In deze zaak, die is behandeld door het Gerechtshof Den Haag, betreft het een verwijzing na cassatie door de Hoge Raad in een belastingkwestie. De belanghebbende, [X], had twee rekeningen bij de KB-Lux in Luxemburg en werd geconfronteerd met navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 1990 tot en met 2000. De Inspecteur had boetes opgelegd wegens opzet om belasting te ontduiken. De Hoge Raad had eerder geoordeeld dat de belanghebbende als (algehele) weigeraar moest worden aangemerkt, wat de basis vormde voor de navorderingsaanslagen en de opgelegde boetes. Het Hof moest nu beoordelen of de Inspecteur het bewijs had geleverd dat de belanghebbende opzettelijk inkomsten had verzwegen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 april 2013 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De belanghebbende betwistte de opzet en de hoogte van de boetes, terwijl de Inspecteur de opgelegde boetes verdedigde. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur inderdaad had aangetoond dat de belanghebbende opzettelijk te weinig belasting had aangegeven, en dat de boetes passend waren, met uitzondering van de jaren 1990 en 1991, waarvoor de boetes op 50% werden vastgesteld. Het Hof matigde de boetes met 20% wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak van het Hof werd op 21 mei 2013 openbaar gemaakt, en de belanghebbende en de Inspecteur hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen.