Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[opposant sub 1],
[opposant sub 2],
1.Nationale-Nederlanden Schadeverzekeringmaatschappij N.V.,
[geopposeerde sub 2],
Cunningham Lindsey Nederland B.V.,
[geopposeerde sub 4],
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak hebben [opposant sub 1] en [opposant sub 2] derdenverzet ingesteld tegen een eerder arrest van het Gerechtshof Den Haag van 29 september 2009, waarin de vorderingen van Walmaro B.V. tot schadevergoeding op grond van onrechtmatig handelen zijn afgewezen. De opposanten stellen dat zij elk een financieel belang van 20% hebben bij de afloop van de procedure, die hen benadeelt in hun rechten. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van benadeling in een recht, zoals bedoeld in artikel 376 Rv. De opposanten hebben verzuimd om alle partijen te dagvaarden, wat een vereiste is volgens artikel 377 Rv. Het hof heeft hun verzoek om Walmaro B.V. alsnog in het geding te roepen afgewezen, omdat het bestreden arrest geen gezag van gewijsde heeft tussen de opposanten en de geopposeerden.
Het hof heeft verder overwogen dat de opposanten niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, omdat het bestreden arrest geen constitutief arrest betreft en geen voor executie vatbare veroordeling bevat. De opposanten zijn als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die door de geopposeerden zijn begroot op € 9.215,-- (exclusief BTW). Het hof heeft vastgesteld dat er geen gronden zijn voor misbruik van procesrecht, maar heeft de proceskostenveroordeling conform het liquidatietarief vastgesteld. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 juli 2013.