ECLI:NL:GHDHA:2013:4114

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
4 november 2013
Zaaknummer
200.131.111-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van kassamedewerkster wegens schending huisregels

In deze zaak gaat het om het ontslag op staande voet van een kassamedewerkster, [geïntimeerde], door Coop Supermarkten. De medewerkster had op 16 april 2013 een blikje Red Bull uit het schap genomen en dit opgedronken zonder het voorafgaand aan de pauze af te rekenen, in strijd met de huisregels van Coop. Na het incident heeft de supermarktmanager, de heer [X], haar gevraagd om het bonnetje te tonen, waarop [geïntimeerde] loog en beweerde dat ze het blikje had afgerekend. Na onderzoek bleek dat er geen betaling voor het blikje had plaatsgevonden. Op 18 april 2013 werd [geïntimeerde] ontslagen op staande voet, wat zij betwistte en aanvoerde dat het ontslag onterecht was.

In eerste aanleg oordeelde de kantonrechter dat het ontslag een te zware sanctie was en dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd. Coop ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Het hof oordeelde dat de gedragingen van [geïntimeerde] voldoende grond vormden voor ontslag op staande voet. Het hof benadrukte dat de schending van de huisregels, die [geïntimeerde] kende, het vertrouwen tussen haar en Coop ernstig had geschaad. De persoonlijke omstandigheden van [geïntimeerde] waren niet voldoende om het ontslag te rechtvaardigen. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vordering van [geïntimeerde] af, waarbij zij in de proceskosten werd veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel Recht
Zaaknummer : 200.131.111./01
Rolnummer Rechtbank : 2060829 VV EXPL 13-287

Arrest van 12 november 2013

inzake

Coop Supermarkten B.V. ,

gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
appellante,
hierna te noemen: Coop,
advocaat: mr. A. Klaassen te Bunschoten,
tegen:

[geïntimeerde],

wonende te […],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. C.N. van den Heuvel te Rotterdam.

Het geding

1.
Op 20 augustus 2013 is tussen partijen in deze zaak een tussenarrest gewezen, waarbij een comparitie van partijen is gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2013. Van het ter comparitie verhandelde is proces-verbaal opgemaakt. De comparitie heeft niet geleid tot een regeling van het tussen partijen bestaande geschil. [geïntimeerde] heeft daarop ter comparitie van partijen een memorie van antwoord genomen en daarbij de in de dagvaarding in hoger beroep reeds opgenomen grieven gemotiveerd bestreden. Beide partijen hebben arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

2.
In het vonnis waarvan beroep, heeft de kantonrechter, als voorzieningenrechter zitting houdende te Rotterdam (hierna: de kantonrechter), een aantal feiten vastgesteld. Daartegen is in hoger beroep niet opgekomen, zodat die feiten tussen partijen vast staan. Het hof zal van die feiten uitgaan. Samengevat gaat het om het volgende.
- [geïntimeerde], geboren op […], is op 6 augustus 2007 bij (de rechtsvoorgangster
van) Coop in dienst getreden in de functie van verkoop-/kassamedewerkster;
- op 16 april 2013 ging [geïntimeerde] rond 14.30 uur (kort) met pauze; op weg naar de pauze-/personeelsruimte kwam [geïntimeerde] langs het schap met frisdrank en heeft zij vandaar een blikje “Red Bull” mee genomen. [geïntimeerde] heeft vervolgens dat blikje in de personeelsruimte opgedronken en het lege blikje in de prullenbak gedeponeerd;
- [geïntimeerde] had het blikje “Red Bull” niet van te voren (aan het begin van de pauze), afgerekend;
- in hoofdstuk 5 van het boekje “het betere werk vind je bij Coop supermarkten” staan de ‘spelregels’ voor personeelsleden van Coop. Onder “aankopen door personeelsleden” staat “Aankopen van artikelen die je in de pauze wilt consumeren, mogen alleen aan het begin van de pauze worden gekocht. Je betaalt je boodschappen contant bij de door de supermarktmanager aangegeven kassa. Na het passeren van de kassa moet de supermarktmanager of diens vervanger de kassabon paraferen (…).” [geïntimeerde] was bekend met deze ‘spelregel(s).’
- in de personeelsruimte is [geïntimeerde] door haar leidinggevende, de heer […] (hierna: [X]), meer dan eens gevraagd of zij het blikje “Red Bull” (overeenkomstig de huisregels) van te voren had afgerekend; [geïntimeerde] heeft die vraag, in strijd met de waarheid, steeds bevestigend beantwoord en gezegd dat zij het blikje al voor de ochtendpauze, tezamen met een frikandelbroodje, betaald had;
- [X] heeft daarop in het kassasysteem van de supermarkt gekeken en gecon- stateerd dat die ochtend bij geen enkele kassa “Red Bull” was afgerekend door [geïntimeerde];
- [X] heeft [geïntimeerde] op die zelfde dag, 16 april 2013, (’s-avonds, telefonisch) meegedeeld dat zij geschorst was;
- [geïntimeerde] is op 18 april 2013, na een gesprek met onder meer de districtsmanager, op staande voet ontslagen; het ontslag is [geïntimeerde] bij brief van 19 april 2013 schriftelijk bevestigd. Deze brief luidt als volgt:
“Hierbij bevestigen wij uw ontslag op staande voet met ingang van donderdag 18 april jl. Dit is u donderdag 18 april medegedeeld in een gesprek met uw supermarktmanager, de heer [X] en uw districtsmanager, de heer […].
De redenen hiervoor zijn gelegen in het geconstateerde feit dat u op dinsdag 16 april een blikje Red Bull uit het schap in de winkel haalt, hier mee naar achteren loopt en deze vervolgens opdrinkt. Dit blikje Red Bull heeft u niet bij de kassa afgerekend en dit blikje heeft u dus opgedronken zonder dat u deze betaald heeft.
Wanneer uw Supermarktmanager u vraagt om het bonnetje van dit blikje Red Bull te tonen en u vraagt of u dit blikje heeft afgerekend geeft u aan dat u dit wel degelijk gedaan heeft, namelijk rond kwart voor 10 in de ochtend en wel tegelijkertijd met een frikadelbroodje. Het bonnetje heeft u echter niet meer. Uw supermarktmanager is dit in het systeem na gaan kijken en is erachter gekomen dal er om 09.37 uur die ochtend inderdaad 1 frikadelbroodje is afgerekend, hier is verder niets bij afgerekend. Rond dit tijdstip is er überhaupt geen Red Bull afgerekend.
Uw Supermarktmanager heeft u vervolgens thuis opgebeld en aangegeven dat u geschorst bent met behoud van loon. Op 18 april bent u uitgenodigd voor een gesprek met uw supermarktmanager en uw districtsmanager om e.e.a. te bespreken.
Uit dit gesprek is gebleken dat u inderdaad de Red Bull op heeft gedronken zonder deze te betalen. U heeft aangegeven dat u dinsdag 16 april tegen uw supermarktmanager, de heer [X] heeft gelogen en dat u dit blikje inderdaad heeft gepakt zonder deze af te rekenen. Dit had u op een later moment willen doen.
Voor Coop Supermarkten is bovenstaande een zeer ernstig vergrijp waarover duidelijke afspraken zijn gemaakt in de gedragsregels van Coop Supermarkten. Deze zijn ook u bekend en terug te lezen in het boekje: "Het betere werk vind je bij Coop Supermarkten". In dit boekje staat het volgende vermeldt over het doen van aankopen door personeelsleden: "Aankopen van artikelen die je in de pauze wilt consumeren, mogen alleen aan het begin van de pauze worden gekocht. Je betaalt je boodschappen contant bij de door de supermarktmanager aangegeven kassa. Na het passeren van de kassa moet de supermarktmanager of diens vervanger de kassabon paraferen." Deze regels hangen tevens in de kantine.
Het behoeft geen toelichting dat deze situatie met zich meebrengt dat van ons niet kan worden gevergd het dienstverband nog één minuut langer te laten voortduren. Het voor de voortzetting van de arbeidsovereenkomst benodigde vertrouwen is volstrekt afwezig. Bij deze beslissing zijn uw persoonlijke gevolgen meegewogen, doch de aard en ernst van de dringende reden laten ons geen andere keuze dan over te gaan tot het ontslag op staande voet. (…)”.
- bij brief van 6 mei 2013 heeft [geïntimeerde] de nietigheid van het haar gegeven ontslag opstaande voet ingeroepen en zich beschikbaar gehouden voor de bedongen arbeid;
- de arbeidsovereenkomst van partijen is bij beschikking van 3 juli 2013 “voorwaardelijk” ontbonden per 1 augustus 2013;
- naar aanleiding van het [geïntimeerde] gegeven ontslag op staande voet heeft Coop de
salarisbetaling aan [geïntimeerde] gestaakt.
3.
Tegen de achtergrond van voormelde feiten vorderde [geïntimeerde] in eerste aanleg, kort gezegd en voor zover thans nog van belang, doorbetaling van loon tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst.
4.
De kantonrechter heeft voormelde vordering van [geïntimeerde] toegewezen en Coop veroordeeld in de kosten van de procedure. Kort gezegd komt het oordeel van de kantonrechter er op neer dat het [geïntimeerde] gegeven ontslag op staande voet een te zware sanctie was op hetgeen is voorgevallen en dat een minder zwaar middel passender zou zijn geweest. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is de arbeidsovereenkomst van partijen op 18 april 2013 niet tot een einde gekomen.
5.
Coop kan zich met het vonnis van de kantonrechter niet verenigen. In hoger beroep vordert zij vernietiging van genoemd vonnis alsmede afwijzing van de vordering zoals door [geïntimeerde] in eerste aanleg is ingesteld.
6.
Het hof stelt voorop, dat voor toewijzing van een vordering in kort geding vereist is dat sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Voorts dient het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk te zijn.
7.
De grieven die Coop in het kader van het hoger beroep heeft ingesteld, lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Kort gezegd richten beide grieven zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat de feiten zoals voorgevallen, alle omstandigheden in aanmerking genomen, onvoldoende grond zijn voor het aannemen van een dringende reden en dat dientengevolge het [geïntimeerde] gegeven ontslag op staande voet geen stand kan houden.
8.
In deze procedure staat de vraag centraal of er in dezen al dan niet sprake is van een Coop verschafte dringende reden om [geïntimeerde] op staande voet te ontslaan. Het hof beantwoordt die vraag voorshands bevestigend. Ter zake overweegt het hof als volgt.
9.
Coop hanteert, ter bescherming van haar winkelvoorraad, strakke regels met betrekking tot de aanschaf door eigen personeel van goederen uit de winkel. Tussen partijen is niet in discussie dat [geïntimeerde] met die door Coop gehanteerde strakke regels bekend was: in de pauze te consumeren goederen dienden bij aanvang van de pauze te worden afgerekend. [geïntimeerde] heeft zich, naar tussen partijen onbestreden vaststaat, op 16 april 2013 met betrekking tot het blikje “Red Bull” niet aan die regel gehouden; zij had nog niet voor het blikje betaald toen zij het tijdens haar middagpauze heeft opgedronken.
Deze schending van de gedragsregels leverde in beginsel grond voor ontslag op staande voet op, als verwoord in de onder 2. geciteerde brief van 19 april 2013. Op verdenking van overtreding van genoemde huisregel door [X] aangesproken, heeft [geïntimeerde] meer dan eens ontkend dat van schending van de huisregels sprake was, [geïntimeerde] heeft aanvankelijk (tegen beter weten in) volgehouden dat zij het blikje “Red Bull” betaald had. [geïntimeerde] heeft zelfs (zoals zij ter comparitie verklaard heeft), nadat haar gevraagd was het bonnetje van de beweerde aankoop te tonen, in de prullenbak “gezocht” naar het (niet bestaande) bonnetje dat zij beweerde te hebben weggegooid. Dusdoende heeft [geïntimeerde] getracht haar werkgever (Coop ) te misleiden aangaande het onbetaald onttrekken van een vermogensbestanddeel (het blikje “Red Bull”) aan de winkelvoorraad van Coop. Daarbij is van minder belang welke waarde met de gewraakte handeling gemoeid was, nu het met name gaat om het ontoelaatbare handelen zelf. Van Coop kon niet worden verwacht het dienstverband met [geïntimeerde] die door dusdanig in strijd met de huisregels te handelen het tussen partijen noodzakelijke vertrouwen schond, nog langer te laten voortduren, vgl. ook artikel 7:678 lid 2 onder d. BW. Dat [geïntimeerde] niet direct de toegang tot de supermarkt is ontzegd maar haar werk tot het einde van de diensttijd (die 16e april) heeft voortgezet, doet aan het voorgaande niet af. De heer [X] was onweersproken tot ontslag van [geïntimeerde] niet bevoegd.
Afgezet tegen het vorenstaande leveren de gestelde persoonlijke omstandigheden van [geïntimeerde], zoals de lengte van het dienstverband, haar privé omstandigheden (jonge alleenstaande moeder) en verstrekkende (financiële) gevolgen, onvoldoende tegenwicht op om anders te beslissen.
Dat [geïntimeerde] in een toestand van stress en/of van uit een schrikreactie onwaarheid zou hebben gesproken over het afrekenen van het blikje “Red Bull”, maakt, zo al juist, vorenstaande niet anders, een en ander valt namelijk niet te rijmen met het gegeven dat [geïntimeerde] “gezocht” heeft naar het (niet bestaande) bonnetje dat zij beweerde te hebben weggegooid. Ook het feit dat [geïntimeerde] na haar pauze rond 14.30 uur alsnog (om 15.05 uur) een blikje “Red Bull” heeft afgerekend doet aan dat alles niet af.
10.
De conclusie is dat, naar het voorlopig oordeel van het hof, de grieven doel treffen. Het bestreden vonnis kan niet in stand blijven en zal worden vernietigd. [geïntimeerde] zal worden veroordeeld in de kosten van zowel de eerste aanleg als in de kosten van het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van 3 juli 2013;
en
opnieuw rechtdoende:
- wijst de vordering van [geïntimeerde], zoals ingesteld bij de inleidende dagvaarding van 6 juni 2013 en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, af;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Coop tot op 3 juli 2013 begroot op de kosten zoals hieronder nader gespecificeerd:
salaris gemachtigde : € 400,--;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Coop tot op heden begroot op de kosten zoals hieronder nader gespecificeerd:
exploot : € 79,21;
vastrecht : € 683,--;
salaris advocaat : € 1.264,--.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.R. Mellema, J.W. van Rijkom en V. Disselkoen, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 november 2013 in aanwezigheid van de griffier.