ECLI:NL:GHDHA:2013:3849

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2013
Publicatiedatum
11 oktober 2013
Zaaknummer
200.124.203-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgemeenschap na echtscheiding

In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen partijen na hun echtscheiding, die op 21 mei 2012 is ontbonden. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 december 2012, waarin de verdeling van de huwelijksgemeenschap was vastgesteld. De vrouw heeft incidenteel appel ingesteld en verzoekt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Tijdens de procedure zijn verschillende stukken ingediend, waaronder pleitnotities van de man en een verweerschrift van de vrouw. De zaak is op 13 september 2013 mondeling behandeld, waarbij beide partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

Het hof heeft vastgesteld dat de echtscheiding op 18 februari 2013 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De man verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de verdeling van de huwelijksgemeenschap opnieuw vast te stellen. De vrouw verzet zich tegen dit verzoek en refereert zich ten aanzien van enkele subsidiaire verzoeken van de man. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, evenals de argumenten van beide partijen met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap.

Het hof oordeelt dat de hoofdregel van verdeling bij helfte van de huwelijksgemeenschap in dit geval niet kan worden afgeweken, omdat de door de man aangevoerde omstandigheden niet uitzonderlijk genoeg zijn om een afwijking te rechtvaardigen. De man heeft geen bewijs geleverd dat de vrouw hem financieel heeft benadeeld. Het hof heeft ook de overeenstemming tussen partijen over de peildatum voor de waardering van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld op 21 mei 2012. De uitspraak van het hof leidt tot een gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beschikking, waarbij de man de Visa creditcardschuld met rekeningnummer [C] voor zijn rekening neemt onder de verplichting aan de vrouw om een bedrag van € 722,86 aan hem te vergoeden. De overige verzoeken van de man zijn afgewezen, en de bestreden beschikking is voor het overige bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 9 oktober 2013
Zaaknummer : 200.124.203/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 12-3851 + 427538
[de man],
wonende te[woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.G. de Jong te Den Haag,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. L. Leenders te Den Haag.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 20 maart 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
20 december 2012 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
De vrouw heeft op 28 mei 2013 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 10 juli 2013 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 29 augustus 2013 twee producties;
van de zijde van de vrouw:
- op 30 augustus 2013 een brief van 29 augustus 2013 met bijlagen;
- op 9 september 2013 een faxbericht met bijlage.
De zaak is op 13 september 2013 mondeling behandeld. Ter zitting zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten. De man heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vastgesteld, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.:
1. aan de man worden toebedeeld:
1.1 de echtelijke woning te [adres], en de daaraan gekoppelde hypothecaire lening, onder de verplichting aan de vrouw de helft van de overwaarde te betalen berekend zoals weergegeven in de overwegingen van deze beschikking en onder de verplichting zich in te spannen de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de hypotheek;
1.2 de aan de hypotheek gekoppelde kapitaalrekening met nummer [X], onder verrekening met de vrouw van een bedrag van € 572,32;
1.3 de bankrekening bij ABN AMRO met rekeningnummer [Y], onder verrekening met de vrouw van de helft van het saldo per de peildatum;
1.4 de bankrekening bij ING met rekeningnummer[Z], onder verrekening met de vrouw van de helft van het saldo per de peildatum;
1.5 de spaarrekening met rekeningnummer [W], onder verrekening met de vrouw van de helft van het saldo per de peildatum;
1.6 de Jeep Cherokee, onder verrekening met de vrouw van een bedrag van € 625,-;
1.7 de scooter Piaggio, onder verrekening met de vrouw van een bedrag van € 237,50;
1.8 de zaken van de inboedel die hij thans onder zich heeft;
2. aan de vrouw worden toebedeeld:
2.1 de bankrekening bij ING met rekeningnummer [V], onder verrekening met de man van de helft van het saldo per de peildatum;
2.2 de Visa creditcards met referentie [A] en [B], voor zover nog aanwezig op de peildatum, zonder nadere verrekening met de man;
2.3 de BMW, onder verrekening met de man van een bedrag van € 2.742,50;
2.4 de portfolio;
2.5 de zaken van de inboedel die zij thans onder zich heeft.
en verklaart deze vaststelling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de man de volgende schulden als eigen schulden voor zijn rekening zal nemen onder de verplichting aan de vrouw het haar toekomende deel, zijnde de helft per de peildatum, aan de man te vergoeden:
a. de Visa creditcardschuld met rekeningnummer [C], onder de verplichting aan de vrouw om een bedrag van € 540,84 aan de man te vergoeden;
b. het Flexibel krediet met rekeningnummer[d], onder de verplichting aan de vrouw om een bedrag van € 4.983,59 aan de man te voldoen;
c. de schuld aan de Stichting HBO Haaglanden, onder de verplichting aan de vrouw om een bedrag van € 214,13 aan de man te vergoeden;
d. de (voorlopige) aanslag Inkomstenbelasting 2011, onder de verplichting aan de vrouw om een bedrag van € 1.169,- aan de man te vergoeden;
en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de vrouw een bedrag van in totaal € 767,- aan de man dient te vergoeden ter zake van de door de man betaalde Waterschapsbelasting 2012 en Eneco-kosten, en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
De echtscheidingsbeschikking is op 18 februari 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de verdeling van de huwelijksgemeenschap, welke is ontbonden op 21 mei 2012.
2. De man verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende:
Primair:
I. de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen waarbij de vrouw toe komt en voor haar rekening neemt hetgeen zij heeft aangebracht aan de huwelijksgemeenschap en de man toe komt en voor zijn rekening neemt hetgeen hij heeft aangebracht aan de huwelijksgemeenschap en tevens te bepalen dat goederen die verkregen zijn van derden tijdens het huwelijk toekomen aan de echtgenoot op wiens naam het goed geregistreerd staat, met dien verstande dat, indien het goed niet geregistreerd is, het toekomt aan de echtgenoot die het goed in zijn/haar bezit heeft en voorts te bepalen dat schulden die zijn aangegaan tijdens het huwelijk voor rekening komen van de echtgenoot op wiens naam de schuld is aangegaan met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding in beide instanties;
Subsidiair:
II. de peildatum van de omvang en de waardering van de huwelijksgemeenschap te bepalen op 21 mei 2012;
III. te bepalen dat de echtelijke woning gelegen aan de [adres] en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening aan de man wordt toebedeeld onder de verplichting aan de vrouw de helft van de overwaarde te voldoen onder verrekening van de taxatiekosten van € 208,25, de kosten van de uit te voeren taxatie ter bepaling van de waarde en de notariële kosten verbonden aan de overdracht van de woning;
IV. te bepalen dat de man de Visa creditcardschuld met rekeningnummer [C] als eigen schuld voor zijn rekening zal nemen onder de verplichting aan de vrouw om de helft van die schuld, te weten een bedrag van € 722,85 aan de man te vergoeden;
V. te bepalen dat de man de schuld aan Turien & Co als eigen schuld voor zijn rekening zal nemen onder de verplichting aan de vrouw om de helft van die schuld, te weten een bedrag van € 110,- aan de man te vergoeden;
VI. te bepalen dat de vrouw aan de man een bedrag van € 65,35 dient te voldoen ter zake de door de man betaalde schuld van de vrouw aan Tele2.
VII. de bestreden beschikking voor het overige te bekrachtigen.
3. De vrouw bestrijdt het beroep en refereert zich ten aanzien van het subsidiair verzochte onder de punten II, IV en V en verzoekt het hof de overige verzoeken van de man af te wijzen.
4. In incidenteel appel verzoekt de vrouw:
Primair:
te bepalen dat de vrouw de goederen toekomen zoals door de vrouw voorgesteld bij schrijven van 5 november 2012 bijlage B.
Subsidiair:
indien de man deze goederen toch heeft vervreemd, te bepalen dat de man een waarde van € 20.000,- aan de vrouw dient te vergoeden, uit hoofde van overbedeling van de man.
5. De man verzet zich daartegen en verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, het incidenteel appel af te wijzen.
PRINCIPAAL APPEL

Verdeling bij helfte

6.
De man stelt zich op het standpunt dat bij de verdeling van de gemeenschap moet worden afgeweken van het uitgangspunt dat de gemeenschap van goederen bij echtscheiding bij helfte wordt verdeeld. Hij voert daartoe aan dat de vrouw, voor en tijdens de echtscheidingsprocedure, er op uit was hem financieel te benadelen. Zo heeft zij zonder zijn medeweten sieraden verpand. Voorts begrijpt het hof uit de toelichting op de grief dat de man het standpunt inneemt dat de vrouw tijdens de procedure in eerste aanleg de waarde met betrekking tot de auto heeft trachten te manipuleren. De man concludeert dat de vrouw het huwelijk enkel is aangegaan om zichzelf ten nadele van hem te bevoordelen.
7.
De vrouw heeft voormeld standpunt van de man gemotiveerd weersproken.
8.
Het hof stelt voorop dat tussen partijen een algehele gemeenschap van goederen bestaat, hetgeen in beginsel meebrengt dat de gemeenschap, op grond van artikel 1:94 van het Burgerlijk Wetboek (BW), alle tegenwoordige en toekomstige goederen en schulden van de echtgenoten omvat (ongeacht door wie verkregen of door wie aangegaan). Bij de verdeling van de ontbonden gemeenschap hebben de echtgenoten een gelijk aandeel in die ontbonden gemeenschap op grond van het bepaalde in artikel 1:100 BW. De afwijking van de hoofdregel kan slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden worden aangenomen, waarin het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat de ene echtgenoot zich jegens de andere beroept op een verdeling bij helfte van de ontbonden gemeenschap. Het hof verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 20 september 2013 (ECLI:NL:HR:2013:CA3748).
9.
Het hof is van oordeel dat de door de man aangevoerde omstandigheden noch op zichzelf noch in onderlinge samenhang zo uitzonderlijk zijn dat deze een afwijking van de hiervoor in rechtsoverweging 8 weergegeven hoofdregel rechtvaardigt. Met betrekking tot de sieraden was de vrouw bestuursbevoegd, de vrouw mocht de sieraden verkopen of verpanden. Onbestreden is dat de vrouw gelden voor de sieraden heeft ontvangen. Door deze ontvangsten is de gemeenschap eveneens gebaat. Op grond van art 1:88 BW was de vrouw niet gehouden tot het verkrijgen van toestemming voor het verpanden van haar sieraden. Het feit dat de vrouw de waarde van de auto heeft trachten te beïnvloeden is eveneens geen omstandigheid die rechtvaardigt dat gemeenschap niet bij helfte moet worden verdeeld. De man is in de gelegenheid geweest om verweer te voeren tegen de stellingen van de vrouw met betrekking tot de waarde van de auto

Peildata omvang en waardering

10.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de te hanteren peildata. Zij zijn overeengekomen dat de peildatum voor de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap én de waardering van de te verdelen goederen 21 mei 2012 is.

Waarde echtelijke woning

11.
De man stelt zich op het standpunt dat de voormalig echtelijke woning dient te worden getaxeerd door een door partijen overeen te komen taxateur. De aldus gevonden waarde dient volgens de man als uitgangspunt te worden genomen. Van de gevonden overwaarde dienen volgens de man de kosten van de taxatie die hij in eerste aanleg heef laten uitvoeren te worden afgetrokken. Voorts dienen de notariële kosten verbonden aan de overdracht van de woning van de overwaarde te worden afgetrokken.
12.
De vrouw stelt dat partijen ter zitting in eerste aanleg overeenstemming hebben bereikt over de waarde van de echtelijke woning. Zij is van mening dat partijen aan deze overeenstemming zijn gebonden.
13.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting leidt het hof af dat sprake is van een door aanbod en aanvaarding tot stand gekomen overeenkomst tussen partijen betreffende de waarde van de echtelijke woning. Zo volgt, onder meer, uit de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling in eerste aanleg dat de man akkoord is gegaan met een waarde van € 204.750,-. Daarnaast wordt door de rechtbank weergegeven dat partijen het er over eens zijn dat de echtelijke woning aan de man wordt toebedeeld voor een waarde van € 204.750,-. Dit wordt door de man in zijn beroepschrift (punt 11) nogmaals bevestigd. Partijen zijn naar het oordeel van het hof aan deze overeenkomst gebonden. Naar het oordeel van het hof zijn er geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan de vrouw geen nakoming kan vorderen van de hiervoor genoemde overeenkomst met betrekking tot de verdeling van de voormalige echtelijke woning.
14.
Indien en voor zover de door de man in eerste aanleg gemaakte taxatiekosten in de gemeenschap vallen, dat wil zeggen dat deze kosten voor 21 mei 2012 zijn gemaakt, dan is ieder der partijen voor de helft draagplichtig. Indien en voor zover deze kosten door de man zijn gemaakt na 21 mei 2012 dan komen deze kosten volledig voor zijn rekening.

Visa creditcard man

15.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de hoogte van de Visa creditcard met rekeningnummer [C] op naam van de man. Zij zijn overeengekomen dat de schuld op de peildatum € 1.445,71 bedroeg. Het hof zal, nu partijen overeenstemming hebben bereikt, dienovereenkomstig beslissen. Dit leidt in zoverre tot vernietiging van de bestreden beschikking. Ieder der partijen is voor de helft draagplichtig voor deze schuld.

Visa creditcards vrouw

16.
De man stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat op de creditcardrekening van de vrouw geen positief saldo staat. De man voert daartoe aan dat er een mogelijkheid bestaat om te sparen. Hij verzoekt dan ook de vrouw om ex artikel 1:83 BW stukken met betrekking tot de creditcardgegevens te overleggen. Bij gebrek aan wetenschap gaat de man uit van een positief saldo van € 10.000,-, waarvan de vrouw hem de helft dient te voldoen.
17.
De vrouw weerspreekt dat er sprake is van een positief saldo. Volgens haar is eerder sprake van een negatief saldo waarvoor de man voor de helft draagplichtig is. Ter onderbouwing van haar standpunt dat geen sprake is van een positief saldo heeft zij een e-mailbericht van
4 september 2013 van de Afdeling Credit Control van icscards overgelegd waaruit volgt dat er op de peildatum geen sprake is van een positief saldo.
18.
Het hof is van oordeel, mede gelet op het door de vrouw overgelegde e-mailbericht van
4 september 2013, dat geen sprake is van een positief saldo op de Visa creditcards op naam van de vrouw met nummers [A] en [B]. Nu er geen positief saldo is, is er niet sprake van een vorderingsrecht, nu er geen vorderingsrecht is er geen goed dat valt te verdelen. Het hof kan zich er in vinden dat de vrouw haar contractuele relatie met de creditkaart organisatie voortzet.

Tele2 en Turien&Co

19.
De man stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte de schuld bij Tele2 en de schuld bij Turien&Co met betrekking tot het eigen risico van de zorgverzekering niet in de verdeling heeft betrokken.
20.
De vrouw stelt dat de schuld bij Tele2 vermoedelijk is ontstaan voor de peildatum en derhalve bij helfte dient te worden verdeeld. Voorts stemt de vrouw in met verdeling bij helfte met betrekking tot het eigen risico.
21.
Het hof leidt uit de stukken en het verhandelde ter zitting af dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de schulden bij Tele2 en Turien&Co. Zij zijn overeengekomen dat indien en voor zover de schulden in de gemeenschap vallen, derhalve voor 21 mei 2012 zijn gemaakt, ieder van hen voor de helft draagplichtig is voor deze schulden. Het hof zal, nu partijen overeenstemming hebben bereikt, dienovereenkomstig beslissen. Dit leidt tot een aanvulling van de bestreden beschikking.

Proceskosten

22.
Het hof ziet geen reden, zoals door de man is verzocht, om de vrouw te veroordelen in de proceskosten en zal het verzoek derhalve afwijzen.
INCIDENTEEL APPEL
23.
Ter zitting in hoger beroep is aan de vrouw voorgehouden dat zij in haar petitum van het incidenteel appel geen vernietiging van de bestreden beschikking vraagt, doch dat daaruit een bekrachtiging van de bestreden beschikking volgt. De vrouw heeft ter zitting bevestigd dat het een executiegeschil betreft, nu zij meent recht te hebben op goederen die de man nog onder zich heeft. Deze goederen vordert zij van de man.
24.
Het hof zal, nu door de vrouw erkend is dat het een executiegeschil is, het door de vrouw in incidenteel appel verzochte niet bespreken, nu dat in het kader van onderhavige procedure niet relevant is. Het hof zal het door de vrouw in incidenteel appel verzochte dan ook afwijzen.
25.
De vrouw stelt in haar incidenteel beroepschrift zich niet te kunnen verenigen met de door de rechtbank vastgestelde waarde van de BMW. Hieromtrent wordt door haar echter niets verzocht. Het hof zal aan het standpunt van de vrouw derhalve voorbij gaan.
26.
Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij is bepaald dat de man de Visa creditcardschuld met rekeningnummer [C] voor zijn rekening zal nemen onder de verplichting aan de vrouw om een bedrag van € 540,48 aan de man te vergoeden en in zoverre opnieuw beschikkende;
bepaalt dat de man de Visa creditcardschuld met rekeningnummer [C] voor zijn rekening zal nemen onder de verplichting aan de vrouw om een bedrag van € 722,86 aan de man te vergoeden;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
bepaalt in aanvulling op de bestreden beschikking dat ieder van partijen voor de helft draagplichtig is voor de volgende schulden indien en voor zover deze schulden in de gemeenschap vallen:
  • de schuld bij Tele2 van € 65,35:
  • de schuld bij Turien&Co van € 220,-;
  • de door de man in eerste aanleg gemaakte taxatiekosten;
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Van Dijk en Ydema, bijgestaan door
mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 oktober 2013.