ECLI:NL:GHDHA:2013:3404

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2013
Publicatiedatum
11 september 2013
Zaaknummer
105.006.638-02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlies van diamanten en eigen schuld van de verzekeringnemer in schadeverzekering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een schadeverzekeringskwestie tussen een B.V. gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen [appellante], en Allianz Nederland Schadeverzekering N.V., gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen Allianz. De zaak betreft de vermissing van diamanten die verzekerd waren onder een blockpolis. De rechtbank Rotterdam had eerder de vordering van [appellante] afgewezen op grond van eigen schuld. Het hof heeft de feiten vastgesteld, waarbij het onbetwist is dat [appellante] sinds 1986 een verzekeringsovereenkomst heeft met meerdere verzekeraars, waaronder Allianz, die vanaf 2000 voor 30% deelnam aan de verzekering. De verzekering dekte materiële schade, waaronder verlies van diamanten, maar met uitsluitingen voor bepaalde situaties.

De kern van het geschil draait om de vraag of de schade aan de diamanten, die op 15 april 2001 vermist raakten, het gevolg was van eigen schuld van [appellante]. Het hof oordeelt dat [de directeur] van [appellante] nalatig is geweest door de diamanten onbeheerd achter te laten in zijn huis en in zijn auto. Het hof stelt vast dat deze nalatigheden een causaal verband hebben met de schade, en dat [appellante] onvoldoende feiten heeft aangedragen die de schade anders zouden kunnen verklaren. Het hof bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst de grieven van [appellante] af, waarbij het benadrukt dat de verzekeringsovereenkomst niet uitsluit dat eigen schuld een rol speelt bij schadeclaims.

De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere vonnissen van de rechtbank worden bekrachtigd en dat [appellante] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Dit arrest is gewezen op 12 februari 2013 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 105.006.638/02
Zaak-/rolnummer rechtbank : 239696 / HA ZA 05-1610

arrest d.d. 12 februari 2013

inzake

[…] B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. P.J.A.M. Voeten te Amsterdam,
tegen

Allianz Nederland Schadeverzekering N.V.,

gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Allianz,
advocaat: mr. D. Knottenbelt te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 18 juni 2007 is [appellante] in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 5 april 2006 en 28 maart 2007, gewezen tussen [appellante] als eiseres en Allianz als gedaagde. Bij memorie van grieven heeft [appellante] onder overlegging van producties acht grieven tegen het vonnis van 28 maart 2007 aangevoerd, die door Allianz bij memorie van antwoord zijn bestreden.
Ten slotte heeft Allianz de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
Het hof verwijst voor wat betreft de inhoud van de grieven naar de memorie van grieven.
2.
De door de rechtbank in het vonnis van 5 april 2006 onder 2 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan. Het gaat om de hierna volgende feiten.
2.1.
[appellante] heeft sinds 19 februari 1986 een verzekeringsovereenkomst met een aantal verzekeraars, een zogenaamde blockpolis. Allianz neemt in elk geval vanaf 9 maart 2000 als verzekeraar voor 30% deel aan de verzekering.
Deze verzekeringsovereenkomst houdt onder meer het volgende in:
“Het verzekerde interest bestaat uit (…) diamanten (…) en wel (tenzij anders mocht zijn bepaald) terwijl genoemde interesten hetzij zich bevinden onverschillig waar in enig gebouw of op enige plaats, welke dan ook, hetzij worden vervoerd of medegenomen, uitsluitend onder persoonlijk geleide binnen NEDERLAND, BELGIE van/naar en binnen PORTUGAL en BRAZILIE.
De verzekering dekt alle gedurende de verzekeringstermijn ontstane materiële schade (…) bestaande uit (…) geheel of gedeeltelijk verlies van het verzekerde, onverschillig waardoor bedoelde schade mocht zijn veroorzaakt, echter met uitsluiting van:
(…)
(…)
(…)
(…)
Nader wordt overeengekomen:
-(…)
- dat de premie van deze verzekering elk jaar opnieuw wordt vastgesteld aan de hand van het gebruikelijke vragenformulier, waarin de cijfers en verdere gegevens over de afgelopen twaalf maanden dienen te worden vermeld
(…) ten aanzien van goederen, welke aan Verzekerde (…) in consignatie (…) zijn gegeven, bestaat dekking onder deze polis (…)”
2.2.
Het bij die verzekeringsovereenkomst behorende Aanhangsel nr. 24 d.d. 14 maart 2000, luidt – voorzover hier van belang – als volgt:
“Verzekerde bedrag(en): USD 400.000,00
Verzekerde interest(en): als premier risque op diamant etc. gedurende reizen en verblijf binnen NEDERLAND, BELGIE, PORTUGAL en BRAZILIE, alsmede reizen van en naar de genoemde landen. Exclusief zendingen.
Condities: Blockpolis.
(…)
Wijzigingsdatum: 9 maart 2000
Aard wijziging:
Wordt hierbij aangetekend dat de premie van deze verzekering voor de periode 19 februari 2000/2001, aan de hand van de door verzekerde verstrekte cijfers en gegevens, vervat in het vragenformulier d.d. 9 maart 2000, ongewijzigd gehandhaafd blijft op USD 18.700,-, exclusief kosten en assurantiebelasting”
2.3.
Een door […], directeur/aandeelhouder van [appellante] (hierna: [de directeur]), op 9 maart 2000 ondertekend aanvraagformulier blockpolis (hierna: het aanvraagformulier) houdt onder meer in:
“4) Wordt uw voorraad ’s-nachts en
indien uw kantoren gesloten zijn in
een brandkast bewaard? Zo niet,
welk gedeelte wordt dan in een
brandkast bewaard? : Safe Diamantbeurs of safe ABN/Amro Bank of in de brandkast van bevriende relaties of in de banco Portuguès do Atlantiquo, welke ruimten zijn beveiligd of onder persoonlijke berusting thuis.
(…)
8) Waarop wordt de waarde in
handen van makelaars
gedurende de laatste twaalf
maanden gemiddeld per dag
geschat? : De goederen bevinden zich in het buitenland bij:
US $ 100.000,00 permanent bij […], […] en […] (nabij Lissabon), beveiligd pand + bankkluis)
of bij derden thuis (zonder alarm in kluis – […], vrijwel altijd iemand thuis aanwezig) […], Nederland US $ 10.000,00
[…], Brazilië (US $ 25.000,00)
(…)”
2.4.
Op 15 april 2001 heeft [de directeur] in Portugal aangifte gedaan van vermissing van een portefeuille met daarin diamanten ter waarde van circa USD $ 40.000,-.
2.5.
In een rapport van expertise d.d. 8 augustus 2001 opgemaakt door Cunningham Polak Schoute BV, Experts & Taxateurs (hierna: Cunningham) is in het kader van de schadevaststelling in verband met deze vermissing vastgesteld een schade ad USD $ 29.535,-aan eigendommen van [appellante] en ad USD $ 17.919,- aan eigendommen van derden. Het rapport vermeldt daarbij:
“Omtrent deze bedragen bestaat mondeling overeenstemming met betrokkenen.”
3.
[appellante] vordert in deze procedure - samengevat - dat Allianz wordt veroordeeld tot betaling van:
a. een bedrag van 30% van US $ 47.454,-;
b. een bedrag van 30% van € 1.542,-;
c. het nadelige koersverschil van de dollar over het bedrag sub a. tussen de koers op de datum van het schadebrengende voorval en de koers op het moment waarop betaald zal worden, in euro’s,
met rente en kosten.
4.
[appellante] heeft aan haar vordering –samengevat – ten grondslag gelegd dat zij recht heeft op uitkering onder de polis van de waarde van de verloren diamanten, in eigendom toebehorend deels aan [appellante], deels aan consignatieleveranciers en dat Allianz ten onrechte weigert tot uitkering over te gaan. Daarnaast meent [appellante] recht te hebben op vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten.
5.
Allianz heeft verweer gevoerd tegen de vordering van [appellante].
6.
Bij het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank de vordering afgewezen op grond van eigen schuld aan de zijde van [appellante]. Hiertegen richten zich de grieven II (voor zover gericht tegen rov. 2.11 van het bestreden vonnis), III, IV, V en VI van [appellante], die zich voor gezamenlijke behandeling lenen.
7.
Allianz heeft haar beroep op art. 276 K (oud) gegrond op de navolgende stellingen:
a. [de directeur] heeft de diamanten gedurende een aantal dagen onbeheerd achtergelaten in zijn huis te […] (o.m. conclusie van antwoord onder 10 en 12);
b. [de directeur] heeft op de terugreis van […] naar Lissabon zijn colbert met daarin de diamanten in zijn auto achtergelaten terwijl hij zich richting een (weg)restaurant of een benzinestation begaf (o.m. conclusie van antwoord onder 11 en 12);
c. [de directeur] heeft niet gecontroleerd of de diamanten nog in het colbert aanwezig waren en evenmin gecontroleerd of de ritssluiting van het colbert goed dichtzat gedurende het vertrek uit Porto en bij aankomst in […], gedurende het verblijf in […], voorafgaand en tijdens de reis naar Lissabon, tijdens de tussenstop op weg naar Lissabon en voorafgaand aan het binnengaan van het hotel in Lissabon; hieruit blijkt dat [de directeur] tussen het bezoek bij een cliënt op 11 april en de ontdekking van de vermissing op 14 april 2001 in het geheel niet, althans niet regelmatig heeft gecontroleerd (o.m. memorie van antwoord onder 3.39);
d. er bestaat causaal verband tussen de hiervoor genoemde gedragingen (welke volgens Allianz een beroep op eigen schuld rechtvaardigen) en het optreden van de schade; causaal verband moet althans als vaststaand worden aangenomen, nu door deze gedragingen de toedracht van de vermissing niet meer met zekerheid is vast te stellen, zodat ervan moet worden uitgegaan dat de diamanten zijn verdwenen ofwel toen zij onbeheerd werden achtergelaten in het huis te […], ofwel toen zij onbeheerd werden achtergelaten in de auto.
8.
Het hof stelt bij de beoordeling hiervan voorop dat [appellante] geen grief heeft gericht tegen de beslissing van de rechtbank dat de diamanten een grote waarde vertegenwoordigen en dat dit meebrengt dat van [appellante] een aanzienlijke mate van voorzichtigheid mocht worden verwacht bij het bewaren en vervoeren van deze kostbaarheden (rov. 2.14, eerste twee volzinnen, van het eindvonnis). Dit staat dan ook tussen partijen vast. Hiervan uitgaande, oordeelt het hof als volgt.
9.
Als onbetwist staat vast dat [de directeur] de diamanten twee dagen heeft achtergelaten in zijn huis te […] terwijl hij bij vrienden in Spanje was. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat – ook als juist is dat het jasje op de door [appellante] gestelde plaats was opgeborgen, het huis was voorzien van tralies en alarm en een aantal malen per dag werd gecontroleerd door een derde – het gedurende langere tijd onbeheerd achterlaten van dergelijke kostbaarheden in een huis waarvan een derde kennelijk een sleutel had, niet overeenstemt met de aanzienlijke mate van voorzichtigheid die van [appellante] als verzekeringnemer mocht worden verwacht. Dit geldt temeer daar [de directeur] de diamanten - die een grote waarde vertegenwoordigden - ook in een kluis bij een instantie in de buurt had kunnen opslaan, hetgeen in redelijkheid van hem kon worden verlangd nu gesteld noch gebleken is dat hij deze toen (in […] c.q. in Spanje) nodig had voor het uitvoeren van enige handelsactiviteit. Hierbij is overigens geen sprake geweest van een enkel moment van onbedachtzaamheid, nu de diamanten gedurende twee dagen onbeheerd zijn achtergelaten. Bovendien staat vast dat [de directeur] (blijkens zijn verklaring ter comparitie van 28 september 2005) bij terugkomst in zijn huis te […] niet heeft gecontroleerd of de (onbeheerd achtergelaten) diamanten nog in zijn colbert zaten. Ook deze nalatigheid valt [appellante] als verzekeringnemer toe te rekenen. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat bij een dergelijke controle de kans groter was geweest dat de verdwijning van de diamanten sneller was ontdekt en dat deze mogelijk nog waren terug te vinden.
10.
Bij het voorgaande tekent het hof aan dat de rechtbank bij haar beoordeling heeft kunnen en mogen betrekken dat de door [appellante] bedoelde derde een sleutel van het huis in […] had. Dit valt immers genoegzaam af te leiden uit de eigen verklaring van [de directeur] ter comparitie van 28 september 2005 dat een persoon regelmatig komt controleren of alles in en rond deze woning in orde is en dat die persoon zonder zijn toestemming nooit mensen in de woning zal toelaten. Temeer daar [appellante] geen informatie heeft verstrekt over de wijze waarop deze (niet nader aangeduide) persoon met de sleutels van het huis omging, kan naar het oordeel van het hof niet worden uitgesloten dat deze in verkeerde handen zijn gekomen.
11.
Met betrekking tot het causaal verband tussen de hiervoor in rov. 9 bedoelde nalatigheden, die als eigen schuld van [appellante] zijn aan te merken in de zin van art. 276 K (oud), en het optreden van de schade overweegt het hof als volgt. Allianz heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat deze nalatigheden de oorzaak (kunnen) zijn van het optreden van de schade, bestaande uit de vermissing van de diamanten. [appellante] heeft geen duidelijke en concrete andere feiten en omstandigheden gesteld die de schade kunnen hebben veroorzaakt, terwijl dit, bezien tegen de achtergrond van de aan [appellante] toe te rekenen nalatigheden, wel van haar had mogen worden verlangd. Integendeel, [appellante] heeft ontkend dat sprake zou zijn geweest van diefstal uit de auto van [de directeur] en heeft onder meer nog aangevoerd dat er “geen enkel feit” is dat een causaal verband tot de geleden schade kan hebben (memorie van grieven op p. 8). Dit alles leidt tot de conclusie dat in rechte, als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende gemotiveerd betwist, vast staat dat de schade is veroorzaakt door de eerder genoemde nalatigheden, in onderling verband beschouwd.
12.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de grieven III, IV, V en VI niet kunnen slagen. Hetgeen [appellante] in dat kader verder nog naar voren heeft gebracht leidt niet tot een ander oordeel en behoeft geen afzonderlijke bespreking.
13.
[appellante] heeft voorts nog gesteld dat de polisbepaling welke inhoudt dat verzekerd is schade “onverschillig waardoor bedoelde schade mocht zijn veroorzaakt” een beroep op art. 276 K (oud) verhindert, althans beperkt. Te dien aanzien geldt het volgende. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat deze bewoordingen, bij gebreke van feiten en omstandigheden die - met toepassing van de Haviltex-maatstaf - op iets anders wijzen, slechts tot uitdrukking brengen dat sprake is van een zogeheten all-risk-verzekering, waarbij de verzekerde risico’s niet nader zijn aangeduid. Deze bewoordingen wijzen er niet op - en [appellante] heeft geen althans onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zij zulks mocht begrijpen - dat de verzekeraar de mogelijkheid van een beroep op eigen schuld in de zin van art. 276 K (oud) heeft willen uitsluiten of beperken. Ook grief II (voor zover gericht tegen rov. 2.11 van het bestreden eindvonnis) kan derhalve niet slagen.
14.
Voorzover grief II is gericht tegen rov. 2.5 van het eindvonnis, kan deze evenmin doel treffen, aangezien die rechtsoverweging slechts ziet op het verweer van de verzekeraar dat in dit geval niet is voldaan aan de polisvoorwaarden, omdat uitsluitend dekking wordt verleend voor diefstal uit een huis waar niemand aanwezig is indien de goederen in een kluis zijn opgeborgen. Nu het beroep op art. 276 K (oud) in elk geval slaagt, is de (afzonderlijke) vraag of al dan niet dekking bestaat onder de polis niet meer van belang.
15.
Grief I is gericht tegen rov. 2.3 van het bestreden eindvonnis. Ook deze grief faalt. Het hof kan zich geheel met deze beslissing van de rechtbank verenigen en maakt deze tot de zijne. Het hof voegt daaraan nog het volgende toe. De (kenmerkende) verplichting van [appellante] uit de verzekeringsovereenkomst bestaat uit het betalen van premie, dus niet het verstrekken van informatie over het voorval als door haar bedoeld. Tegenover het betalen van premie staat de verplichting van Allianz tot het doen van een of meer uitkeringen, waarvan bij het sluiten van de overeenkomst nog niet vast staat of en in hoeverre enige uitkering moet worden gedaan. In het kader van art. 6:89 BW – indien en voor zover hier al van toepassing – is derhalve niet Allianz, maar [appellante] (die aanspraak maakt op uitkering) als de schuldeiser aan te merken. Bovendien is de stelling van [appellante] dat Allianz een maand na het voorval al in verzuim kwam te verkeren, onvoldoende onderbouwd, temeer daar niet is aangevoerd dat de schade toen al was vastgesteld. Overigens is niet gebleken dat in de polisvoorwaarden zou zijn bepaald dat de schade wordt geregeld binnen 30 dagen na het plaatsvinden van het verzekerd voorval. Ten slotte zijn ook geen feiten en omstandigheden aangevoerd die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat Allianz niet tijdig onderzoek naar deze schade heeft doen verrichten of dat dit onderzoek te lang zou hebben geduurd.
16.
Grief VII heeft geen zelfstandige betekenis en behoeft geen afzonderlijke behandeling.
17.
Het bewijsaanbod van [appellante] wordt gepasseerd, nu zij geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die kunnen leiden tot een andere beslissing. De slotsom is dat de bestreden vonnissen dienen te worden bekrachtigd en dat [appellante] zal worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
- bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 5 april 2006 en 28 maart 2007;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Allianz begroot op € 402,- aan verschotten (griffierecht) en € 1.158,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Verbeek, J.W. van Rijkom en A.M. Voorwinden, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 februari 2013 in aanwezigheid van de griffier.