Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest d.d. 12 februari 2013
[appellante 1],
advocaat: mr. A.C.E.G. Cordesius te Den Haag,
[geïntimeerde 1],
Het geding
De beoordeling van het hoger beroep
a. De VvE is eigenaar van een pand gelegen aan de[adres]
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een vordering tot betaling van meerwerk door een aannemer, [geïntimeerde 1], tegen een appartementseigenaar, [appellante 1]. De zaak is ontstaan na een brand in het pand van de Vereniging van Eigenaren (VvE) op 7 augustus 2008, waarvoor [geïntimeerde 1] door de VvE werd ingeschakeld om herstelwerkzaamheden uit te voeren. De VvE had een totaalbedrag van € 376.246,73 aan [geïntimeerde 1] betaald, maar na een geschil over de uitvoering van de werkzaamheden heeft de VvE de overeenkomst met [geïntimeerde 1] beëindigd. [geïntimeerde 1] vorderde vervolgens een bedrag van € 66.569,36 van [appellante 1] voor meerwerk dat volgens hem was uitgevoerd.
Het hof heeft de feiten en stellingen van beide partijen beoordeeld. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde 1] niet voldoende bewijs had geleverd dat er een opdracht was gegeven voor het meerwerk. De bewijslast lag bij [geïntimeerde 1], en het hof concludeerde dat de stellingen van [appellante 1] dat zij geen opdracht had gegeven voor het meerwerk, niet weerlegd waren. Het hof volgde [geïntimeerde 1] niet in zijn stelling dat hij recht had op betaling voor het meerwerk, omdat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over de uitvoering en betaling van deze werkzaamheden.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het [appellante 1] had veroordeeld tot betaling van € 66.569,36. In plaats daarvan werd [appellante 1] veroordeeld tot betaling van € 8.436,= aan [geïntimeerde 1], vermeerderd met BTW en wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.