2Het hof oordeelt over de grieven, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling, als volgt.
2.1Uitgangspunt bij het opmaken van de eindnota zal – partijen lijken het daarover eens te zijn – moeten zijn dat het verbruik wordt berekend door de stand van de meters per begin en einde van de contractsperiode te vergelijken. Het verschil vormt, met enige opslagen, de basis voor de berekening van de kosten van de levering en het transport van de door [geïntimeerde] verbruikte energie.
2.2NLE heeft bij grieven bevestigd dat Stedin de meterstanden heeft geschat. Bij betwisting van de juistheid daarvan zal NLE dus tegenover [geïntimeerde] aannemelijk moeten maken dat de schattingen de realiteit zo goed mogelijk benaderen.
2.3Voor wat betreft de meterstand bij het begin van de contractsperiode heeft NLE onbetwist gesteld dat zij een (nieuwe) klant een meterstandenkaart stuurt en dat [geïntimeerde] niet met behulp van een dergelijke kaart bij de overstap naar NLE een opgave van de meterstanden heeft gedaan. NLE heeft echter niet gesteld of zij, toen [geïntimeerde] de kaart niet had geretourneerd, moeite heeft gedaan om met de (werkelijke) meterstand alsnog op de hoogte te komen. Onder deze omstandigheden is een mogelijke onjuistheid van de schatting van de meterstand bij het begin van de contractsperiode niet zonder meer voor rekening van [geïntimeerde]. Het hof zal evenwel als uitgangspunt nemen dat de meterstand bij het begin van het contract juist is bepaald.
2.4Wat de stand bij het einde van de contractsperiode betreft is het hof, kennelijk met de kantonrechter, van oordeel dat NLE een begrijpelijke verklaring behoort te geven voor het feit dat per die datum (6 april 2010) voor het gasverbruik een (gecorrigeerde) meterstand van 16.751 m3 is aangehouden, terwijl bij de meteropname van 9 maart 2012 een stand van 20.521 m3 is geconstateerd. Ervan uitgaande dat deze meterstand in elk geval voor reëel gehouden kan worden, zou dat betekenen dat [geïntimeerde] in de periode 6 april 2010 tot 9 maart 2012, dus globaal 23 maanden, een gasverbruik van 20.521 – 16.751 = 3.770 m3 heeft gehad, terwijl in de eindnota over de contractsperiode van globaal tien maanden het verbruik op 16.751 – 10.536 = 6.215 m3 is geschat. Dit doet vermoeden dat de schatting niet juist is geweest, en in elk geval had NLE bij deze stand van zaken nader moeten onderbouwen dat de eindnota op deugdelijke gronden berust.
2.5NLE heeft betoogd dat de meteropname in maart 2012 geen reden kan vormen om de geschatte eindstand van het gasverbruik te corrigeren, omdat reeds per januari 2012 een correctie had plaatsgevonden, nadat Stedin had geconstateerd dat geen rekening was gehouden met een meterwissel. Het hof kan deze redenering niet volgen. Het gaat hier om twee verschillende aanleidingen om te onderzoeken of de geschatte eindstand correctie behoefde. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat toepassing van de ene correctie uitsloot dat onderzocht moest worden of de andere nog toepassing verdiende.
2.6NLE heeft nog gesteld dat zij zich wel moet aansluiten bij de gegevens die volgen uit het Meetregister. NLE heeft echter niet gesteld en onderbouwd dat zij met [geïntimeerde] overeengekomen is dat zij in voorkomend geval zou mogen afgaan op (foutieve) gegevens uit dat register en op die basis zou mogen factureren. NLE zal derhalve bij de facturering moeten uitgaan van de werkelijke – door een meteropnemer vastgestelde of door de afnemer desgevraagd verschafte – meterstanden. Zo die niet voorhanden zijn, kunnen schattingen uitkomst brengen, mits die naar behoren zijn beredeneerd en onderbouwd. Aan dat laatste heeft het in dit geval ten aanzien van het gasverbruik ontbroken. Bij gebreke van een genoegzame onderbouwing van de vordering wordt aan bewijslevering, zoals door NLE aangeboden, niet toegekomen.
2.7Met betrekking tot het elektriciteitsverbruik heeft [geïntimeerde] noch voorafgaand aan noch in de procedure gesteld en onderbouwd dat het door NLE in rekening gebrachte bedrag onjuist is. In zoverre moet dan ook van de gegrondheid van de eindnota worden uitgegaan. Blijkens de nota belopen de kosten daarvan een bedrag van € 591,35 exclusief BTW, dus € 703,71 inclusief BTW. De vordering zal in zoverre alsnog worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
2.8Het hof komt dan ook tot de slotsom dat de grieven ten dele doel treffen. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Bij deze uitkomst van het geding is het passend, dat partijen elk hun eigen proceskosten dragen, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De nevenvordering, strekkende tot vergoeding van een bedrag voor buitengerechtelijke proceskosten, deelt in dit lot.
2.9De door NLE ingestelde vordering, strekkende tot terugbetaling van hetgeen zij ter uitvoering van het bestreden vonnis mocht hebben betaald, zal, nu het alleen om de toegewezen proceskosten gaat, worden gehonoreerd.