ECLI:NL:GHDHA:2013:4085

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2013
Publicatiedatum
4 november 2013
Zaaknummer
BK-12/00505
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van taxatiekosten in het kader van de Wet WOZ

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De zaak betreft de vergoeding van taxatiekosten in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De rechtbank had eerder de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 310.000, na een beroep van belanghebbende tegen de beschikking van de gemeente Hellevoetsluis, die de waarde op € 322.000 had vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de bestreden uitspraak op bezwaar, waarbij de waarde werd verlaagd en de Inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten.

In hoger beroep was de centrale vraag of de Inspecteur de door belanghebbende gemaakte taxatiekosten moest vergoeden. Belanghebbende had een taxatierapport ingediend, maar de Inspecteur betwistte de vergoeding op basis van de 'no cure no pay'-constructie van de taxateur. Het Hof oordeelde dat de taxatiekosten wel degelijk voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat de werkzaamheden niet als bijzonder gecompliceerd konden worden aangemerkt en er geen inpandige opname had plaatsgevonden. Het Hof stelde de kosten van de taxateur vast op € 119, inclusief omzetbelasting.

Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover het betreft de kostenvergoeding en veroordeelde de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1.871,90. Tevens werd de Inspecteur gelast om het griffierecht van € 156 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 mei 2013, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-12/00505

Uitspraak d.d. 27 mei 2013

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hellevoetsluis, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 8 mei 2012, nummer AWB 11/1484, betreffende na te vermelden beschikking en aanslag.

Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) is de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning), vastgesteld op € 322.000 per 1 januari 2010 (hierna: de waardepeildatum). Deze beschikking geldt voor het kalenderjaar 2011.
1.2. Aan belanghebbende is voor het jaar 2011, wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning, een aanslag opgelegd in de onroerendezaakbelasting van de gemeente Hellevoetsluis naar een heffingsmaatstaf van € 322.000.
1.3. Het aanslagbiljet waaruit van de vorenvermelde beschikking en aanslag blijkt, is gedagtekend 28 februari 2011.
1.4. Bij twee in één geschrift, gedagtekend 7 oktober 2011, vervatte uitspraken heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.
1.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. In verband hiermee is een griffierecht geheven van € 41. De rechtbank heeft:
- het beroep gegrond verklaard,
- de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd;
- de beschikking in dier voege gewijzigd dat de daarin vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 310.000;
- de aanslag verminderd tot een aanslag, berekend naar een waarde van € 310.000;
- bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- bevolen dat de Inspecteur aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 41 vergoedt;
- de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten die belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke zijn bepaald op € 1.315,90.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 115. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 15 april 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Voorafgaand aan de zitting heeft de Inspecteur bij brief van 10 april 2013 een nader standpunt ingenomen. De brief is ter kennis gebracht aan belanghebbende.

Vaststaande feiten

3.1. Belanghebbende is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning.
3.2. Belanghebbende heeft ter onderbouwing van zijn standpunten een taxatierapport van [A], opgemaakt door [B], opgemaakt op 9 mei 2011, in het geding gebracht. De taxateur heeft de woning ten behoeve van het taxatierapport uitwendig geïnspecteerd. In de bezwaarfase heeft belanghebbende verzocht om een vergoeding van de kosten.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1. In hoger beroep is tussen partijen uitsluitend in geschil of de Inspecteur de door belanghebbende gemaakte taxatiekosten dient te vergoeden.
4.2. Ter zitting heeft belanghebbende zich voor de hoogte van de taxatiekostenvergoeding en de vraag of voor de bepaling van de proceskostenvergoeding in hoger beroep sprake is van samenhangende zaken, gerefereerd aan het oordeel van het Hof.
4.3. De Inspecteur heeft in zijn brief van 10 april 2013 geconcludeerd dat aan belanghebbende een vergoeding toekomt in verband met het opgestelde taxatierapport, die moet worden vastgesteld op € 50 per uur, exclusief omzetbelasting, en dat voor de bepaling van de proceskosten in hoger beroep uit moet worden gegaan van een samenhang van de onderhavige zaak met de zaken met nummers BK-12/00449, BK-12/00450 en BK-12/00457.

Conclusies van partijen

5.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot veroordeling van de Inspecteur in de taxatiekosten.
5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het hoger beroep.

Oordeel van de rechtbank

6.
De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, omtrent het geschil het volgende overwogen, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiser en de Inspecteur als verweerder heeft aangeduid:
“2.3.2. Met gebruikmaking van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb stelt de rechtbank de waarde vast op € 310.000,-. Deze uitspraak zal in plaats treden van de te vernietigen uitspraak op bezwaar.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.
Tevens ziet de rechtbank aanleiding verweerder, met toepassing van de artikelen 7:15, tweede lid, en 8:75, eerste lid, van de Awb, te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van zijn bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.3.3. Met betrekking tot de vraag of de kosten van het door eiser ingebrachte taxatierapport van [A] van 9 mei 2011, waarbij [C] als tussenpersoon heeft gefungeerd, voor vergoeding in aanmerking komen, overweegt de rechtbank het volgende.
Allereerst overweegt de rechtbank dat, in tegenstelling tot hetgeen door verweerder is aangevoerd, niet is gebleken dat er sprake is van gelieerdheid tussen de vennootschappen [C] en [D]. Voor zover de namen van de vennoten bekend zijn, gaat het om verschillende personen. Voor zover die namen niet bekend zijn. kan het ontbreken van die gegevens niet ten nadele van eiser worden uitgelegd.
Volgens inmiddels vaste jurisprudentie van deze rechtbank komen de kosten van een taxatierapport over de waarde van een onroerende zaak in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking indien de betrokken taxateur werkt op basis van ‘no cure no pay’. In die situatie is sprake van een rechtstreeks financieel belang van de taxateur bij de uitkomst van de procedure in het kader waarvan hij de taxatie heeft verricht De aanwezigheid van dit belang verdraagt zich niet met het beginsel dat een deskundige verplicht is zijn opdracht onpartijdig en naar beste weten te vervullen. Dit beginsel is onder meer neergelegd in artikel 8:34, eerste lid, van de Awb. Voorbeelden van deze jurisprudentie zijn de uitspraken van deze rechtbank van 11 november 2011 (LJN: BU4918) en van 2 december 2011 (LJN: BU8235).
Ter zitting is komen vast te staan dat de nota, met daarin begrepen de kosten van de werkzaarnheden van de door [C] ingeschakelde lokale taxateur, alsmede de kosten voor rechtsbijstand, pas door eiser aan [D] behoeft te worden voldaan indien sprake is van een toewijzende uitspraak. Ter zitting is door de heer [E] namens eiser toegelicht dat [C] de rekening van de lokale makelaar alleen doorbelast aan [D] en dat er alleen betaling plaatsvindt zowel aan [C] als aan de lokale makelaar, indien er een toewijzende uitspraak is.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de werkzaamheden voor het door de locale makelaar opgestelde taxatierapport zijn verricht op basis van ‘no cure no pay’. Deze makelaar heeft immers ook een rechtstreeks financieel belang bij de uitkomst van de procedure.
Verder is geen rede aan de orde gesteld of gebleken die de rechtbank aanleiding geven verweerder desondanks in de kosten van die werkzaamheden te veroordelen. In het bijzonder is niet gebleken van een kenbaar objectiveerbare expertise van de taxateur die de ontstane schijn van partijdigheid wegneemt, bijvoorbeeld omdat diens taxatierapport heeft bijgedragen aan de onderbouwing van de uiteindelijk vastgestelde waarde. Aan eiser komt dus geen vergoeding toe voor de kosten van het taxatierapport.”

Beoordeling van het hoger beroep

7.1. Tussen partijen is niet langer in geschil dat belanghebbende recht heeft op vergoeding van de taxatiekosten. Het betreft een woning zonder bijzonderheden, zodat niet kan worden geoordeeld dat sprake is van zeer gecompliceerde werkzaamheden. Voorts staat vast dat er geen sprake is van een inpandige opname door de taxateur. Het Hof stelt de kosten taxateur vast op twee uur à € 50 per uur, exclusief omzetbelasting, derhalve in totaal € 119 met inbegrip van omzetbelasting.
7.2. Dit betekent dat het hoger beroep gegrond dient te worden verklaard. Beslist dient te worden zoals hierna vermeld.

Proceskosten en griffierecht

8.1 Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Van samenhang van de onderhavige zaak met de zaken met nummer BK-12/00449, BK-12/00450 en BK-12/00457 is geen sprake. Weliswaar betreft deze zaak hetzelfde onderwerp, maar het hoger beroepschrift in deze zaak is bijna een maand na het hoger beroepschrift in de andere zaken bij het Hof ingekomen.
8.2. Het Hof stelt de proceskosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het vorengenoemde Besluit en de daarbij behorende bijlage, voor de onderhavig zaak vast op:
- € 437 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het Hof: 2 punten à € 437 x 0,5 (gewicht van de zaak);
- € 874 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor de rechtbank;
- € 441,90 wegens kosten in de bezwaarfase;
- € 119 wegens kosten van het taxatierapport, in totaal derhalve op € 1.871,90.
Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
Voorts dient aan belanghebbende het voor de behandeling voor de rechtbank gestorte griffierecht van € 41, alsmede het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 115 te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank,
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het betreft de kostenvergoeding en laat de uitspraak voor het overige in stand,
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.871,90, verminderd met de reeds betaalde proceskosten,
- gelast de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 156 aan griffierecht te vergoeden, voor zover hij dit nog niet heeft vergoed.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, M.C.M. van Dijk en T.A. Gladpootjes, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.S. Sterkenburg. De beslissing is op 27 mei 2013in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.