In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht, waarin de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [a-straat 1] te [Q], is vastgesteld op € 83.000 op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De waarde is vastgesteld per 1 januari 2005 en betreft een kavel met een werkeenheid die deel uitmaakt van een complex van 11 woon-/werkeenheden. Belanghebbende betwist de vastgestelde waarde en voert aan dat de Inspecteur de waarde te hoog heeft vastgesteld en dat er sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Het Gerechtshof Den Haag heeft de zaak op 20 februari 2013 behandeld. De belanghebbende heeft diverse argumenten aangevoerd, waaronder het gebruik van een verkeerd bestemmingsplan en de toepassing van vervallen milieuwetgeving. Het Hof heeft vastgesteld dat de waarde van het object niet te hoog is vastgesteld en dat de argumenten van belanghebbende niet voldoende onderbouwd zijn. Het Hof heeft ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Inspecteur in vergelijkbare gevallen anders heeft gehandeld.
De uitspraak van de rechtbank is door het Hof bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard. De proceskosten zijn niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.