ECLI:NL:GHDHA:2013:4080

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2013
Publicatiedatum
4 november 2013
Zaaknummer
BK-12/00602
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van kosten voor beroepsmatige rechtsbijstand in de bezwaarfase volgens de Wet WOZ

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om de vergoeding van kosten voor beroepsmatige rechtsbijstand die belanghebbende heeft gemaakt in de bezwaarfase. De zaak betreft een geschil tussen belanghebbende, wonende aan de [a-straat 1] te [Z], en de heffingsambtenaar van de gemeente Hellevoetsluis. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn woning, die was vastgesteld op € 335.000 per 1 januari 2010. Na een hoorzitting en een eerdere uitspraak van de rechtbank Dordrecht, waarin de waarde was verlaagd naar € 297.000, heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin de proceskostenvergoeding in bezwaar was vastgesteld op € 248,90.

Het Gerechtshof heeft op 27 mei 2013 uitspraak gedaan. Het Hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de proceskosten in bezwaar en heeft bepaald dat de Inspecteur de kosten van belanghebbende in de bezwaarfase dient te vergoeden tot een totaalbedrag van € 466,90. Dit bedrag is berekend op basis van de beroepsmatige rechtsbijstand en de aanwezigheid van een taxateur tijdens de hoorzitting. Daarnaast heeft het Hof de Inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten die belanghebbende heeft gemaakt in de procedure bij het Hof, vastgesteld op € 437, en het griffierecht van € 115.

De uitspraak benadrukt het belang van een correcte vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedures en bevestigt dat de aanwezigheid van een gemachtigde bij een hoorzitting recht geeft op een kostenvergoeding, ongeacht of deze het woord heeft gevoerd. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-12/00602

Uitspraak d.d. 27 mei 2013

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hellevoetsluis, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 19 juni 2012, nummer AWB 11/1413, betreffende na te vermelden beschikking en aanslag.

Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) is de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning), vastgesteld op € 335.000 per 1 januari 2010 (hierna: de waardepeildatum). Deze beschikking geldt voor het kalenderjaar 2011.
1.2. Aan belanghebbende is voor het jaar 2011, wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning, een aanslag opgelegd in de onroerendezaakbelasting van de gemeente Hellevoetsluis naar een heffingsmaatstaf van € 335.000.
1.3. Het aanslagbiljet waaruit van de vorenvermelde beschikking en aanslag blijkt, is gedagtekend 28 februari 2011.
1.4. Bij twee in één geschrift, gedagtekend 7 oktober 2011, vervatte uitspraken heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en de waarde van de woning verlaagd naar € 297.000. De aanslag onroerendezaakbelasting is dienovereenkomstig verminderd. Voorts heeft de Inspecteur een kostenvergoeding toegekend van € 139,90.
1.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. In verband hiermee is een griffierecht geheven van € 41. De rechtbank heeft:
- het beroep gegrond verklaard,
- het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat deze uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde besluit,
- de beschikking van 28 februari 2011 vernietigd in dier voege dat de daarin voor de woning vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 274.000.
-de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een waarde van € 274.000,
- bepaald dat de Inspecteur de proceskosten van belanghebbende in de bezwaarfase dient te vergoeden ten bedrag van € 248,90, verminderd met het reeds door de Inspecteur toegekende bedrag van € 139,90,
- de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken, deze begroot op € 874 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en € 238 ter zake van taxatiewerkzaamheden, te betalen aan belanghebbende,
- bepaald dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 115. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 15 april 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen.

Vaststaande feiten

3.1. Belanghebbende is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning.
3.2. Op 16 september 2011 heeft naar aanleiding van zijn bezwaarschrift een hoorzitting plaatsgevonden. De gemachtigde van belanghebbende was daarbij aanwezig, evenals de door hem ingeschakelde taxateur. Voor het opstellen van het bezwaarschrift en het bijwonen door de taxateur van de hoorzitting heeft de Inspecteur een vergoeding toegekend. Voor het overige is het verzoek om kostenvergoeding afgewezen.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1. In hoger beroep is tussen partijen uitsluitend in geschil of de Inspecteur de door belanghebbende in de bezwaarfase gemaakte kosten ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor zover het betreft het bijwonen van de hoorzitting, dient te vergoeden. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
4.2. Voor de standpunten van de partijen wordt verwezen naar de processtukken.

Conclusies van partijen

5.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt, onder handhaving van de door de Rechtbank toegekende proceskostenvergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar, tot toekenning van een additionele vergoeding voor deze rechtsbijstand van € 218.
5.2. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

Oordeel van de rechtbank

6.
De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, omtrent het geschil het volgende overwogen, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiser en de Inspecteur als verweerder heeft aangeduid:
“2.4.4. (…)
Gelet op het voorgaande kent de rechtbank ter zake van de in de bezwaarfase verleende rechtsbijstand een vergoeding toe van € 218,- (1 punt voor de indiening van het bezwaarschrift met een waarde van € 218,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de gemachtigde de hoorzitting niet heeft bijgewoond voor de behandeling van de onderhavige zaak, aangezien in die zaak alleen de taxateur het woord heeft gevoerd. Ten aanzien van de aanwezigheid van de taxateur op de hoorzitting kan, overeenkomstig het standpunt van eiser dienaangaande, worden volstaan met de reeds bij uitspraak op bezwaar toegekende vergoeding van € 25,-. (…)”

Beoordeling van het hoger beroep

7.1. Ingevolge de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt het bedrag van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, vastgesteld door aan de verrichte proceshandelingen punten toe te kennen overeenkomstig de in de Bijlage opgenomen lijst (A). Onder A4. Bezwaar en administratief beroep wordt 1 punt toegekend voor het verschijnen ter hoorzitting.
7.2. De Algemene wet bestuursrecht noch het Besluit proceskosten bestuursrecht of de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht maakt onderscheid tussen een situatie waarin een gemachtigde ter hoorzitting verschijnt en wel het woord voert en een situatie waarin deze niet het woord voert.
7.3. Nu vast staat dat de gemachtigde van belanghebbende aanwezig is geweest bij de behandeling van het bezwaarschrift tijdens de hoorzitting, laat dit geen andere slotsom toe dan dat belanghebbende daarvoor een vergoeding ter grootte van 1 punt toekomt. In totaal komt belanghebbende als kostenvergoeding in de bezwaarfase toe het bedrag van € 466,90 (wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase 2 punten à € 218 x 1 (gewicht van de zaak) vermeerderd met € 25 voor de taxateur alsmede € 5,90 voor leges).
7.4. Dat betekent dat de uitspraak van de rechtbank in zoverre vernietigd dient te worden en dat beslist dient te worden zoals hierna vermeld.

Proceskosten en griffierecht

8.1. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 437 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor de rechtbank en voor het Hof (2 punten à € 437 x 0,5 (gewicht van de zaak)).
Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
Voorts dient aan belanghebbende het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 115 te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof
- vernietigt de uitspraak op van de rechtbank, maar uitsluitend voor zover daarin de proceskosten in bezwaar zijn vastgesteld op € 248,90;
- bepaalt dat de Inspecteur de proceskosten in de bezwaarfase dient te vergoeden ten bedrage van € 466,90, verminderd met het reeds door de Inspecteur betaalde bedrag;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 437,
- gelast de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 115 aan griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, M.C.M. van Dijk en T.A. Gladpootjes, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.S. Sterkenburg. De beslissing is op 27 mei 2013 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.