In deze zaak gaat het om de vaststelling van de waarde van een twee-onder-een-kapwoning gelegen op 110 meter van een bovengrondse hoogspanningsverbinding. De belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die de waarde van de woning had vastgesteld op € 487.000. De Inspecteur van de gemeente Zoetermeer had deze waarde vastgesteld in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor het jaar 2011. De belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde en stelde dat deze te hoog was, mede door de invloed van de nabijgelegen hoogspanningsverbinding op de waarde van de woning.
De rechtbank had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de waarde verlaagd tot € 472.000. De belanghebbende ging echter in hoger beroep, waarbij hij een verdere verlaging van de waarde naar € 378.000 bepleitte. Het Gerechtshof Den Haag heeft de zaak op 27 mei 2013 behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat de Inspecteur onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. De belanghebbende heeft onderbouwd dat de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding een negatieve invloed heeft op de waarde van de woning, en dat de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen niet representatief zijn voor de waardepeildatum.
Het Hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de waarde van de woning in goede justitie moet worden vastgesteld op € 450.000, en heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, behoudens de veroordeling in de proceskosten. De Inspecteur is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende in hoger beroep, vastgesteld op € 1.554,40, en het griffierecht van € 115. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen.