ECLI:NL:GHARN:2012:BY9832

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.113.764
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige en de rol van de bijzondere curator

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 21 december 2012, gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hier aangeduid als [het kind]. De grootouders van [het kind] hebben in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Zutphen van 4 september 2012 aangevochten, waarin de stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland was gemachtigd om [het kind] uit huis te plaatsen. De grootouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. L.T.M. den Teuling-Caarls, stelden dat [het kind] goed bij hen functioneerde en dat zijn verblijf bij hen in het belang van zijn ontwikkeling was. De stichting daarentegen betoogde dat de grootouders niet in het belang van [het kind] handelden en dat zijn ontwikkeling bedreigd werd door de conflicten tussen de grootouders en de moeder.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2012 werd duidelijk dat [het kind] was weggelopen en dat er zorgen waren over zijn veiligheid. Het hof heeft de grootouders en de moeder aangespoord om in het belang van [het kind] met elkaar in gesprek te gaan. De stichting heeft vervolgens [het kind] in een gezinshuis geplaatst, waar hij zich beter leek te ontwikkelen. Het hof heeft de grootouders verzocht om voorlopig geen contact met [het kind] te zoeken en zich te houden aan de instructies van de stichting.

Het hof heeft uiteindelijk de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van [het kind] voorop stond. De grootouders hebben niet aangetoond dat zij in staat zijn om in het belang van [het kind] te handelen, en de benoeming van een bijzondere curator werd niet noodzakelijk geacht. De beslissing benadrukt de noodzaak van een neutrale opvoedingssituatie voor de emotionele ontwikkeling van [het kind].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.113.764
(zaaknummer rechtbank 131907)
beschikking van de familiekamer van 21 december 2012
inzake
[verzoekers],
wonende te [woonplaats],
verzoekers, verder te noemen “de grootmoeder” en “de grootvader”,
tezamen te noemen “de grootouders”,
advocaat: mr. L.T.M. den Teuling-Caarls te Zutphen,
en
Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland,
gevestigd te Apeldoorn,
verweerster, verder te noemen “de stichting”.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende sub 1],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen “de moeder”,
en
[belanghebbende sub 2],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen “de (voormalig) stiefvader”.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Zutphen van 4 september 2012, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 25 september 2012, zijn de grootouders in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De grootouders verzoeken het hof die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te wijzigen en wel zodanig dat na te noemen [het kind] zijn verblijf houdt bij zijn grootouders, zijnde een voorziening van pleegzorg, zodat [het kind] vanuit een veilige plek kan worden behandeld en begeleid.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 16 oktober 2012, heeft de stichting het verzoek in hoger beroep van de grootouders bestreden. De stichting verzoekt (het hof begrijpt: primair) het hof de grootouders niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek, subsidiair, de bestreden beschikking te bekrachtigen, althans het verzoek in hoger beroep af te wijzen.
2.3 Ter griffie van het hof is op 29 oktober 2012 een brief van mr. Den Teuling-Caarls van 26 oktober 2012 met bijlagen binnengekomen.
2.4 Op 5 november 2012 is [het kind] verschenen, die buiten aanwezigheid van de grootouders, de stichting, de moeder en de (voormalig) stiefvader door het hof is gehoord.
2.5 De mondelinge behandeling heeft op 8 november 2012 plaatsgevonden. De grootvader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de stichting zijn verschenen mr. I.J.M.Schepens, advocaat in dienstbetrekking, en [...], gezinsvoogd. Tevens verschenen zijn de moeder en de (voormalig) stiefvader.
2.6 Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 9 november 2012 een brief van mr. Den Teuling-Caarls van diezelfde datum;
- op 9 november 2012 een brief van de stichting van diezelfde datum met bijlage;
- op 13 november 2012 een brief van mr. Den Teuling-Caarls van 12 november 2012 met bijlage;
- op 19 november 2012 een brief van mr. Den Teuling-Caarls van diezelfde datum met bijlage;
- op 20 november 2012 een brief van de moeder van 19 november 2012;
- op 29 november 2012 een brief van de stichting van diezelfde datum met bijlage;
- op 5 december 2012 een brief van mr. M. van Kan namens de moeder van diezelfde datum;
- op 6 december 2012 een brief van mr. Den Teuling-Caarls van diezelfde datum met bijlagen;
- op 6 december 2012 een brief van mr. R.A. Korver van diezelfde datum met bijlagen,
- op 7 december 2012 een e-mail van mr. C. van der Kooi van Defence for Children.
2.7 De mondelinge behandeling is op 10 december 2012 voortgezet. De grootouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Namens de stichting zijn verschenen mr. I.J.M. Schepens, advocaat in dienstbetrekking, [...], teamleider en [...], gezinsvoogd. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is [...] verschenen. Tevens verschenen zijn de moeder en de (voormalig) stiefvader.
2.8 Ter mondelinge behandeling heeft de raad op verzoek van het hof de beschikking overgelegd van de rechtbank Zutphen van 19 januari 2012, waarbij mr. E.J. Verster tot bijzonder curator is benoemd. Tevens heeft het hof ter mondelinge behandeling afschriften aan partijen en belanghebbenden verstrekt van enkele stukken (foto’s en brieven) die [het kind] op 5 november 2012 aan het hof heeft overhandigd, waarvan door de grootvader is verklaard dat deze door dan wel in samenspraak met de grootouders zijn (op)gemaakt.
3. De vaststaande feiten
3.1 Uit de moeder is op [geboortedatum] 1999 [het kind] geboren. De moeder oefent alleen het gezag uit over [het kind].
3.2 [het kind] heeft tot 8 september 2011 bij zijn moeder gewoond. Vanaf die datum heeft hij in overleg met de moeder, respectievelijk de stichting op basis van vrijwilligheid/gedogen bij zijn grootouders verbleven.
3.3 Bij beschikking van 1 maart 2012 heeft de kinderrechter in de rechtbank Zutphen, op verzoek van de raad, [het kind] onder toezicht gesteld van de stichting voor de duur van een jaar.
3.4 De stichting heeft op 16 juli 2012 een indicatiebesluit genomen als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de Wet op de jeugdzorg.
3.5 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Zutphen op 18 juli 2012, heeft de stichting verzocht een machtiging te verlenen om [het kind] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een verblijf accommodatie zorgaanbieder 24 uurs voor de duur van de ondertoezichtstelling en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.6 Bij verweerschrift, ingekomen bij de rechtbank op 2 augustus 2012 en aanvullend verweerschrift van 28 augustus 2012 hebben de grootouders de kinderrechter verzocht het verzoek van de stichting af te wijzen, althans een gedegen onderzoek te gelasten naar de (meerwaarde van de) de pedagogische vaardigheden van de grootouders.
3.7 Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 4 september 2012 heeft de kinderrechter de grootouders niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek om een contra-expertise te gelasten en de stichting gemachtigd [het kind] uit huis te plaatsen in een verblijf accommodatie zorgaanbieder 24-uurs tot uiterlijk 1 maart 2013.
3.8 Bij beschikking van 25 oktober 2012 heeft dit hof het verzoek van de grootouders tot schorsing van de aan de stichting verleende machtiging om [het kind] te plaatsen in een verblijf accommodatie zorgaanbieder 24-uurs tot uiterlijk 1 maart 2013, afgewezen.
3.9 Ter mondelinge behandeling van 8 november 2012 heeft de grootvader meegedeeld dat [het kind] is weggelopen en dat niemand enig idee heeft waar [het kind] zich bevindt. Ook de stichting en de moeder hebben meegedeeld niet te weten waar [het kind] is.
Het hof heeft aan het slot van de mondelinge behandeling de grootouders en de moeder dringend in overweging gegeven om, in het belang van [het kind], met elkaar in gesprek te gaan om te trachten de tussen hen bestaande onmin de wereld uit te helpen, desgewenst middels mediation, en daartoe de behandeling aangehouden tot een nader (in januari 2013) te bepalen voortzetting van de behandeling. Het hof heeft de moeder en de stichting in overweging gegeven [het kind], wanneer deze weer “boven water” komt, gedurende de verzoeningspoging bij de grootouders te laten. Tevens heeft het hof medegedeeld dat, indien de moeder en de grootouders niet in staat zijn hun conflict(en) op te lossen, [het kind] niet langer bij de grootouders zal kunnen wonen.
3.10 Uit de hiervoor onder 2.6 genoemde brieven van mr. Den Teuling-Caarls en de stichting, alsmede het bij die laatste brief overgelegde proces-verbaal van de politie is voorts het volgende gebleken. [het kind] bleek op 8 november 2012 ’s avonds weer thuis bij de grootouders te zijn. De politie heeft een gesprek gehoord tussen [het kind] en de grootouders, waarin de grootouders [het kind] hebben gevraagd te liegen over zijn verblijfplaats en [het kind] zei dit niet te willen, waarna de grootouders [het kind] vervolgens onder druk gezet hebben om toch te liegen over de situatie en hem hebben gevraagd dit voor hen te doen. Kort hierna heeft de politie [het kind] en de grootouders meegenomen voor verhoor. [het kind] heeft tegenover de politie verklaard dat hij door de grootvader op maandagmiddag 5 november 2012, direct na het gesprek met een raadsheer van dit hof, naar vrienden van de grootouders is gebracht en dat hij daar op 8 november 2012 ’s avonds weer door de grootvader is opgehaald. De grootouders hebben toegegeven dat zij [het kind] inderdaad in de voormelde periode bij vrienden van hen elders in het land hebben ondergebracht. [het kind] heeft deze dagen verzuimd van school.
3.11 [het kind] is op donderdagavond 8 november 2012 geplaatst in een crisispleeggezin, en op 19 november 2012 geplaatst in een gezinshuis van Lindenhout.
4. De motivering van de beslissing
4.1 In de onder 2.6 vermelde brief van 6 december 2012 van mr. Korver is (voor zover hier relevant) het volgende opgenomen:
“[het kind] heeft mij verteld dat hij door Bureau Jeugdzorg met behulp van de politie bij zijn opa en oma is weggehaald”…..”Ik begrijp van [het kind] dat het hem ook vrijwel onmogelijk wordt gemaakt om te bellen met de buitenwereld. [het kind] geeft mij aan dat hij bang is voor de voogd. Ik heb Bureau Jeugdzorg aangeschreven. Zij weigeren mij echter in contact te brengen met [het kind]”……Ik realiseer mij dat het Nederlandse recht geen formele rechtsingang kent voor de minderjarigen in de procedure die thans bij u aanhangig is. Ik merk wel op dat [het kind] mij verteld heeft dat hij is mishandeld door zijn moeder. Daarmee is het gegeven van een belangenconflict tussen de belangen van de ouder met gezag belast en de minderjarige in kwestie gegeven. Dat er sprake lijkt te zijn van een belangenconflict tussen BJZ en de minderjarige lijkt mij gezien het voorgaande evident. Gezien dit alles meen ik dat het in het belang is van de minderjarige te achten is dat aan hem een raadsman wordt toebedeeld. Mogelijkerwijs zelfs een bijzonder curator. Ik dring er bij uw hof op aan dat te doen”.
4.2 Met betrekking tot de brief van mr. Korver heeft de stichting ter mondelinge behandeling verklaard dat zowel de gezinsvoogd als iemand van het gezinshuis met [het kind] heeft gesproken en dat [het kind] tegenover beiden heeft verklaard geen contact te hebben gehad met mr. Korver en hem ook niet te kennen. Het is de stichting dan ook niet duidelijk waar dit verzoek tot het benoemen van een bijzonder curator vandaan komt. Afgezien daarvan is het benoemen van een bijzonder curator niet in het belang van [het kind]. [het kind] is al te veel betrokken bij en belast met deze strijd; hij is gebaat bij een snelle beschikking, aldus de stichting.
4.3 De grootmoeder heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat [het kind] op het schoolplein een telefoon heeft geleend van een vriendje en daarmee contact heeft opgenomen met mr. Korver. Ook heeft de grootmoeder verklaard dat [het kind] heeft gezegd dat hij tegenover de gezinsvoogd heeft ontkend dat hij mr. Korver kent omdat de gezinsvoogd hem knijpt. De grootvader heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat de grootouders [het kind] op 29 november 2012 hebben opgezocht op school. De grootvader is tussen de middag nogmaals naar school gegaan en heeft [het kind] een telefoon gegeven met daarin het telefoonnummer van mr. Korver. De grootvader heeft [het kind] verteld bij het muurtje te gaan staan, waarbij hij zelf op een afstandje stond om te kijken of er wellicht iemand aankwam. [het kind] was doodsbang. Mr. Korver had gezegd dat [het kind] zelf moest bellen, aldus de grootvader.
4.4 De moeder heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat zij het niet op prijs zou stellen als er opnieuw een bijzonder curator zou komen. Kort gezegd acht zij het niet in het belang van [het kind] om een bijzonder curator te benoemen, nu deze de stem van [het kind] niet zo maar kan vertegenwoordigen zonder haarzelf en alle partijen weer gehoord te hebben en dit de voortgang van de zaak zou belemmeren.
4.5 De raad heeft ter mondelinge behandeling het hof geadviseerd geen bijzondere curator te benoemen. De stichting kan de belangen van [het kind] voldoende behartigen, een bijzonder curator is daarbij niet nodig, en op dit moment wordt het belang van [het kind] vooral gediend met rust en duidelijkheid, aldus de raad.
4.6 Ingevolge artikel 1:245 lid 4 BW heeft het (ouderlijk) gezag betrekking op de persoon van de minderjarige, het bewind over zijn vermogen en zijn vertegenwoordiging in burgerlijke handelingen, zowel in als buiten rechte. [het kind] is als minderjarige in beginsel procesonbekwaam. Hij wordt in rechte vertegenwoordigd door degene onder wiens gezag hij staat. De moeder oefent het ouderlijk gezag uit over [het kind] en vertegenwoordigt hem dan ook zowel in als buiten rechte. De moeder is verschenen ter mondelinge behandeling en heeft daar de belangen van [het kind] behartigd. Voor het toebedelen van een raadsman aan [het kind] is dan ook geen plaats. Een mogelijke uitzonderingssituatie is niet gesteld. Het hof zal dan ook dit verzoek afwijzen.
4.7 Wanneer in aangelegenheden betreffende (onder meer) diens verzorging en opvoeding de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen in strijd zijn met die van de minderjarige, benoemt de rechtbank dan wel, indien de zaak reeds aanhangig is, de desbetreffende rechter, ingevolge artikel 1:250 BW, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.
Daaronder valt blijkens de wetsgeschiedenis ook het geval dat sprake is van een wezenlijk conflict tussen de ouder(s) of voogd(en) en de minderjarige met betrekking tot diens verzorging en opvoeding (vgl. HR 4 februari 2005, LJN AR4850, NJ 2005/422). Bij de beantwoording van de vraag of een dergelijke benoeming is aangewezen, zal het belang van de minderjarige de eerste overweging voor de rechter moeten vormen. De benoeming van een bijzondere curator dient echter niet plaats te vinden met als doel in het algemeen de belangen van de minderjarige te beschermen. Voorts verdient opmerking dat de rechter bij beantwoording van de vraag of de benoeming van een bijzondere curator nodig is, een grote mate van beoordelingsvrijheid heeft (vgl. HR 23 november 2012, LJN BY3968, NJ 2012/668).
4.8 Het hof overweegt als volgt. Voor zover de brief, niet zijnde een verzoekschrift, van mr. Korver al opgevat zou moeten worden als een verzoek tot het benoemen van een bijzonder curator, zal het hof dit verzoek afwijzen. Het is niet duidelijk of [het kind] daadwerkelijk zelf een bijzonder curator wenst. De grootouders hebben het initiatief genomen [het kind] te laten bellen naar mr. Korver, nadat zij zelf contact hebben gehad met mr. Korver en hij hen gezegd had dat [het kind] hem zelf moest bellen. Het hof acht het gezien de onrust die, gelet op de voormelde vaststaande feiten, rondom [het kind] is ontstaan, en waarmee hij is belast, op dit moment het meest in het belang van [het kind] dat er snel duidelijkheid komt over waar [het kind] de komende periode zal wonen, zodat [het kind] rust krijgt. Bovendien acht het hof de belangen van [het kind] voldoende behartigd door de moeder en de stichting, is [het kind] zelf door het hof gehoord op 5 november 2012, en zijn ook de grootouders gehoord. Daarnaast bevindt zich in het procesdossier het rapport van 23 augustus 2012 van drs. S.J. Mous, kinder- en jeugdpsycholoog, en W. Postema, kinderpsychiater, met een verslag van het psychodiagnostisch onderzoek op 11 april 2012 door drs. E.A. van Rij, klinisch psycholoog en psychotherapeut. Ten slotte heeft de raad ter mondelinge behandeling een advies gegeven over wat het belang van [het kind] op dit moment meebrengt. De belangen van [het kind] zijn aldus vanuit verschillende invalshoeken belicht. Het hof acht gelet op het voorgaande het benoemen van een bijzonder curator thans niet noodzakelijk, en acht het op dit moment niet in het belang van [het kind] om na alles wat [het kind] tot dusver heeft meegemaakt, hem met nog meer juridische verwikkelingen en uitstel van een beslissing te belasten. Denkbaar is dat te zijner tijd, wanneer dient te worden beoordeeld waar [het kind] voor langere termijn zal dienen te worden geplaatst, [het kind] alsnog een verzoek om een bijzonder curator kan doen via de gebruikelijke weg. Het ligt dan echter eerder voor de hand om te denken aan mr. Verster als bijzonder curator, gelet op diens eerdere betrokkenheid (zie hierboven onder 2.8).
4.9 De grootouders verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat [het kind] zijn verblijf houdt bij zijn grootouders, zijnde een voorziening van pleegzorg, zodat hij vanuit een veilige plek kan worden behandeld en begeleid. Het hof begrijpt dit verzoek, mede gelet op de strekking van het standpunt van de grootouders in eerste aanleg, dat het hof mede opvat als een zelfstandig verzoek, gericht op beperking van de machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind], als een herhaling van hun verzoek in eerste aanleg.
De grootouders voeren aan dat het met [het kind] bij hen goed gaat; hij gaat naar school, met betere resultaten, hij voetbalt, heeft vriendjes en voelt zich prettig bij hun. Volgens de grootouders gaat het sinds de acties die de stichting heeft ondernomen om [het kind] op een andere woonplek te plaatsen niet goed met [het kind], is hij bang, wordt hij door de stichting onder druk gezet en worden hem alle communicatiemiddelen met de buitenwereld ontnomen.
4.10 De stichting voert aan dat geruime tijd is getracht in goed overleg, onder het gedogen van het verblijf van [het kind] bij de grootouders, de ontwikkelingsbedreigingen van [het kind] af te wenden, maar dat dit niet is gelukt. De grootouders handelen niet in het belang van [het kind] door hun negatieve opstelling jegens de moeder van [het kind], waarmee zij [het kind] blijven belasten. De grootouders en de moeder zijn niet in staat om hun conflicten in het belang van [het kind] bij te leggen. Dit blijft de ontwikkeling van [het kind] bedreigen. Deze bedreiging kan niet meer op een andere manier worden weggenomen dan door [het kind] in een neutrale omgeving te plaatsen, waarin hij kan toekomen aan zijn emotionele ontwikkeling en ontwikkeling van zijn autonomie in de relaties om hem heen. Dit geldt temeer gelet op de gang van zaken zoals die sinds 8 november 2012 is gebleken. [het kind] is door de grootouders zonder uitleg naar een onderduikadres gebracht en van school weggehouden, wat heel erg belastend is (geweest) voor hem. Er is een groot politie-onderzoek geweest. De stichting heeft besloten hem op een crisisplek in veiligheid te brengen. [het kind] verblijft inmiddels in een gezinshuis van Lindenhout – een ander dan waarin oorspronkelijk was gepland [het kind] te plaatsen -, waar hij zich al begint te ontspannen, open kan praten met de gezinshuisouders, en waar hem de ruimte wordt geboden om er achter te komen waaraan hij zelf behoefte heeft.
Vanuit loyaliteit geeft hij aan contact te willen met de grootouders. Ook wordt gepraat over wat er gaat gebeuren als het hof de bestreden beschikking zou vernietigen. [het kind] zegt dan zelf dat hij wil wonen waar hij nu is. Het is niet zo dat [het kind] niet kan communiceren met de buitenwereld, hij mag op internet en kan bij de Facebook-pagina; dit alles gaat wel onder begeleiding van de gezinshuisouders. Ook hierin wordt gekeken naar en open met [het kind] gecommuniceerd over wat de eigen behoefte van [het kind] is, aldus de stichting.
4.11 De moeder heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking en heeft laten weten achter de uithuisplaatsing van [het kind] in het gezinshuis waar hij zich thans bevindt te staan.
4.12 De raad heeft ter mondelinge behandeling verklaard de situatie omtrent [het kind] bijzonder zorgelijk te achten. De grootouders hebben [het kind] onttrokken aan het wettelijk gezag en (willen) laten liegen tegen de moeder en de politie. Nu blijkt weer dat zij [het kind] hebben laten bellen op het schoolplein terwijl zij weten dat dit niet mag.
Het is van groot belang voor [het kind] dat hij tot rust komt op de neutrale plek in het gezinshuis. Hij zal zich daar de komende tijd nog meer kunnen ontspannen en toekomen aan verwerking van hetgeen gebeurd is. Het is fijn te horen dat [het kind] zich goed ontwikkelt in het gezinshuis, dat hij open is, met de gezinshuisouders communiceert en dat hij gewoon toegang heeft tot verschillende communicatiemiddelen. Contactherstel met de moeder moet nu de prioriteit hebben. In de toekomst kan dan wellicht gekeken worden naar een rol voor de grootouders.
Hopelijk dringt het tot de grootouders door dat, in het geval zij wensen dat [het kind] gewoon hun kleinzoon kan zijn, de opstelling die zij tot nu toe hebben ingenomen niet degene is die zij moeten kiezen. Op de huidige wijze brengen de grootouders alleen maar meer schade toe aan [het kind], aldus de raad.
4.13 Het hof sluit zich aan bij het advies van de raad. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking de bevindingen die naar voren komen uit het psychiatrisch en psychodiagnostisch onderzoek. Deze bevindingen houden kort gezegd in dat sprake is van een emotioneel jong kind dat is meegezogen in conflictueuze en polariserende familieverhoudingen, waarbij de aanwezige ontwikkelingspathologie het risico van een verdere scheefgroei in de persoonlijkheidsontwikkeling meebrengt. Langdurige psychotherapeutische behandeling is nodig. Een neutrale opvoedingssituatie, waarin [het kind] afstand kan nemen van de gezinsdynamiek waarin hij meegezogen is geraakt en waarin hij zijn energie kan richten op zijn eigen ontwikkeling, is daarbij onontbeerlijk.
Hoewel niet ontkend kan worden dat de grootouders een bijdrage hebben geleverd aan de verzorging en opvoeding van [het kind], hebben zij inmiddels – mede gelet op de voormelde na de zitting van 8 november 2012 gebleken verwikkelingen – laten zien onvoldoende in het belang van [het kind] te kunnen handelen en zelfs in strijd met dat belang te handelen. Daarom kan [het kind] niet langer bij hen blijven wonen.
4.14 Uit het voorgaande volgt dat het hof de beschikking dient te bekrachtigen.
4.15 Het hof acht het voorts wat de toekomst betreft in het belang van [het kind] dat de grootouders in ieder geval voorlopig niet zelf contact zoeken met [het kind], dat zij zich onthouden van verdere acties waarmee [het kind] belast kan worden, en dat zij zich houden aan instructies van de stichting omtrent [het kind].
5. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Zutphen van 4 september 2012, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L. van der Bel, H.L. van der Beek en R. Prakke-Nieuwenhuizen, bijgestaan door mr. C. Nijhuis als griffier, en is op 21 december 2012 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.