2.Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1Design Express drijft een onderneming die zich toelegt op de verkoop en distributie van technische tekenprogramma's. [appellant] houdt zich onder meer bezig met interieurinrichting en het ontwerpen van meubilair.
2.2[appellant] werkt vanaf 2001 met het door Design Express geleverde softwareprogramma VectorWorks Pro. In juni 2006 heeft [appellant] naast een upgrade van VectorWorks (à € 750,-- excl. BTW), ook een uitbreiding besteld van dat programma met de modules Interieurbouw (à € 3.435,-- excl. BTW) en Renderworks (à € 845,-- excl. BTW), alsmede twee privélessen VectorWorks (à € 720,-- excl. BTW).
2.3De software is op 29 juni 2006 geleverd.
2.4Op 10 augustus 2006 heeft [appellant] van Design Express bij de software behorende definitieve serienummers ontvangen.
2.5Op 31 augustus en 26 oktober 2006 heeft [appellant] privélessen voor de module Interieurbouw gevolgd.
2.6De ter zake van de hierboven onder 2.2 bedoelde bestelling verzonden factuur van 28 juni 2006 van in totaal € 5.750,-- exclusief BTW / € 6.842,50 inclusief BTW heeft [appellant] aanvankelijk geheel onbetaald gelaten.
2.7[appellant] heeft op 24 december 2007 een deelbetaling verricht van € 2.754,85, zijnde het verschuldigde bedrag ter zake van de upgrade, Renderworks en de privélessen, inclusief BTW.
2.8In deze procedure vordert Design Express in conventie betaling van een bedrag van € 4.087,65, inclusief BTW, ter zake van de module Interieurbouw, vermeerderd met rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
2.9In reconventie vordert [appellant] – zakelijk weergegeven –
primairde ontbinding van de koopovereenkomst voor zover deze ziet op de module Interieurbouw en de privélessen, alsmede de veroordeling van Design Express tot terugbetaling aan hem van een bedrag van € 856,80,-- ter zake van de privélessen, vermeerderd met wettelijke handelsrente; en
subsidiairde veroordeling van Design Express – op straffe van een dwangsom – om binnen vier weken na betekening zorg te dragen voor 1) een werkende module Interieurbouw, waarbij ook de specifiek bij brief van 22 juni 2006 door [appellant] bevestigde functies correct en volledig functioneren en 2) deugdelijke privélessen, met zowel primair als subsidiair veroordeling van Design Express in de kosten van de procedure. [appellant] stelt zich daarbij op het standpunt dat Design Express is tekortgeschoten in de nakoming van haar overeenkomst ter zake van de module Interieurbouw, alsmede de privélessen.
2.1Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank [appellant] in conventie veroordeeld om aan Design Express te betalen een bedrag van € 4.700,80, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 2 BW over een bedrag van € 4.087,65 vanaf 9 november 2007 tot aan de dag van voldoening en in reconventie de vorderingen van [appellant] afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van zowel de conventie als de reconventie. De rechtbank overwoog daartoe dat [appellant] niet binnen bekwame tijd heeft geklaagd over het gesteld niet naar behoren functioneren van de module Interieurbouw, alsmede de zinloosheid van de privélessen.
3.1In hoger beroep vordert [appellant] de vernietiging van het bestreden vonnis in conventie en in reconventie, en opnieuw rechtdoende in conventie de afwijzing van de vorderingen van Design Express en in reconventie de toewijzing van zijn inleidende vorderingen.
3.2De grieven zijn gericht tegen de overwegingen die de rechtbank hebben gebracht tot haar beslissing. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.3Het gaat in deze om een internationale koopovereenkomst. De rechtbank heeft –kennelijk in navolging van partijen, die in hun stukken verwezen naar het Nederlandse Burgerlijk Wetboek – bij de beoordeling Nederlands recht als uitgangspunt genomen. Hiertegen is geen van partijen opgekomen, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
3.4De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [appellant] niet heeft voldaan aan de klachtplicht als bedoeld in artikel 7:23 BW. [appellant] meent dat dit niet het geval is. Volgens [appellant] is na veel klagen over de niet werkende softwaremodule de heer Ottenhof van Design Express (verder: Ottenhof) op 9 november 2007 bij [appellant] langsgekomen. Ottenhof meende dat het opnieuw installeren van de software de klachten (het steeds vastlopen van de software) zou opheffen. Dit was echter niet het geval hetgeen Ottenhof zelf heeft geconstateerd. Ottenhof stelde dat een ter zake deskundige van Design Express hierop terug zou komen, maar dat is niet gebeurd. Design Express wist toen op 9 november 2007 dus van het gebrek en van het feit dat dit niet was opgelost. Half december 2007 werd [appellant] gebeld door Ottenhof met het verzoek in ieder geval over te gaan tot betaling van hetgeen niet met een gebrek was behept. Dit heeft [appellant] vervolgens gedaan, aldus nog steeds [appellant]. Met betrekking tot de privélessen stelt [appellant] zich op het standpunt dat klagen niet nodig was. Als het programma niet functioneert en steeds vastloopt kunnen de lessen immers niet naar behoren gegeven worden.
3.5Het hof overweegt als volgt.
Het standpunt dat over de lessen niet geklaagd hoefde te worden, omdat uit het feit dat het programma niet naar behoren functioneert, reeds volgt dat de lessen niet deugdelijk kunnen zijn, wordt door het hof verworpen. Nu [appellant] de privélessen heeft gevolgd op 31 augustus en 26 oktober 2006 en hij de lessen ook heeft betaald na het verzoek in ieder geval te betalen hetgeen niet met een gebrek was behept (MvG, onder 10 en 11), kan hij niet meer in redelijkheid volhouden evident was dat de lessen niet voldeden aan de overeenkomst en dat klagen dus niet nodig was. Dit betekent dat de grieven in zoverre falen en de primaire en subsidiaire reconventionele vorderingen voor zover deze zien op de privélessen terecht zijn afgewezen.
3.6Met betrekking tot het al dan niet tijdig klagen over de gestelde gebrekkigheid van de module Interieurbouw overweegt het hof, dat [appellant] – zoals de rechtbank terecht heeft overwogen – binnen bekwame tijd nadat hij de gestelde gebreken heeft ontdekt, daarover had moeten klagen. Design Express heeft naar voren gebracht dat [appellant] reeds in 2006 in betalingsverzuim was. Het hof is van oordeel dat nu de software is geleverd in juni 2006, de cursus is gevolgd in augustus en oktober 2006 en in oktober 2006 ook de handleidingen geleverd waren, de klachttermijn reeds is beginnen te lopen in oktober 2006. Voor het oordeel dat [appellant] vóór medio 2007 (toen de redelijke klachttermijn in ieder geval was geëindigd) op voor Design Express kenbare wijze heeft geklaagd over de ondeugdelijkheid van de geleverde module, heeft hij onvoldoende gesteld. De enkele omstandigheid dat [appellant] in die periode wel vragen heeft gesteld aan Design Express over het programma doet daaraan niet af, nu tussen partijen vaststaat dat het een gecompliceerd programma betrof. [appellant] heeft nog betoogd dat Design Express geen nadeel heeft ondervonden van het feit dat hij te laat zou hebben geklaagd. Het hof merkt op, dat voor het antwoord op de vraag of binnen bekwame tijd is geklaagd de vraag of de verkoper nadeel lijdt door de lengte van de termijn slechts één van de omstandigheden is waarmeer rekening moet worden gehouden. Voorts heeft te gelden dat het gaat om een (complex) software-programma, zodat een vermeend gebrek daaraan ook het gevolg kan zijn van andere factoren. De verkoper had daarom wel degelijk belang bij tijdig klagen. En zoals al eerder overwogen: het stellen van (gebruikers)vragen behoefde door Design Express niet te worden opgevat als klachten. Dit betekent dat de grieven ook in zoverre falen.
3.7Nadat [appellant] de gevorderde buitengerechtelijke kosten heeft bestreden, heeft Design Express bij memorie van antwoord een overzicht overgelegd van de verrichte werkzaamheden. [appellant] heeft dat overzicht – hoewel hij bij akte daartoe in de gelegenheid was – niet bestreden. Naar het oordeel van het hof heeft Design Express daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van werkzaamheden die meer hebben omvat dan die waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te houden. Ook de grief die op de kosten van die werkzaamheden ziet, slaagt daarom niet.
3.8Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep faalt. Het bestreden vonnis dient – zij het op andere gronden – in stand te blijven. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.