Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest d.d. 9 april 2013
AA TEL B.V.,
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERINGMAATSCHAPPIJ N.V.,
advocaat: mr. A.H.M. van Noort te Den Haag.
Het geding
De beoordeling van het hoger beroep
Voor een meer gedetailleerde weergave van de feiten verwijst het hof naar het vonnis d.d. 28 mei 2008.
a. Op 2 april 2004 te omstreeks 12.30 uur heeft brand gewoed in een gebouw (bestaande uit vier aan elkaar geschakelde portacabins) van de stichting Horizon (hierna: Horizon) aan de Raadhuisstraat 22 te Alphen aan den Rijn. In dit gebouw was de technische dienst (hierna: TD) van Horizon ondergebracht.
b. Ongeveer een half uur eerder, omstreeks 12.00 uur, had [betrokkene 1], een gedetacheerde medewerker van AA Tel (hierna: [betrokkene 1]), in dat gebouw werkzaamheden verricht. [betrokkene 1] was bij Horizon werkzaam in verband met de vernieuwing van de telefooninstallatie aldaar en had in genoemd gebouw tussen 11.50 uur en 12.10 uur een gegalvaniseerde kabelgoot met een slijptol ingekort. De slijptol had [betrokkene 1] tijdelijk in gebruik gekregen van een van de medewerkers van de TD van Horizon, [betrokkene 2], die toen in het kantoortje in het gebouw van de TD aan het vergaderen was samen met zijn collega […].
Uit het gesprek dat ik had met dhr. […], bleek mij dat er uit hun onderzoekje niets was gebleken van een misdrijf. [betrokkene 1] had aan hem verklaard dat hij tijdens het slijpen een beginnend brandje had gehad in de kunststof prullenbak. Dit had (hij: toev. Hof) uitgetrapt en kort hierna was (hij: toev. Hof) weggegaan.”[de expert] vermeldt in zijn notitie onder punt 17 (resumé) dat de brand is ontstaan “
door slijpwerkzaamheden door een niet particuliere derde”en licht dat nader toe. [de expert] sluit zijn resumé af met de zin: “
Korte tijd later was er brand in de kunststof prullen bak waarin de niet particuliere derde rook had gezien.”De technisch sporenonderzoeker [naam onderzoeker] heeft in zijn rapport d.d. 19 april 2004 vermeld: “
Van expert [naam expert] begreep ik, dat voor de brand op korte afstand van de brandhaard slijpwerkzaamheden waren uitgevoerd. Zijn vraag of de brand door deze werkzaamheden kan zijn ontstaan heb ik bevestigend beantwoord. Van een mogelijk andere oorzaak was mij niet gebleken.”[de technisch sporenonderzoeker] concludeert in zijn rapport: “
Gelet op het vorenstaande, mede gelet op het ontbreken van een mogelijke andere oorzaak, maakt het zeer waarschijnlijk, dat de brand door één of meer vrijgekomen slijpvonken was ontstaan.”.Deze verklaringen bieden voldoende grond voor de conclusie dat de brand is ontstaan vanuit de prullenbak omdat zich daarin nasmeulende brandresten bevonden die [betrokkene 1] niet voldoende had uitgetrapt nadat hij tijdens zijn slijpwerkzaamheden had gezien dat er rook uit de prullenbak kwam. Daaraan doet niet af dat medewerkers van Horizon niets vreemds hebben gezien toen zij de deur van de werkruimte afsloten ongeveer 5 minuten nadat [betrokkene 1] met zijn afgeslepen kabelgoot was vertrokken. Nasmeulende brandresten in de prullenbak kunnen immers ook zeer wel na het verstrijken van die 5 minuten tot brand leiden. Bovendien neemt de rechtbank terecht in aanmerking dat mogelijke andere oorzaken niet zijn gesteld of gebleken. Het enkele feit dat zich in de betrokken portocabins “rommel” bevond, waaronder blikken en bussen verf, wijst niet op een mogelijke andere oorzaak. Niet gesteld of gebleken is immers dat het hier “rommel” betrof dat uit zichzelf kan gaan branden.
Deze medewerkers wisten ook dat [betrokkene 1] telefooninstallateur was en slijpwerkzaamheden voor hem niet alledaags waren. Bovendien constateerden deze medewerkers een walm en vreemde lucht toen zij het gebouw verlieten, maar zij verzuimden desondanks de ruimte deugdelijk te inspecteren.
Nationale Nederlanden daarentegen stelt in haar toelichting op de incidentele grief 1 dat de rechtbank het schadebedrag ten onrechte met 30% heeft verminderd. Volgens haar dient de schade voor 100% door AA Tel te worden vergoed.
Uitgangspunt is dat de aansprakelijkheid van AA Tel berust op onrechtmatig handelen en nalaten van [betrokkene 1]. Aangenomen moet immers worden dat [betrokkene 1] met de slijptol is gaan slijpen zonder zich voldoende ervan te vergewissen dat zich geen brandbare materialen in de vonkenregen bevonden die ontstaat door het slijpen. Toen vervolgens rook uit de prullenbak kwam heeft [betrokkene 1] weliswaar het smeulende of brandende papier in de prullenbak uitgetrapt, maar heeft hij zich onvoldoende ervan vergewist dat de brandhaard ook helemaal gedoofd was. Ook toen [betrokkene 1] met slijpen klaar was, heeft hij zich daarvan onvoldoende vergewist voordat hij de ruimte verliet. Gezien de aard van de schade (brandschade) moet deze schade daarom als een gevolg van deze gebeurtenis aan [betrokkene 1] en dus aan AA Tel worden toegerekend als bedoeld in artikel 6:98 BW.
De mate van vermindering heeft de rechtbank gesteld op 30%. Het hof volgt dit oordeel. De door AA Tel genoemde omstandigheden bieden geen grond tot een verdergaande vermindering omdat deze omstandigheden juist de reden vormen voor de waakzaamheid waarin de rechtbank terecht aanleiding heeft gevonden de vergoedingsplicht te verminderen met 30%. Een vermindering tot 50% of zelfs tot 10% van de vergoedingsplicht is ook daarom niet op zijn plaats omdat [betrokkene 1] wist dat zijn slijpwerkzaamheden tot een brandend of smeulend vuur in de prullenbak had geleid (vandaar de rook) en hij heeft nagelaten dit te melden aan de betrokken medewerkers toen hij met slijpen klaar was. Aan dit onverantwoord handelen en nalaten van [betrokkene 1] komt daarom een groter gewicht toe dan aan de nalatigheid van de medewerkers van Horizon voldoende waakzaam te zijn.
Beslissing