandelijks een voorschotnota van € 786,- gezonden. Tegen de hoogte daarvan heeft [geïntimeerde] bezwaar gemaakt, aangezien hij voorafgaand aan de leveranties van NLE, aan de vorige leverancier een veel lager voorschot betaalde. NLE is echter volgens [geïntimeerde] op zijn bezwaren niet of nauwelijks ingegaan. [geïntimeerde] heeft de voorschotnota's en ten slotte ook de door NLE gezonden eindnota ten bedrage van € 6.294,53 onbetaald gelaten.
1.3
Laatstgenoemd bedrag is door NLE in de procedure bij de kantonrechter als hoofdsom gevorderd. Daarnaast heeft zij aanspraak gemaakt op € 700,- aan buitengerechtelijke incassokosten en op vertragingsrente.
1.4
De inzet van het geschil wordt gevormd door de vraag of NLE bij het opmaken van de eindnota van de juiste verbruiksgegevens is uitgegaan. De bezwaren van [geïntimeerde] dienaangaande lijken zich toe te spitsen op het gasverbruik, reden waarom het processuele debat voornamelijk daarover is gegaan.
1.5
NLE heeft zich gebaseerd op meterstanden en verbruiksgegevens, die zijn opgenomen in het zogenoemde Toegankelijk Meetregister, bijgehouden door Energie Data Services Nederland. Het hof begrijpt dat de bewuste gegevens ten aanzien van [geïntimeerde] in feite door de netbeheerder, Stedin, zijn aangeleverd. De eindnota is gebaseerd op schattingen van Stedin betreffende de meterstanden per de datum van het begin (2 juni 2009) en de datum van de afloop (6 april 2010) van de overeenkomst. Uit deze geschatte meterstanden is het verbruik van [geïntimeerde] afgeleid.
1.6
In eerste aanleg heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, die ertoe heeft geleid dat NLE in overleg is getreden met Stedin over de juistheid van de meterstanden. Stedin heeft toen geoordeeld dat een correctie van de gegevens in het Meetregister moest plaatsvinden, omdat geen rekening was gehouden met het feit dat de gasmeter gedurende de loop van de overeenkomst vervangen was. In verband daarmee heeft NLE het gasverbruik van [geïntimeerde] opnieuw berekend, met als resultaat dat zij haar vordering met € 1.619,18 heeft verminderd.
1.7
Bovendien heeft Stedin in maart 2012 de werkelijke meterstand van de gasmeter laten opnemen. Het resultaat hiervan gaf Stedin geen aanleiding de gegevens, opgenomen in het Meetregister, (opnieuw) te corrigeren. NLE heeft zich daarbij aangesloten.
1.8
Naar het hof begrijpt heeft [geïntimeerde] zijn bezwaren tegen de aangepaste eindnota gehandhaafd. Hij heeft gewezen op een foto van de gasmeter, die volgens hem gemaakt is op 4 mei 2010 en een stand van 11.759 m3 aangeeft. De stellingen van [geïntimeerde] komen erop neer dat dat niet te rijmen is met de schatting van Stedin, die uitkomt op 16.751 m3 per 6 april 2010 (afloop contract).
1.9
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat niet duidelijk is geworden waarvan Stedin is uitgegaan. Daardoor is naar zijn oordeel ook onduidelijk gebleven hoe de vordering van NLE is opgebouwd. De vordering is daarom als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Hiertegen richten zich de grieven.
2
Het hof oordeelt over de grieven, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling, als volgt.
2.1
Uitgangspunt bij het opmaken van de eindnota zal – partijen lijken het daarover eens te zijn – moeten zijn dat het verbruik wordt berekend door de stand van de meters per begin en einde van de contractsperiode te vergelijken. Het verschil vormt, met enige opslagen, de basis voor de berekening van de kosten van de levering en het transport van de door [geïntimeerde] verbruikte energie.
2.2
NLE heeft bij grieven bevestigd dat Stedin de meterstanden heeft geschat. Bij betwisting van de juistheid daarvan zal NLE dus tegenover [geïntimeerde] aannemelijk moeten maken dat de schattingen de realiteit zo goed mogelijk benaderen.
2.3
Voor wat betreft de meterstand bij het begin van de contractsperiode heeft NLE onbetwist gesteld dat zij een (nieuwe) klant een meterstandenkaart stuurt en dat [geïntimeerde] niet met behulp van een dergelijke kaart bij de overstap naar NLE een opgave van de meterstanden heeft gedaan. NLE heeft echter niet gesteld of zij, toen [geïntimeerde] de kaart niet had geretourneerd, moeite heeft gedaan om met de (werkelijke) meterstand alsnog op de hoogte te komen. Onder deze omstandigheden is een mogelijke onjuistheid van de schatting van de meterstand bij het begin van de contractsperiode niet zonder meer voor rekening van [geïntimeerde]. Het hof zal evenwel als uitgangspunt nemen dat de meterstand bij het begin van het contract juist is bepaald.
2.4
Wat de stand bij het einde van de contractsperiode betreft is het hof, kennelijk met de kantonrechter, van oordeel dat NLE een begrijpelijke verklaring behoort te geven voor het feit dat per die datum (6 april 2010) voor het gasverbruik een (gecorrigeerde) meterstand van 16.751 m3 is aangehouden, terwijl bij de meteropname van 9 maart 2012 een stand van 20.521 m3 is geconstateerd. Ervan uitgaande dat deze meterstand in elk geval voor reëel gehouden kan worden, zou dat betekenen dat [geïntimeerde] in de periode 6 april 2010 tot 9 maart 2012, dus globaal 23 maanden, een gasverbruik van 20.521 – 16.751 = 3.770 m3 heeft gehad, terwijl in de eindnota over de contractsperiode van globaal tien maanden het verbruik op 16.751 – 10.536 = 6.215 m3 is geschat. Dit doet vermoeden dat de schatting niet juist is geweest, en in elk geval had NLE bij deze stand van zaken nader moeten onderbouwen dat de eindnota op deugdelijke gronden berust.
2.5
NLE heeft betoogd dat de meteropname in maart 2012 geen reden kan vormen om de geschatte eindstand van het gasverbruik te corrigeren, omdat reeds per januari 2012 een correctie had plaatsgevonden, nadat Stedin had geconstateerd dat geen rekening was gehouden met een meterwissel. Het hof kan deze redenering niet volgen. Het gaat hier om twee verschillende aanleidingen om te onderzoeken of de geschatte eindstand correctie behoefde. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat toepassing van de ene correctie uitsloot dat onderzocht moest worden of de andere nog toepassing verdiende.
2.6
NLE heeft nog gesteld dat zij zich wel moet aansluiten bij de gegevens die volgen uit het Meetregister. NLE heeft echter niet gesteld en onderbouwd dat zij met [geïntimeerde] overeengekomen is dat zij in voorkomend geval zou mogen afgaan op (foutieve) gegevens uit dat register en op die basis zou mogen factureren. NLE zal derhalve bij de facturering moeten uitgaan van de werkelijke – door een meteropnemer vastgestelde of door de afnemer desgevraagd verschafte – meterstanden. Zo die niet voorhanden zijn, kunnen schattingen uitkomst brengen, mits die naar behoren zijn beredeneerd en onderbouwd. Aan dat laatste heeft het in dit geval ten aanzien van het gasverbruik ontbroken. Bij gebreke van een genoegzame onderbouwing van de vordering wordt aan bewijslevering, zoals door NLE aangeboden, niet toegekomen.
2.7
Met betrekking tot het elektriciteitsverbruik heeft [geïntimeerde] noch voorafgaand aan noch in de procedure gesteld en onderbouwd dat het door NLE in rekening gebrachte bedrag onjuist is. In zoverre moet dan ook van de gegrondheid van de eindnota worden uitgegaan. Blijkens de nota belopen de kosten daarvan een bedrag van € 591,35 exclusief BTW, dus € 703,71 inclusief BTW. De vordering zal in zoverre alsnog worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
2.8
Het hof komt dan ook tot de slotsom dat de grieven ten dele doel treffen. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Bij deze uitkomst van het geding is het passend, dat partijen elk hun eigen proceskosten dragen, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De nevenvordering, strekkende tot vergoeding van een bedrag voor buitengerechtelijke proceskosten, deelt in dit lot.
2.9
De door NLE ingestelde vordering, strekkende tot terugbetaling van hetgeen zij ter uitvoering van het bestreden vonnis mocht hebben betaald, zal, nu het alleen om de toegewezen proceskosten gaat, worden gehonoreerd.

Beslissing

Het hof:
  • vernietigt het vonnis waarvan beroep, en
  • veroordeelt [geïntimeerde] om aan NLE tegen kwijting te voldoen een bedrag van € 703,71, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding
  • veroordeelt [geïntimeerde] voorts om al hetgeen NLE ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] mocht hebben betaald aan NLE terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
  • verklaart dit arrest tot hier uitvoerbaar bij voorraad;
  • compenseert de proceskosten tussen partijen in dier voege dat elk van hen de eigen proceskosten draagt;
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, J.C.N.B. Kaal en E.M. Dousma-Valk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 augustus 2013 in aanwezigheid van de griffier.