In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbenden tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de waarde van een onroerende zaak, gelegen in de gemeente Westland, werd vastgesteld op € 603.000. De belanghebbenden, die genothebbenden zijn van de woning, hebben bezwaar gemaakt tegen deze WOZ-beschikking en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelasting. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbenden gegrond verklaard en de waarde van de woning vastgesteld op € 580.000, waarbij de aanslag dienovereenkomstig werd verminderd. De Inspecteur heeft in hoger beroep incidenteel appel ingesteld, maar dit werd door het Hof niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. Het Hof heeft de waarde van de woning in goede justitie vastgesteld op € 580.000, waarbij het de argumenten van beide partijen heeft gewogen. De rechtbank oordeelde dat de Inspecteur niet voldoende bewijs had geleverd om de hogere waarde van € 603.000 te onderbouwen, terwijl de belanghebbenden ook niet in hun bewijsvoering zijn geslaagd. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Den Haag, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 27 mei 2013.