ECLI:NL:GHDHA:2013:2741
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verklaring in het kader van derdenbeslag en de relatie tussen aanmerkelijkbelanghouder en schuldenaar
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep van DSV Groep B.V. tegen IDM Finance B.V. De procedure betreft een verklaring in het kader van derdenbeslag, waarbij IDM een vordering heeft ingediend tegen DSV. IDM had eerder executoriaal derdenbeslag gelegd onder DSV ten laste van de heer [betrokkene] voor een bedrag van € 56.528,40, in verband met een verstekvonnis van de rechtbank Zutphen. DSV heeft een schriftelijke verklaring afgelegd, maar IDM betwistte de volledigheid en onderbouwing van deze verklaring. Het hof heeft in een tussenarrest een comparitie van partijen bevolen, waarna partijen hun standpunten hebben uiteengezet.
Het hof oordeelt dat DSV voldoende heeft aangetoond dat de verklaring voldoet aan de eisen van de artikelen 476a en 476b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). IDM heeft niet aangetoond dat er een civielrechtelijke rechtsverhouding bestaat tussen DSV en [betrokkene], die zou rechtvaardigen dat DSV loon aan [betrokkene] verschuldigd is. Het hof concludeert dat IDM tekortschiet in de op haar rustende stelplicht en dat de door DSV afgelegde verklaring niet ondeugdelijk is. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank Rotterdam voor wat betreft de veroordeling van DSV en wijst de vorderingen van IDM af, met uitzondering van de proceskostenveroordeling. IDM wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.