ECLI:NL:GHARN:2012:BY9098

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.110.391
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot plaatsing van een jeugdige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg

In deze zaak gaat het om de machtiging tot plaatsing van een jeugdige, aangeduid als [appellant], in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. [Appellant] is een meisje van ruim zeventien jaar oud met diverse problemen, waaronder ADHD en een chaotische denkstijl. Na een periode van gesloten plaatsing heeft de stichting besloten haar een kans te bieden om thuis te wonen met inzet van Multi Systeem Therapie (MST). Echter, na de beëindiging van de gesloten plaatsing in februari 2012 heeft [appellant] zich onttrokken aan de noodzakelijke zorg, wat heeft geleid tot gevaarlijke situaties en een gebrek aan constructieve toekomstplannen. Het hof oordeelt dat de opneming en het verblijf van [appellant] in een gesloten accommodatie noodzakelijk zijn om te voorkomen dat zij zich aan de zorg onttrekt. De ouders zijn niet in staat gebleken om haar te begeleiden, en de hulpverlening in een vrijwillig kader lijkt niet te slagen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter die de stichting machtigt om [appellant] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De beslissing is genomen op 8 november 2012, waarbij het hof de ernst van de opgroei- en opvoedingsproblemen van [appellant] heeft meegewogen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.110.391
(zaaknummer rechtbank 230804)
beschikking van de familiekamer van 8 november 2012
inzake [appellant],
verblijfplaats onbekend,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen "[appellant]”,
advocaat: mr. S. Striekwold te Nijmegen,
en
Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen “de stichting”.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[Ouders],
wonende te Rossum,
verder te noemen “de ouders ”.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Arnhem van 22 juni 2012, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 18 juli 2012, is [appellant] in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. [appellant] verzoekt het hof die beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat het verzoek tot verlenen van de machtiging accommodatie gesloten jeugdzorg zal worden afgewezen.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 15 augustus 2012, heeft de stichting het verzoek in hoger beroep van [appellant] bestreden. De stichting verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3 De mondelinge behandeling heeft op 13 september 2012 plaatsgevonden. Namens [appellant] is haar advocaat verschenen. Namens de stichting zijn verschenen K.H.R. Bloemen (gezinsvoogd) en E. van Andel (teamleider).Tevens is de vader verschenen.
3. De vaststaande feiten
3.1 Uit het huwelijk van de ouders is op [geboortedatum] 1995 [appellant] geboren. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [appellant].
3.2 [appellant] is sinds 24 augustus 2010 onder toezicht gesteld, welke termijn laatstelijk is verlengd bij beschikking van 21 februari 2012 tot 20 januari 2013.
3.3 De stichting heeft op 12 juni 2012 een indicatiebesluit genomen als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de Wet op de jeugdzorg (verder te noemen “WJZ”). De stichting heeft verklaard dat zich hier een geval als bedoeld in het derde lid van artikel 29b WJZ voordoet. Een gedragswetenschapper, behorende tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, heeft verklaard in te stemmen met deze verklaring van de stichting.
3.4 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Arnhem op 14 juni 2012, heeft de stichting verzocht een machtiging te verlenen tot plaatsing van [appellant] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van de termijn van het indicatiebesluit.
3.5 Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter de stichting gemachtigd [appellant] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg overeenkomstig het indicatiebesluit van 12 juni 2012, met ingang van 22 juni 2012 tot uiterlijk 22 december 2012.
3.6 [appellant] is van augustus 2010 tot 30 september 2010 geplaatst geweest in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te Den Haag. Vanaf 30 september 2010 was [appellant] geplaatst bij De Jutters in Scheveningen. Daarna is zij op 5 oktober 2010 geplaatst bij Avenier in Almelo. Op 22 juli 2011 is [appellant] overgeplaatst naar de Ottho Gerhard Heldringstichting te Zetten. Sinds medio februari 2012 woonde [appellant] bij de ouders met inzet van Multi Systeem Therapie. Na een week liep [appellant] weg van huis. Zij meldde zich bij de stichting, die een crisisbed voor haar regelde bij Entrea. De volgende dag liep [appellant] ook bij Entrea weg, en vervolgens verbleef zij gedurende drie weken bij de ouders. Na een periode waarin de verblijfplaats van [appellant] voor de stichting onbekend was, is [appellant] 16 juli 2012 met inschakeling van de politie geplaatst in de Ottho Gerhard Heldringstichting te Zetten. Op 18 juli 2012 slaagde [appellant] erin weg te lopen. Tot op heden is zij onvindbaar voor de stichting.
4. De motivering van de beslissing
4.1 Ter mondelinge behandeling bij dit hof heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld om in overleg tot een oplossing te komen in het belang van [appellant]. Het hof heeft de stichting verzocht om het hof vóór 11 oktober 2012 te berichten over de uitkomsten van dit overleg. Nu het hof buiten de daarvoor gestelde termijn, te weten op 25 oktober 2012, bericht van de stichting heeft ontvangen, laat het hof deze brief buiten beschouwing en zal het hof beslissen op dit geschil.
4.2 Ingevolge artikel 29b lid 1 WJZ kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een accommodatie als bedoeld in artikel 29k WJZ, het daarbij behorende terrein daaronder begrepen, te doen opnemen en te doen verblijven, ongeacht of de jeugdige daarmee instemt. Ingevolge artikel 29b lid 2 WJZ kan een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt slechts worden verleend indien:
a. de jeugdige onder toezicht is gesteld,
b. de voogdij over de jeugdige berust bij een stichting, of
c. degene die, anders dan bedoeld onder b, het gezag over hem uitoefent, met de opneming en het verblijf instemt.
4.3 Een machtiging kan ingevolge artikel 29b lid 3 WJZ bovendien slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Ingevolge artikel 29b lid 4 WJZ kan een machtiging voorts slechts worden verleend indien de betrokken stichting een besluit als bedoeld in artikel 6 lid 1 WJZ heeft genomen, dat strekt tot verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder, en heeft verklaard dat zich een geval als bedoeld in het derde lid van artikel 29b WJZ voordoet. Deze verklaring behoeft ingevolge artikel 29b lid 5 WJZ de instemming van een gedragswetenschapper, behorende tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
4.4 Ingevolge artikel 29f lid 1 WJZ hoort de kinderrechter alvorens op een verzoek tot het verlenen van een machtiging te beslissen de jeugdige, degene die het gezag over de minderjarige uitoefent en degene die de jeugdige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, tenzij de kinderrechter vaststelt dat een persoon niet bereid is zich te doen horen, alsmede de verzoekende stichting en de raad, indien deze de verzoeker is.
4.5 Ingevolge artikel 29h lid 3 WJZ bepaalt de kinderrechter de geldigheidsduur van de machtiging op ten hoogste de termijn gedurende welke de jeugdige aanspraak heeft op het verblijf. Op verzoek van een van de instanties, genoemd in artikel 29d lid 1 WJZ, kan de kinderrechter de duur verlengen met inachtneming van de eerste volzin.
4.6 Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat bij [appellant] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat zij zich aan de zorg die zij nodig heeft, zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
[appellant] een meisje is van ruim zeventien jaar oud met diverse problemen. Zo is er sprake van ADHD en een chaotische denkstijl, waarbij [appellant] zowel moeite heeft met het uitstellen van haar behoeftes als het reageren op prikkels. [appellant] is snel afgeleid en haar gedrag is vaak impulsief en ondoordacht.
Vanwege de positieve ontwikkelingen die [appellant] in de gesloten plaatsing, van augustus 2010 tot begin 2012, doormaakte en de stress die een gesloten plaatsing bij [appellant] teweegbracht, heeft de stichting begin dit jaar besloten [appellant] een kans te bieden om thuis te wonen met inzet van MST (Multi Systeem Therapie). Vanaf de beëindiging van de gesloten plaatsing in februari 2012 heeft [appellant] zich echter onttrokken aan de zorg die zij nodig heeft. De ouders bleken niet in staat te voorkomen dat [appellant] al snel weer wegliep van huis, hetgeen ervoor zorgde dat zij in gevaarlijke situaties terechtkwam. Zo is [appellant] in april/mei 2012 door de politie verdwaasd in het gezelschap van twee mannen gevonden en verklaarde zij dat zij drie dagen niet gegeten en geslapen had. Niet alleen komt [appellant] in gevaarlijke situaties terecht, het weglopen zorgt er ook voor dat [appellant] nu inmiddels ruim een half jaar niet op een constructieve wijze aan haar toekomst heeft kunnen werken; zij volgt nu geen opleiding en houdt zich schuil op, zoals de vader ter mondelinge behandeling bij dit hof heeft verklaard, een vierkante meter. [appellant] stelt dat zij veel gepraat heeft met de ouders en dat zij vanuit huis een opleiding wil gaan volgen en een bijbaan regelen. Gezien het stranden van diezelfde plannen dit voorjaar, is naar het oordeel van het hof niet te verwachten dat hulpverlening in een vrijwillig kader zoals [appellant] dat voor ogen heeft nu zal slagen. Het feit dat [appellant] op [geboortedatum] 2013 de achttienjarige leeftijd zal bereiken, maakt dit oordeel niet anders. [appellant] kan in ieder geval tot 22 december 2012, de datum waarop de machtiging tot plaatsing van [appellant] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg eindigt, baat hebben bij een gesloten plaatsing door het volgen van een passende opleiding en het leren aanbrengen van structuur en regelmaat in haar leven. Van belang is wel dat [appellant] zich zo spoedig mogelijk meldt bij de stichting. Het feit dat [appellant] nu, aldus mr. Striekwold ter mondelinge behandeling bij dit hof, inziet dat weglopen haar ook niet de vrijheid geeft die zij ervan verwachtte, zou haar ertoe moet brengen die stap daadwerkelijk te zetten.
4.7 Uit het voorgaande volgt dat het hof de bestreden beschikking dient te bekrachtigen.
5. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Arnhem van 22 juni 2012.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Rijken, H.L. van der Beek en F.M.P.M. Strengers, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en is op 8 november 2012 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.