Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Beoordeling van het hoger beroep
In het principaal en incidenteel appel
De feiten
1.1. [geïntimeerde] en [appellant] zijn beide werkzaam op het gebied van het wereldwijd (ver-)huren en (ver-)kopen van kranen.
1.2. [geïntimeerde], in de persoon van de heer [A], - het hof zal in beide gevallen over [geïntimeerde] spreken (vrouwelijk enkelvoud), tenzij er aanleiding is om een van hen apart te benoemen - heeft werkzaamheden verricht ten behoeve van [appellant] en heeft voor deze werkzaamheden facturen gestuurd aan [appellant]. Deze facturen zijn door [appellant] aanvankelijk telkens voldaan. Op enig moment in 2008 heeft [appellant] haar betalingen gestaakt. De facturen met factuurdata vanaf 4 augustus 2008 zijn door [appellant] onbetaald gelaten.
1.3. [appellant] had als Spaanse agent Anlober S.A ([B]) (conclusie van eis in reconventie, onder 24). Op 20 november 2006 is tussen [appellant] en de Spaanse onderneming Alfa Gruas S.A. (hierna: Alfa Gruas) een overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de verkoop van een rupskraan, merk Manitowoc 18000, (hierna: Manitowoc 18000) door Alfa Gruas aan [appellant]. [appellant] was met Alfa Gruas overeengekomen dat Alfa Gruas de Manitowoc 18000 tussen 15 en 31 januari 2007 zou leveren FAS (Free alongside Board) haven Valencia, Spanje. In het betreffende koopcontract tussen Alfa Gruas en [appellant] is onder meer de volgende bepaling opgenomen (memorie van grieven in principaal appel, 23):
(…) ‘de in dit contract bedoelde machine is onderwerp van een huurcontract met de firma Potain Iberia s.l. Op het moment van aflevering van de machine moet blijken van de annulering van het huurcontract. De niet acceptatie zijdens Potain Iberia van het annuleren van het huurcontract maakt dit onderhavige contract nietig zonder dat een van partijen daarvan een verwijt kan worden gemaakt.(…)(hierna: de ontbindende voorwaarde).
1.4 [appellant] heeft deze kraan vervolgens op 6 december 2006 (in het bestreden vonnis in rechtsoverweging 2.3 staat per abuis ‘2007’) verkocht aan de Koreaanse onderneming Yuek Chun Construction Equipment (hierna: Yuek Chun), af te leveren in Valencia eind januari 2007. Yuek Chun had de firma SJS Logistics Ltd (hierna: SJS) als expediteur ingeschakeld.
1.5 Uiteindelijk heeft Alfa Gruas de Manitowoc 18000 pas op 5 februari 2007 vrij gegeven, waardoor deze aanzienlijk later dan de overeengekomen 31 januari 2007 in Valencia is aangekomen.
1.6 [appellant] heeft op 12 maart 2007 een regeling getroffen met SJS, waarbij [appellant] de ligschade heeft vergoed aan SJS. [appellant] kon haar ‘letter of credit’ niet innen zolang deze schade niet was betaald. Alfa Gruas is niet juridisch aangesproken door [appellant]. Er is wel een concept-dagvaarding opgesteld tegen Alfa Gruas, maar uiteindelijk is er niet geprocedeerd. Volgens [appellant] heeft de door haar ingeschakelde Spaanse advocaat aangegeven dat een procedure naar Spaans recht kansloos was.
1.7 [appellant] heeft blijkens een brief gedateerd 1 juni 2008 een overeenkomst gesloten met een onderneming genaamd Al Suwaidi (hierna: Al Suwaidi). Deze overeenkomst had betrekking op de verhuur door [appellant] aan Al Suwaidi van vijf kranen, geproduceerd door de Chinese firma Sany Heavy Industry Co. Ltd (hierna Sany), twee kranen van het type SCC1000 (hierna ook: de kleine kranen) en drie kranen van het type SCC3200 (hierna: de grote kranen). Als ingangsdatum van de verhuurperiode van iedere kraan waren partijen overeengekomen de datum van aankomst van de betreffende kraan te Dammam, Saoedi-Arabië. Deze kranen moesten worden vervoerd van Shanghai naar Dammam. Sany zou de door haar geproduceerde kranen telkens pas vrijgeven nadat de betreffende kraan volledig door [appellant] was betaald. [geïntimeerde] heeft in opdracht van Al Suwaidi de verscheping van de kranen verzorgd. De kranen zijn later dan gepland in Damman aangekomen.
1.8 Bij brief van 6 maart 2009 heeft de advocaat van [geïntimeerde] aan [appellant] een overzicht toegestuurd van de op dat moment opstaande facturen en [appellant] gesommeerd tot betaling.
1.9 Bij brief van 23 maart 2009 heeft de advocaat van [appellant] onder meer aan de advocaat van [geïntimeerde] geschreven:
“(…) Wel kan ik reeds nu opmerken dat de verhoudingen tussen partijen sinds langere tijd zodanig onder druk zijn komen te staan (op de oorzaken kom ik binnenkort terug) dat van een voortduren van de beheersrelatie die de heer [geïntimeerde] aan [appellant] tot dusver in rekening brengt geen sprake kan zijn. Er is derhalve geen plaats voor het maandelijks in rekening brengen van bedragen te dier zake. Ik noem in het kort reeds het ontbreken van follow-up en gebrek aan “onderhoud” van de huurcontracten. Daarnaast speelt de concurrerende activiteiten die de heer [geïntimeerde] de laatste tijd is aangegaan.De desbetreffende facturen zijn sowieso niet meer geboekt sinds augustus 2008 in verband met de opschorting door [appellant] in verband met een ernstige tekortkoming door de heer [geïntimeerde] inzake de uitvoering van een groot huurcontract met Alsuwaidi in Saoedi-Arabië.Voor de facturen inzake het Braziliaanse Estaleiro is naar mijn voorlopig oordeel ook uit anderen hoofde geen grond. Hij heeft de zaak geïntroduceerd tesamen met een Braziliaanse makelaar, Octavio en moet de met laatstgenoemde overeengekomen vergoeding derhalve met deze delen.Ik hoop u binnenkort nader te berichten. De opschorting blijft gehandhaafd totdat een oplossing wordt bereikt voor de totaliteit van problemen. Indien u de zaak aan de rechter wilt voorleggen zal ik in reconventie in ieder geval een vordering tot schadevergoeding indienen.(…)”1.10 Sindsdien heeft [geïntimeerde] geen (nieuwe) activiteiten meer verricht voor [appellant].
Het geschil
[geïntimeerde] heeft sinds 2006 als zelfstandige werkzaamheden verricht voor [appellant], met name met betrekking tot de verkoop en verhuur van deze kranen, voor welke werkzaamheden zij achteraf facturen stuurde. [appellant] is in augustus 2008 gestopt met het betalen van deze facturen. De conventie betreft de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van haar facturen sinds 4 augustus 2008. De reconventie gaat over een schadevordering van [appellant] uit hoofde van wanprestatie en/of onrechtmatige daad. Dit heeft geleid tot de volgende vorderingen.
a) betaling van een bedrag van EUR 298.895,37, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, primair vanaf de vervaldata van de verschillende facturen, subsidiair vanaf 13 maart 2009 over een bedrag van EUR 133.313,69 en vanaf 23 maart 2009 over het resterende bedrag;
b) nakoming van haar maandelijkse betalingsverplichtingen uit hoofde van commissie over de door [appellant] B.V. met derden gesloten duurovereenkomsten;
c) betaling van een bedrag van EUR 2.768,93 als vergoeding van de kosten van beslaglegging;
d) betaling van een bedrag van EUR 400,- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
e) betaling van de kosten van deze procedure.
I) een bedrag van USD 385.014,54, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2007 (wegens de hierna te bespreken kwestie Alfa Gruas);
II) een bedrag van EUR 396.523,- vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 juli 2009 (wegens de hierna te bespreken kwestie Al Suwaidi)
III) de kosten van deze procedure.
Hierop strekt in mindering hetgeen [appellant] in conventie moet betalen.
Beoordeling van reconventionele vordering van [appellant]
De schadevorderingen van [appellant] hebben betrekking op twee kwesties, te weten de werkzaamheden van [geïntimeerde] met betrekking tot Alfa Gruas (hierna: de kwestie Alfa Gruas; zie rechtsoverwegingen 1.3 tot en met 1.6) en die met betrekking tot Al Suwaidi (hierna: de kwestie Al Suwaidi; zie rechtsoverweging 1.7). Het hof zal beide kwesties afzonderlijk bespreken.
De kwestie Alfa Gruas
(i) de informatie die [geïntimeerde] op 11 januari 2007 per e-mail (productie A8 van [appellant]) ontving van[C] (de dochter van [B], de directeur van Anlober) inhoudende dat [D], de directeur van Alfa Gruas, haar had meegedeeld dat hij geen zekerheid kon geven over aflevering van de Manitowoc 18000 door Alfa Gruas op 28 januari 2007 te Valencia, en
(ii) de waarschuwing die [geïntimeerde] op 16 januari 2007 per e-mail van[C] (productie A10 van [appellant]) ontving over het transport van de Manitowoc 18000 door Alfa Gruas (kort gezegd inhoudende dat de directeur van Alfa Gruas had gezegd dat hij de kraan niet kon bewegen zolang hij de factuur van de kraan niet had), heeft [geïntimeerde] niet direct aan SJS heeft doorgegeven, maar pas op 23 januari 2007, inhoudende dat aflevering op 28 januari 2007 niet haalbaar was. [geïntimeerde] had volgens [appellant] naar aanleiding van de berichten op 11 en 16 januari 2007 op zijn minst, in overleg met SJS, maatregelen moeten nemen over annulering of uitstel van het door SJS geboekte schip, het m.v. 'Germania', dat op 28 januari 2007 te Valencia zou arriveren.
(iii) [geïntimeerde] (als jurist en ervaren accountmanager) heeft ten onrechte niet al in december 2006 het bestaan van een ontbindende voorwaarde nagetrokken, maar heeft slechts per mail aan Anlober ([B]) van 2 januari 2007 gevraagd of de kraan
‘free of obligations’zal zijn, waarna hij is afgegaan op de simpele bevestiging daarvan.
Zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, heeft [geïntimeerde] zich verbonden om toezicht te houden op de aflevering van Manitowoc 18000 in de haven van Valencia, anders gezegd: tot het houden van operationeel toezicht. De verwijten jegens [geïntimeerde] gaan echter veel verder. Zij betreffen niet alleen een gebrek aan (pro-actieve) verificatie van de eigendomsverhoudingen met betrekking tot de Manitowoc 18000 en de eventuele ontbindende voorwaarde in het koopcontract tussen Alfa Gruas en [appellant], maar ook het inschakelen van (Spaanse) advocaten. Dit alles behoort evenwel, behoudens expliciete andersluidende opdracht waaromtrent niets is gesteld of gebleken, tot het domein van [appellant] als contractant van Alfa Gruas en als degene die over de financiën gaat. Dit geldt des te sterker, nu [geïntimeerde] als niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken heeft gesteld dat zij tot 23 januari 2007 nooit de Spaanstalige koopovereenkomst had ontvangen en dat zij door [appellant] of diens raadsman niet was gewezen op de ontbindende voorwaarde in het contract. Weliswaar heeft [appellant] bij monde van haar advocaat bij pleidooi gesteld dat financiering van kranen heel gebruikelijk is, maar gesteld noch gebleken is dat een ontbindende voorwaarde met een inhoud als de onderhavige (kort gezegd: kosteloos onder de overeenkomst uitkunnen; zie rechtsoverweging 1.3) in de branche gebruikelijk is. Onder deze omstandigheden heeft [geïntimeerde] begin januari 2007 toereikend (als een redelijk handelend toezichthouder) gehandeld door bij de Spaanse agent slechts te verifiëren of de kraan
‘free of obligations’was en door tot 23 januari 2007 te handelen zoals zij heeft gedaan. Niet in geschil is dat [geïntimeerde] in ieder geval daarná voldoende heeft gecommuniceerd met de betrokken partijen, terwijl het inschakelen van advocaten en/of het doen uitgaan van een ingebrekestelling richting Alfa Gruas niet tot haar domein behoorde. De omstandigheid dat [geïntimeerde] jurist was, maakt dit niet anders. Ook op deze grond dient afwijzing van deze vordering te volgen.
De kwestie Al Suwaidi
Meer specifiek wordt [geïntimeerde] door [appellant] verweten dat door toedoen van [geïntimeerde] de betaling die [appellant] op 13 augustus 2013 had verricht voor de eerste grote kraan (een bedrag van USD 1.200.500,--) is toegerekend aan de schuld voor de vier Antwerpen-kranen waardoor in plaats van de grote kraan de vier kleine kranen door Sany werden vrijgegeven en [geïntimeerde] deze kranen (wat haar voorkeur had) op transport heeft kunnen zetten naar Antwerpen.
(i) Sany gaf de kranen telkens pas vrij wanneer zij de koopsom had ontvangen (zie rechtsoverweging 1.7).
(ii) [appellant] heeft op 11 augustus 2008 om 16.52 uur een mail (productie 16) naar [geïntimeerde] gestuurd. Deze mail hield het volgende in:
‘Willem we transfer balance amount for 1e scc 3200 – usd 1.200.500,-.This will cover – for Rotterdam shipmentScc800 – usd 280.000Scc500 – usd 157.500,-Scc500 – usd 157.500,-Scc1000 usd 385.000,-Total amount due 980.000,-Then please ship the Rotterdam machinesThen when scc 3200 ready – we transfer the usd 980.000,- Rotterdam cranesBr Leen’(iii) [geïntimeerde] heeft deze mail dezelfde dag om 17.02 uur beantwoord met:
‘Top! Ik had hem al aan de lijn dat ie moet vasthouden – hij moet nog bevestigen wanneer SCC 3200 klaar is (Hebben ze nog niet gedaan).Willem’(iv) De regie van de betalingen lag bij [appellant].
(v) Op het moment van de betaling van de USD 1.200.500,-- op 13/14 augustus 2008 was de SCC3200 nog niet gereed voor aflevering door Sany. Dit was kort erna het geval.
Hoe dan ook, acht het hof deze gang van zaken niet als een onrechtmatige daad jegens [appellant] aan [geïntimeerde] toe te rekenen.
‘Dat de vertraging na 26 september 2008 is ontstaan doordat [geïntimeerde] B.V. de eerste SCC 3200 kraan tegelijk met twee SCC1000 kranen wilde verschepen, kan de rechtbank uit de stellingen van partijen niet afleiden. Nadat het vervoer op 2 september 2008 door [geïntimeerde] B.V. was geannuleerd, heeft [geïntimeerde] B.V. een tweede schip geboekt voor 10 oktober 2008. Dit schip was vertraagd. Feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat deze vertraging aan [geïntimeerde] B.V. valt toe te rekenen zijn gesteld noch gebleken. Ook ten aanzien van de problemen die zich hierna voordeden bij de boeking van het vervoer, [geïntimeerde] B.V. voert aan dat het voor 25 november 2008 geboekte schip geen ruimte benedendeks beschikbaar had, is door [appellant] B.V. niets aangevoerd waaruit een verwijtbaar handelen van [geïntimeerde] B.V. valt af te leiden. Dat verdere vertraging van de aflevering van de eerste SCC3200 kraan te Dammam voorkomen had kunnen worden door de kraan separaat te verschepen blijkt uit de stellingen van [appellant] B.V. evenmin.’
Beoordeling van de conventionele vorderingen van [geïntimeerde]
€ 133.575,73 erkend. Het hof zal afzonderlijk de facturen van [geïntimeerde] bespreken, die blijkens de grieven nog in geschil zijn.
De facturen 20080073, 20080074, 20090002, 2009007, 20090012 en 20090022 betreffende Estaleiro Atlantico Sul (grief 4 van [geïntimeerde])
‘5% Commissie betreffende verhuur kraan aan Estaleiro Atlantico Sul te Suape, Brazilie’en hebben betrekking op een Manitowoc 18000 gedurende de verhuurperiode 21 november 2008 tot 1 mei 2009 en noemen een huurprijs van € 100.000,-- per maand. [geïntimeerde] heeft gesteld dat zij voor het tot stand brengen van deze transactie een vaste provisie zou ontvangen van 5% gedurende de huurperiode. Ter onderbouwing heeft [geïntimeerde] gewezen op de e-mailwisseling (productie 28 bij conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie) tussen de heer [geïntimeerde] en de Braziliaanse huurder van de kraan Estaleiro Atlantico Sul (hierna: Estaleiro), waaruit, aldus [geïntimeerde], blijkt dat zij [appellant] bij deze huurder heeft geïntroduceerd en dat de contacten op initiatief van [geïntimeerde] tot stand zijn gekomen. [geïntimeerde] heeft gesteld dat zij voor het tot stand brengen van deze overeenkomst zeer veel werk heeft verricht. De provisie van 5% is gelijk aan de provisie bij de verhuur van dezelfde kraan aan de firma Bechtel. [appellant] heeft erkend dat [geïntimeerde] enige inbreng heeft gehad bij de totstandkoming van het huurcontract met Estaleiro, maar zij heeft betwist dat zij met [geïntimeerde] de afspraak heeft gemaakt dat zij aan [geïntimeerde] een commissie zou betalen. [appellant] heeft naar eigen zeggen een contract gesloten met de Braziliaanse makelaar MTY Maquinas e Equipmentos/ Octavio de Almeida Reis (hierna ook: Octavio en/of Reis).
moment overeenstemming is bereikt over de door [geïntimeerde] te verrichten werkzaamheden en/of de daarvoor van [appellant] te ontvangen commissie. Feiten of omstandigheden waaruit [geïntimeerde] mocht afleiden dat partijen een stilzwijgende afspraak hadden bereikt, zijn niet gebleken. De grondslag voor dit deel van de vordering is, aldus de rechtbank, derhalve niet komen vast te staan. Daarom heeft de rechtbank dit deel van de vordering afgewezen.
€ 5000,-- waarover zij het in haar e-mail van 23 september 2008 had (onderdeel van genoemde productie 28), zou delen met Octavio Reis. Anders wordt de commissie het dubbele. Onwaarschijnlijk is, aldus [appellant], dat Estaleiro dit zou accepteren. De uiteindelijk overeengekomen hogere huurprijs ad € 105.000,-- is niet opmerkelijk, gezien het hogere aantal bedongen machine-uren.
€ 5.950,00. Terzake zal dus alsnog een bedrag van € 25.882,50 worden toegewezen.
De factuur 20090015 betreffende incassowerkzaamheden Eurodemolition (grief 6 van [geïntimeerde])
‘Het door [geïntimeerde] B.V. gevorderde bedrag is gebaseerd op een (door [geïntimeerde] B.V.) geïncasseerd bedrag van EUR 123.281,24. Dat er door Eurodemolition echter meer dan het door [appellant] B.V. genoemde bedrag van EUR 36.132,55 is betaald, blijkt uit de door [geïntimeerde] B.V. ingenomen stellingen niet. [geïntimeerde] B.V. noemt een betaling van EUR 30.000,- en een betaling van EUR 6.100,-. De als 'Z' en 'AJ' aangeduide e-mails, overgelegd als productie 29 bij conclusie van repliek, bevestigen betaling van een bedrag van in totaal EUR 36.122,55 dat ongeveer overeenkomt met het door [appellant] B.V. erkende bedrag. Dat verdere betalingen zijn gedaan, welke volgens [geïntimeerde] B.V. in januari en februari 2009 zouden worden verricht, is niet onderbouwd of gebleken. De rechtbank zal gelet op het voorgaande een bedrag van (EUR 1.214,54 vermeerderd met 19% BTW=) EUR 1445,30 toewijzen. Het gevorderde bedrag zal voor het overige worden afgewezen.’
€ 36.132,55,-- ook het meerdere is geïncasseerd, en wel door verrekening, maar gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] met de incassering van het ‘meerdere’ (incasso)bemoeienis heeft gehad. Er is daarom geen rechtsgrond voor toekenning een incassovergoeding terzake aan [geïntimeerde].
De factuur 20090016 betreffende incassowerkzaamheden Higleig (grief II van [appellant])
‘[geïntimeerde] B.V. vordert een bedrag van EUR 27.677,80, zijnde 4% van het volgens [geïntimeerde] B.V. geïncasseerde bedrag van EUR 691.944,87. [appellant] B.V. erkent (zie alinea 35 e.v. conclusie van dupliek in conventie) - nadat zij dit aanvankelijk had betwist - dat [geïntimeerde] B.V. in opdracht van [appellant] B.V. incassowerkzaamheden heeft verricht met betrekking tot de door de firma Higleig verschuldigde bedragen. [appellant] B.V. voert het verweer (zie alinea 37 en 38 conclusie van dupliek) dat volgens haar administratie Higleig slechts een bedrag van EUR 492.786,21 heeft betaald. Een bedrag van EUR 200.000,- zou volgens [appellant] B.V. nog openstaan. Onder voorbehoud van verificatie van betaling van het resterende bedrag van EUR 200.000,- is [appellant] B.V. echter wel bereid een bedrag van EUR 8.511,45 te betalen, dat bestaat uit een verkoopcommissie van 1% over een bedrag van EUR 640.000,- en 4% incassoprovisie over een bedrag van EUR 52.786,21.Duidelijk is dat [appellant] B.V. aan [geïntimeerde] B.V. opdracht heeft gegeven de openstaande bedragen van Higleig te incasseren. De hoogte van de hiervoor gevorderde provisie van 4% van het geïncasseerde bedrag is door [appellant] B.V. niet betwist. Waarom [geïntimeerde] B.V. in dit geval recht zou hebben op een verkoopcommissie van 1% terwijl zij, zo stelt [appellant] B.V. (zie alinea 35 van de conclusie van dupliek in conventie), niet betrokken was bij het afsluiten van de koop-/huurovereenkomst tussen [appellant] B.V. en Higleig wordt door [appellant] B.V. niet toegelicht.Het verweer van [appellant] B.V. dat door Higleig slechts een bedrag van EUR 492.786,21 is betaald, is in tegenspraak met hetgeen [appellant] B.V. verder aanvoert. Zo erkent zij (zie alinea 36 conclusie van dupliek) dat uit de door [geïntimeerde] B.V. als productie 30 overgelegde documenten blijkt dat Higleig in 2007 al tweemaal een bedrag van EUR 100.000,- zou hebben betaald. [appellant] B.V. geeft verder aan dat zij naar aanleiding van de door [geïntimeerde] B.V. als productie 30 overgelegde documenten het verschil met Higleig zal opnemen. Waarom [appellant] B.V. ondanks de betalingen in 2007 niet het volledige bedrag dat [geïntimeerde] B.V. in dit verband vordert, is verschuldigd en/of welke (andere) betekenis moet worden toegekend aan deze betalingen, heeft [appellant] B.V. niet toegelicht. Het verweer van [appellant] B.V. zal vanwege het ontbreken van een dergelijke toelichting worden verworpen.Het voorgaande betekent dat de rechtbank dit deel van de vordering, te weten een bedrag van EUR 32.936,58, zal toewijzen’.
daardoorzijn beslag kreeg.
Facturen 20090017 en 20090018 Larsen & Toubro (grief 7 van [geïntimeerde])
‘Deze facturen hebben betrekking op door [appellant] B.V. aan de firma Larsen & Toubro verkochte kranen. [geïntimeerde] B.V. vordert een commissie van 1% over de verkoopsom wegens door haar bij de totstandkoming van de koopovereenkomsten verrichte werkzaamheden. Haar betrokkenheid hierbij zou volgens [geïntimeerde] B.V. blijken uit de als productie 31 overgelegde e-mailcorrespondentie. [appellant] B.V. betwist dat [geïntimeerde] B.V. betrokken is geweest bij de totstandkoming van de koopovereenkomsten met Larsen & Toubro.Uit hetgeen door [geïntimeerde] B.V. is aangevoerd blijkt niet dat er tussen partijen op enig moment overeenstemming is bereikt over de door [geïntimeerde] B.V. in opdracht van [appellant] B.V. te verrichten werkzaamheden. De door [geïntimeerde] B.V. gestelde feitelijke omstandigheden rechtvaardigen evenmin de conclusie dat er tussen partijen stilzwijgend overeenstemming was bereikt en dat [geïntimeerde] B.V. er op basis daarvan vanuit mocht gaan dat zij in opdracht van [appellant] B.V. werkzaamheden verrichtte waarvoor zij een provisie van 1% over de verkoopsommen zou ontvangen.Het voorgaande betekent dat de gestelde grondslag voor dit deel van de vordering niet is gebleken. Dit deel van de vordering zal derhalve worden afgewezen’.
€ 3.650.000,-- per kraan. Blijkens de door [geïntimeerde] overgelegde producties is er veelvuldig en langdurig contact geweest tussen koper en [geïntimeerde] enerzijds, [appellant] en [geïntimeerde] anderzijds, alsmede tussen de drie genoemden, over de verkoop/aankoop van deze kranen. Onder deze omstandigheden kan [appellant] ter afwering van gebondenheid niet volstaan met voormeld betoog, nu de betrokkenheid van [geïntimeerde] blijkens deze mails zeer intensief is geweest en ook door [appellant] is geaccepteerd. Onder deze omstandigheden maakt [geïntimeerde] terecht aanspraak op de gebruikelijke verkoopprovisie van 1%. De betreffende twee facturen ten bedrage van respectievelijk € 48.706,11 en
€ 44.058,56 zullen alsnog worden toegewezen.
Factuur 20090019 Wibrax (grief 8 van [geïntimeerde])
‘Commissie ten behoeve verkoop aan Wibrax Bulgarije’en betreft driemaal de XCMG QY25K5, en een commissiebedrag van € 4.462,50.
De rechtbank heeft terzake in rechtsoverwegingen 7.23 en 7.24 overwogen:
‘[geïntimeerde] B.V. verwijst ter onderbouwing van haar vordering naar de als productie 32 overgelegde e-mailcorrespondentie. [appellant] B.V. voert aan dat de drie kranen die worden genoemd in factuur 20090019 rechtstreeks door [appellant] B.V. aan Wibrax zijn verkocht. De afwikkeling van deze transactie - in totaal ging het om vier nieuwe XCMG-kranen - is geheel door de organisatie van [appellant] B.V. verzorgd, aldus [appellant] B.V.Voor dit deel van de vordering geldt hetzelfde als ten aanzien van de met Larsen & Toubro gesloten overeenkomsten; uit hetgeen door [geïntimeerde] B.V. is aangevoerd blijkt niet dat er tussen partijen op enig moment overeenstemming is bereikt over de door [geïntimeerde] B.V. te verrichten werkzaamheden en/of de vergoeding daarvoor. Dat [appellant] B.V. op enig moment opdracht heeft gegeven om werkzaamheden uit te voeren bestaande uit (bemiddeling bij) het tot stand brengen van een koopovereenkomst met Wibrax is niet gebleken. De door [geïntimeerde] B.V. gestelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen niet de conclusie dat [geïntimeerde] B.V. er vanuit mocht gaan dat er een stilzwijgende afspraak was tussen partijen dat zij werkzaamheden voor [appellant] B.V. zou verrichten bij de totstandkoming van de overeenkomst met Wibrax.De door [geïntimeerde] B.V. gestelde grondslag voor dit deel van de vordering is derhalve niet gebleken hetgeen ertoe leidt dat dit deel van de vordering zal worden afgewezen.’
Beoordeling van grief 9 van [geïntimeerde], in samenhang met grief 5 van [geïntimeerde] en grief I van [appellant]
Slotsom
€ 48.706,11 en € 44.058,56), in totaal een bedrag van € 118.647,17, zullen alsnog worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de respectieve vervaldata. Grief 10 van [geïntimeerde] slaagt in zoverre. Onder deze omstandigheden is er voor opschorting van de betaling door [appellant] geen grond. De hierop betrekking hebbende grief X van [appellant] wordt verworpen. Bij bespreking van grief 3 van [geïntimeerde] heeft [geïntimeerde] geen belang. Dit geldt eveneens voor de incidentele grieven 1 en 2, die geen invloed hebben op de onderhavige beslissing.
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 december 2011, met uitzondering van de afwijzing van het meer of anders gevorderde in conventie; en
- veroordeelt [appellant] om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 118.647,17, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de toegewezen bedragen telkens vanaf 30 dagen na aanvang van de dag volgende op die waarop [appellant] de factuur heeft ontvangen, tot de dag van de volledige betaling;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het principaal appel, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 4.836,-- aan verschotten en € 9.789,-- aan salaris advocaat;
- compenseert de kosten in het incidenteel appel;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
F. van der Hoek en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2013 in aanwezigheid van de griffier.