Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
arrest d.d. 24 september 2013
de vennootschap naar Duits recht Lidl Nederland GmbH,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
"Bijgaand ontvangt u de intentieverklaring inzake Capelle aan den IJssel retour"aan [betrokkene 1] een aangepaste door haar voor akkoord getekende intentieverklaring teruggezonden. De aanpassingen betroffen de huurprijs, de geldende (algemene) voorwaarden, het recht van onderhuur, de index en de rubriek Bijzonderheden. De gewijzigde intentieverklaring luidde – voor zover relevant aldus:
"Schermerhoek 518-520, Capelle aan den IJssel
primairde indeplaatstelling van SRII en
subsidiairde vernietiging van de opzegging van 30 januari 2013 op grond van dwaling.
"er met u reeds intentieafspraken zijn gemaakt voor de periode vanaf 1 mei 2013"), maar daaruit volgt naar het voorlopig oordeel van het hof niet dat Lidl had moeten begrijpen dat de Curator niet van de werkelijke situatie op de hoogte was en niet tot opzegging zou zijn overgegaan als hij de werkelijke stand van zaken kende. Dit geldt te meer, omdat vaststaat dat [betrokkene 1] (en gelet op de veronderstelling dus de Curator) reeds op 1 februari 2013 met de werkelijke stand van zaken op de hoogte raakte(n) (zie hierboven rechtsoverweging 2.9), maar hieraan aanvankelijk geen consequenties verbond(en). Zo deed de Curator niet direct na ontvangst van de brief van Lidl van 1 februari 2013, waarin Lidl de opzegging bevestigde, een beroep op dwaling en verzocht op dat moment evenmin om indeplaatsstelling; de Curator reageerde in het geheel niet. De omstandigheid dat sprake was van een hectische periode in het faillissement verklaart weliswaar hoe een en ander zo (mis) heeft kunnen lopen, maar is niet een omstandigheid die Lidl tegengeworpen kan worden. Ook kan niet aan Lidl worden tegengeworpen dat in de opzeggingsbrief niet wordt gesproken over een beoogde sluitingsdatum en bijbehorende (eind)oplevering van het filiaal, welke mededelingen wel waren opgenomen in de brieven voor de zogenoemde sluitingsfilialen. Lidl kende de inhoud van die brieven immers niet. Bovendien sprak Lidl in haar bevestigingsbrief (zie hierboven 2.7) wèl over een (eind)oplevering en op die brief reageerde de Curator – zoals gezegd – niet. Naar het voorlopig oordeel van het hof is daarom onvoldoende aannemelijk geworden dat het door de Curator gedane beroep op dwaling in de bodemzaak zal worden gehonoreerd. De grief faalt.