ECLI:NL:HR:2014:3452

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
13/05592
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid derdenverzet en misbruik van procesrecht in civiele cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de ontvankelijkheid van derdenverzet aan de orde was. De eisers tot cassatie, [eiser 1] en [eiser 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Den Haag van 9 juli 2013 en 1 oktober 2013. De verweerders in cassatie, waaronder Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante procesrechtelijke bepalingen, met name artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) en artikel 376 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de eisers in cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, J. Wuisman, strekte tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de eisers in cassatie veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op een totaalbedrag van € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Tevens zijn de verweerders in het incidentele beroep veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan de ontvankelijkheid van derdenverzet worden gesteld en de mogelijkheden voor volledige proceskostenvergoeding in gevallen van misbruik van procesrecht.

Uitspraak

28 november 2014
Eerste Kamer
nr. 13/05592
LH/EE
Hoge Raad der Nederlanden
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats], België,
EISERS tot cassatie, verweerders in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
1. NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Den Haag,
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerster 3],
gevestigd te [vestigingsplaats],
4. [verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en N-N c.s.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het arrest in de zaak 105.007.079/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 29 september 2009;
b. de arresten in de zaak 200.112.593/01 van het gerechtshof Den Haag van 9 juli 2013 en 1 oktober 2013.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof van 9 juli 2013 en 1 oktober 2013 hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. N-N c.s. hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor N-N c.s. mede door mr. L.V. Gardingen. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 10 oktober 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van N-N c.s. begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt N-N c.s. in de kosten van het geding in cassa­tie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] c.s. begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion, G. Snijders en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
28 november 2014.