In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De zaak betreft de vergoeding van taxatiekosten in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De rechtbank had eerder de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 310.000, na een beroep van belanghebbende tegen de beschikking van de gemeente Hellevoetsluis, die de waarde op € 322.000 had vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de bestreden uitspraak op bezwaar, waarbij de waarde werd verlaagd en de Inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten.
In hoger beroep was de centrale vraag of de Inspecteur de door belanghebbende gemaakte taxatiekosten moest vergoeden. Belanghebbende had een taxatierapport ingediend, maar de Inspecteur betwistte de vergoeding op basis van de 'no cure no pay'-constructie van de taxateur. Het Hof oordeelde dat de taxatiekosten wel degelijk voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat de werkzaamheden niet als bijzonder gecompliceerd konden worden aangemerkt en er geen inpandige opname had plaatsgevonden. Het Hof stelde de kosten van de taxateur vast op € 119, inclusief omzetbelasting.
Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover het betreft de kostenvergoeding en veroordeelde de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1.871,90. Tevens werd de Inspecteur gelast om het griffierecht van € 156 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 mei 2013, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.