In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om de vergoeding van kosten voor beroepsmatige rechtsbijstand die belanghebbende heeft gemaakt in de bezwaarfase. De zaak betreft een geschil tussen belanghebbende, wonende aan de [a-straat 1] te [Z], en de heffingsambtenaar van de gemeente Hellevoetsluis. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn woning, die was vastgesteld op € 335.000 per 1 januari 2010. Na een hoorzitting en een eerdere uitspraak van de rechtbank Dordrecht, waarin de waarde was verlaagd naar € 297.000, heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin de proceskostenvergoeding in bezwaar was vastgesteld op € 248,90.
Het Gerechtshof heeft op 27 mei 2013 uitspraak gedaan. Het Hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de proceskosten in bezwaar en heeft bepaald dat de Inspecteur de kosten van belanghebbende in de bezwaarfase dient te vergoeden tot een totaalbedrag van € 466,90. Dit bedrag is berekend op basis van de beroepsmatige rechtsbijstand en de aanwezigheid van een taxateur tijdens de hoorzitting. Daarnaast heeft het Hof de Inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten die belanghebbende heeft gemaakt in de procedure bij het Hof, vastgesteld op € 437, en het griffierecht van € 115.
De uitspraak benadrukt het belang van een correcte vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedures en bevestigt dat de aanwezigheid van een gemachtigde bij een hoorzitting recht geeft op een kostenvergoeding, ongeacht of deze het woord heeft gevoerd. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.