ECLI:NL:GHARN:2012:BY5293

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.078.852/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conforme parketvloer en ontbinding van de overeenkomst

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, gaat het om een geschil tussen Habo Beheer B.V. en Articorq Trading B.V. als appellanten en een geïntimeerde, die in eerste aanleg eiser was. De zaak betreft de levering van een parketvloer die niet voldeed aan de overeengekomen specificaties. De rechtbank Zwolle-Lelystad had eerder geoordeeld dat de vloer non-conform was, omdat deze niet minimaal voor 20% uit kwartiers/vals kwartiers gezaagd hout bestond, zoals in de overeenkomst was vastgelegd. De appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 28 juli 2010, waarin de rechtbank de vordering van de geïntimeerde had toegewezen tot een bedrag van € 14.369,66, inclusief schadevergoeding en restitutie van betaalde bedragen.

De appellanten voerden in hoger beroep verschillende grieven aan, waaronder dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de geïntimeerde niet-ontvankelijk was in zijn vorderingen en dat de vloer niet als non-conform kon worden beschouwd. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de vloer niet voldeed aan de verwachtingen die de geïntimeerde op basis van de overeenkomst mocht hebben. Het hof bevestigde dat de appellanten niet binnen een redelijke termijn herstel hadden aangeboden, waardoor de geïntimeerde bevoegd was om de overeenkomst te ontbinden.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van verkopers bij de levering van goederen en de rechten van consumenten bij non-conformiteit.

Uitspraak

Arrest d.d. 4 december 2012
Zaaknummer 200.078.852/01
(zaaknummer rechtbank 164107/HA ZA 09-1623)
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de tweede kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. Habo Beheer B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
2. Articorq Trading B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna te noemen: Habo en Articorq
advocaat: mr. K. van der Leij, kantoorhoudende te Hoofddorp,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. A.L. van Beugen, kantoorhoudende te Amsterdam.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 24 juni 2009 en 23 september 2009 en 25 november 2009 en 28 juli 2010 door de rechtbank Zwolle-Lelystad.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 25 oktober 2010, hersteld bij exploot van 13 december 2010, is door Habo en Articorq hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 28 juli 2010 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 21 december 2010.
De conclusie van de appeldagvaarding luidt:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het op 28 juli 2010 (zaak-/rolnummer 164107/HA ZA 09-1623) door de rechtbank Zwolle-Lelystad, tussen appellanten als oorspronkelijk gedaagden en eiseressen in het verzet en geïntimeerde als oorspronkelijk eiser en gedaagde in het verzet gewezen vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende alsnog de vorderingen van geïntimeerde af te wijzen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van de procedure in beide instanties."
Bij memorie van grieven hebben Habo en Articorq geconcludeerd overeenkomstig de appeldagvaarding.
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de grieven van [Parketcentrum] ongegrond te verklaren en het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 28 juli 2010 te bevestigen, zo nodig onder aanvulling van de rechtsgronden, met veroordeling van [Parketcentrum] in de proceskosten vanaf veertien dagen na het in dezen te wijzen arrest."
Ten slotte hebben Habo en Articorq de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Habo en Articorq hebben acht grieven opgeworpen.
De beoordeling
De feiten
1. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.19) een aantal tussen partijen vaststaande feiten weergegeven. Met grief 2 voeren Habo en Articorq aan dat deze weergave onjuist en onvolledig is.
1.1. Habo en Articorq betwisten dat [geïntimeerde] op zoek was naar een “stille” houten vloer en dat [geïntimeerde] zou hebben verzocht om een “QFQ-vloer”. Gelet op deze betwisting zal het hof bedoelde feiten niet als vaststaand aanmerken.
1.2. Habo en Articorq betwisten voorts dat [geïntimeerde] in zijn brief van 23 februari 2007 de woorden van [X] correct heeft weergegeven. Zij leggen een brief van [X] over d.d. 10 oktober 2006 waaruit zou blijken wat hij wel heeft gezegd. Het hof zal de inhoud van die brief hierna gedeeltelijk citeren.
1.3. Verder stellen Habo en Articorq dat de tijdslijn in r.o. 2.5 tot en met 2.10 onjuist is, althans onvolledig. Zij beroepen zich op een brief van [geïntimeerde] d.d.
16 december 2006. Het hof zal die brief hierna voor zover van belang citeren. In welk opzicht de tijdslijn voor het overige onjuist of onvolledig zou zijn stellen Habo en Articorq niet, zodat het hof in zoverre van de door de rechtbank vastgestelde feiten zal uitgaan.
1.4. Ten slotte stellen Habo en Articorq dat waar in r.o. 2.7 staat vermeld dat door een medewerker van [Parketcentrum] lak is aangebracht op enkele niet met olie bewerkte stroken het daarbij ging om monsters. [geïntimeerde] heeft dat betwist. Naar het oordeel van het hof laat de rechtbank in r.o. 7 in het midden of het gaat om reeds gelegde stroken dan wel monsters. Nu dit in geschil is, zal ook het hof dat in het midden laten.
1.5. Uit het voorgaande volgt dat de weergave van de vaststaande feiten op enkele onderdelen zal worden gewijzigd of aangevuld. Geen van die wijzigingen/aanvullingen kan op zichzelf leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis. In zoverre faalt grief 2. De conclusies die Habo en Articorq in de toelichting op grief 2 verbinden aan het verloop van de feiten zullen hieronder bij de bespreking van de overige grieven besproken worden.
2. Met in achtneming van het voorgaande staat, voor zover in hoger beroep nog van belang en aangevuld met wat overigens nog tussen partijen is komen vast te staan, het volgende tussen partijen vast.
2.1. [Parketcentrum] heeft [geïntimeerde] een “Exquisit Selectvloer” zonder knoesten geoffreerd voor een bedrag van € 7.700,-. [geïntimeerde] heeft deze offerte geaccepteerd en op 16 juni 2006 ondertekend. Aldus is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen, waarbij is overeengekomen dat de vloer op 19 september 2006 zou worden geleverd en dat de werkzaamheden betreffende het leggen van de vloer op 21 september 2006 zouden starten.
2.2. Op de overeenkomst zijn de Algemene voorwaarden voor Consumenten van de Coöperatie Parketmeesters U.A. (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. Artikel 13 van de algemene voorwaarden luidt, voor zover hier van belang:
“Alle geschillen of klachten van een opdrachtgever die voortvloeien uit de door een lid van ons met een opdrachtgever gesloten overeenkomst dienen in eerste instantie te worden voorgelegd aan de Klachtencommissie Parketmeesters indien dit schriftelijk door ons of ons betreffende lid schriftelijk aan de opdrachtgever is meegedeeld. Binnen één maand nadat door ons of ons desbetreffende lid schriftelijk op dit beding een beroep is gedaan, kan de opdrachtgever zich eventueel wenden tot de volgens de wet bevoegde rechter.
[...]
Teneinde ontvankelijk te zijn in zijn klacht dient de opdrachtgever voorts zijn financiële verplichtingen jegens ons lid te hebben voldaan of voorzover hij daaraan nog niet heeft voldaan, het bedrag van zijn financiële verplichtingen in depot te hebben gestort onder de Stichting Parket-, Kunststof- en Kurkvloeren. [...]
Indien de opdrachtgever zich niet kan verenigen met de beslissing van de Klachtencommissie Parketmeesters dan dient hij zich binnen twee maanden na de datum waarop de beslissing is gewezen te wenden tot de bevoegde burgerlijke rechter. Doet hij dit niet dan is de gegeven beslissing voor beide partijen bindend”
2.3. Nadat aanvankelijk vloerdelen met een verkeerde maatvoering waren geleverd, zijn andere vloerdelen geleverd en is de vloer grotendeels gelegd in de laatste week van september 2006. [geïntimeerde] heeft eind september aan [Parketcentrum] meegedeeld dat de vloer volgens hem en een door hem ingeschakelde deskundige niet voldeed aan de overeenkomst, omdat alle vloerdelen dosse gezaagd waren en de vloer een wilde print had. [geïntimeerde] heeft [Parketcentrum] daarbij meegedeeld haar aansprakelijk te houden voor schade. [Parketcentrum] heeft hierop de (leg)werkzaamheden opgeschort.
2.4. Op 2 oktober 2006 hebben de heren [A] en [B] de vloer namens [Parketcentrum] aanschouwd. Op verzoek van [Parketcentrum], heeft [X] van de firma [firma] (de leverancier van de vloerdelen) de vloer op 5 oktober 2006 geïnspecteerd.
2.5. Naar aanleiding van de klacht van [geïntimeerde] heeft een medewerker van [Parketcentrum] vervolgens lak aangebracht op enkele nog niet met olie bewerkte stroken. [geïntimeerde] was niet tevreden met het resultaat en heeft aan [Parketcentrum] meegedeeld dat het afwerken van de vloer met lak in plaats van met olie naar zijn mening niet de juiste oplossing was.
2.6. In een brief van 10 oktober 2006 heeft [X] van [firma] na een door hem uitgevoerde inspectie aan de vloer onder meer het volgende aan [Parketcentrum] geschreven:
“ (…) de zaagwijze van deze partij hout bestaat voornamelijk uit dosse gezaagd hout (…). Een exsquisit sortering behoort +/- 20% kwartiers/half kwartiers gezaagd hout te bevatten. (…) Een andere optie zou kunnen zijn de verhouding kwartiers/half kwartiers/dosse in de vloer aan te passen volgens de normering, wat inhoudt dat 20% van de vloer zal moeten worden verwijderd en nieuw materiaal zal worden geplaatst (…)”.
2.7. Op 9 november 2006 heeft er op verzoek van [geïntimeerde] een gesprek plaatsgevonden over de ontstane situatie, in welk gesprek [geïntimeerde] [Parketcentrum] heeft verzocht om schriftelijk te reageren op zijn klachten en met een voorstel te komen.
2.8. [Parketcentrum] heeft hierop gereageerd door bij brief van 11 november 2006 aan [geïntimeerde] te vragen om eerst zijn wensen inzake zijn klacht over de vloer schriftelijk aan [Parketcentrum] te doen toekomen.
2.9. In een brief d.d. 19 december 2006 heeft [geïntimeerde] aan [Parketcentrum] onder meer geschreven:
“ (…) Zoals eind november telefonisch met u besproken zullen wij, op uw verzoek, een voorstel uitwerken m.b.t. het vervangen van de vloer. Hoewel wij hierin al vrij ver gevorderd zijn ontbreekt het ons aan enige informatie. Dit betreft met name de kosten en risico’s welke direct en indirect verbonden zijn aan het verwijderen van de vloer.
Wij gaan ervan uit u de tweede helft van januari ons voorstel te doen toekomen (…)”.
2.10. In een brief, gedateerd 8 januari 2007, heeft [geïntimeerde] onder meer aan Parketmeester geschreven:
“Middels dit schrijven doen wij u het voorstel om tegen terugbetaling van de door ons gedane aanbetaling ad € 5.575- plus door u te betalen schadevergoeding ad € 3.000,= de overeenkomst (d.d. 16 juni 2006) te ontbinden.
Na ontvangst van het totaalbedrag ad € 8.575,= op onze rekening zult u worden ontslagen van alle verplichtingen om de huidige vloer uit de woning te breken, alle mogelijke schade (o.a. stucwerk en betonnen ondervloer) te herstellen, reeds gemaakte en nog bijkomende kosten te vergoeden (conform hetgeen in uw algemene voorwaarden gesteld) en een nieuwe juiste vloer te plaatsen en op te leveren.
Zoals u bekend heeft een opeenstapeling van grove fouten, miscommunicatie en twijfelachtige prioritering [...] er toe geleid dat:
• aanvankelijk een vloer (1e vloer) werd geleverd met verkeerde plankbreedte
• aanzienlijke vertraging is opgetreden bij het leggen van de 2e vloer, waardoor de vooraf overeengekomen tijdspanne niet werd gehaald
• de 2e vloer, welke door uw medewerkers bijna volledig is geplaatst, ook niet de door ons bestelde vloer bleek te zijn. (hetgeen door leverancier Albers ter plekke werd beaamd tijdens hun bezoek aan ons).
• het aandragen van alternatieven een zeer moeizaam traject is gebleken (10 weken!)
• het nakomen van afspraken onmogelijk is gebleken.
[…]
In het streven om tot een oplossing te komen hebben we moeten vaststellen dat alle besproken en onderzochte alternatieven niet aanvaardbaar zijn. Daarmee rest feitelijk één oplossing, zijnde: het volledig vervangen van de vloer. [...] Het vertrouwen in uw organisatie is zodanig geschaad dat wij willen aandringen op ontbinding van de overeenkomst zoals bovenstaand omschreven. [...]”
2.11. Bij brief van 30 januari 2007 heeft [Parketcentrum] onder meer geschreven:
“ [...]
Achteraf is geconstateerd dat de geleverde eiken exquisit niet helemaal aan de specificaties voldoet. Hoewel het een foutvrije sortering betreft zonder spint, knoesten of gebreken, is de hoeveelheid kwartiers/halfkwartiers gezaagd hout niet geheel in verhouding, dit behoort +/- 20% te bedragen.
[...]
Ondanks [...] zijn wij bereid, onder garantie, het aantal kwartiers/halfkwartiers gezaagde delen in uw vloer op +/- 20% te brengen. Wij zullen daartoe een aantal delen vervangen en vervolgens de gehele vloer schuren en opnieuw afwerken ter uwer keuze, in olie, lak of skylt.
Van een eenzijdige ontbinding van de koopovereenkomst kan absoluut geen sprake zijn. [...]
Mocht u zich niet kunnen verenigen met het voorstel kunt u zich keren tot:
Klachtencommissie
Postbus 55
3881 PM Putten [...]”
2.12. Op 23 februari 2007 heeft [geïntimeerde] aan [Parketcentrum] een brief geschreven, zoals door de rechtbank ten dele geciteerd in rechtsoverweging 2.12. In antwoord hierop heeft [Parketcentrum] op 22 maart 2007 aan [geïntimeerde] een brief geschreven, zoals door de rechtbank ten dele geciteerd in rechtsoverweging 2.13.
2.13. In een in opdracht van [geïntimeerde] door [Y] van CED Nomex B.V. te Capelle aan de IJssel opgemaakt rapport, gedateerd 2 mei 2007, staat onder meer vermeld:
“[…] Wij hebben een eiken tapis stroken parketvloer aangetroffen met een strookbreedte van 16 centimeter. De eiken stroken zijn uitsluitend dosse gezaagd en het hout heeft een uitgesproken wilde tekening, hetgeen nog wordt benadrukt door de brede, donkere nerven van het hout.
Volgens de overeenkomst zou een “Eiken Exquisit sortering zonder noesten” worden geleverd.
De sortering “Eiken Exquisit sortering zonder noesten” behoort aan de volgende specificaties te voldoen:
1) […]
5) Lichte kleurverschillen, eigen aan de structuur van het hout, zijn toegelaten.
6) […]
8) De sortering omvat minimaal 20% kwartiers en vals kwartiers gezaagde stroken.
De geleverde sortering voldoet niet aan de overeenkomst.
1) Er zijn grote kleurverschillen aanwezig. De nerven zijn veel donkerder als het omliggende hout en erg wild van structuur.
2) De geleverde stroken zijn dosse gezaagd en er zijn in de vloer geen kwartiers en vals kwartiers gezaagde stroken aanwezig.
(dosse gezaagd hout heeft een zogenaamde vlammen-tekening, kwartiers gezaagd hout heeft een nagenoeg recht lopende nerf en in vals kwartiers gezaagd eikenhout komen zogenaamde spiegeltjes voor)
[…]
Het vervangen van 20% van de dosse gezaagde stroken door kwartiers en vals kwartiers gezaagde stroken is theoretisch mogelijk, praktisch nauwelijks uitvoerbaar, terwijl de erg wilde uitstraling van de vloer blijft gehandhaafd en de kwartiers en vals kwartiers gezaagde stroken zullen, door de uitgesproken nerfstructuur van de dosse gezaagde stroken, niet in het totaalbeeld van de vloer passen.”
2.14. Bij brief van 7 februari 2008 heeft de advocaat van [geïntimeerde] de koopovereenkomst, voor zover nog vereist, ontbonden en [Parketcentrum] uitgenodigd om op 4 maart 2008 aanwezig te zijn bij een opneming van het werk door een deskundige om te komen tot het vaststellen van de hoogte van de schade.
2.15. Bij brief van 9 juli 2008 heeft [deskundige] van Hensing Bouwkunde B.V. naar aanleiding van zijn onderzoek op 4 maart 2008 aan de advocaat van [geïntimeerde] opgave gedaan van de door hem begrote kosten van herstel. [deskundige] heeft deze kosten begroot op € 8.092,00 inclusief BTW.
2.16. Op de in rechtsoverweging 2.1. genoemde offerte staat vermeld de naam “[Parketcentrum]”, het adres [adres] en het Kamer van Koophandelnummer 39082790. Uit de gegevens van het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat “[Parketcentrum]” de handelsnaam is (geweest) van Articorq, welke vennootschap ook de naam [Parketcentrum] Harderwijk B.V. heeft gehad. Onder het Kamer van Koophandelnummer 39082790 staat in het handelsregister Habo geregistreerd. Habo is de moedermaatschappij en bestuurster van Articorq.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3. [geïntimeerde] heeft Habo en Articorq gedagvaard en gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Habo en Articorq hoofdelijk zal veroordelen tot, primair, betaling aan [geïntimeerde] van € 17.588,66 vermeerderd met rente en kosten.
3.1. Bij verstekvonnis van 23 september 2009 is deze primaire vordering toegewezen behoudens de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De gevorderde wettelijke rente is toegewezen vanaf 23 februari 2008. Habo en Articorq zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.
3.2. Habo en Articorq zijn vervolgens in verzet gekomen en hebben gevorderd dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog worden afgewezen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de verstek- en de verzetprocedure.
3.3. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis van 28 juli 2010, samengevat, als volgt geoordeeld. Habo en Articorq dienen beiden als partij bij de overeenkomst tot levering van de parketvloer te worden beschouwd. Hun beroep op niet-ontvankelijkheid op grond van artikel 13 van de algemene voorwaarden faalt, omdat die bepaling onredelijk bezwarend is en daarom vernietigbaar. De geleverde vloer is non-conform omdat deze, anders dan mocht worden verwacht, niet minimaal voor 20% uit kwartiers/vals kwartiers gezaagd hout bestaat. Voor zover dit al herstelbaar is, is [Parketcentrum] niet overeenkomstig artikel 7:21 lid 3 BW haar verplichting tot herstel binnen redelijke termijn nagekomen. Op grond daarvan was [geïntimeerde] bevoegd om, gelijk hij heeft gedaan, de overeenkomst op 8 januari 2007 te ontbinden. Het na ontbinding door [Parketcentrum] aangeboden herstel is niet meer relevant. Er is geen sprake van schuldeisersverzuim aan de zijde van [geïntimeerde], noch van rechtsverwerking. Nu onweersproken is dat [Parketcentrum] in verzuim is met betrekking tot de nakoming van haar ongedaanmakinsverbintenis, is zij verplicht de daardoor ontstane schade te vergoeden en het reeds betaalde deel van de koopsom terug te betalen. In totaal is aan schadevergoeding en restitutie van betaalde bedragen € 14.369,66 toewijsbaar.
3.4. De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis het verstekvonnis vernietigd en de primaire vordering toegewezen tot € 14.369,66, onder afwijzing van het meerdere. Voorts heeft zij Habo en Articorq hoofdelijk veroordeeld in de kosten van de verstek- en de verzetprocedure.
De bespreking van de grieven
Inleidende opmerking
4. Nu geen grief is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Habo en Articorq beiden als partij bij de overeenkomst tot levering van de parketvloer dienen te worden beschouwd, zal ook het hof daarvan uitgaan.
5. Grief 1 houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het niet-ontvankelijkheidsverweer faalt. In eerste aanleg hebben Habo en Articorq het verweer gevoerd dat [geïntimeerde] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat hij zich niet binnen de in artikel 13 van de algemene voorwaarden genoemde termijn van een maand nadat hij er door [Parketcentrum] op was gewezen dat hij zijn klacht bij de Klachtencommissie Parketmeesters kon indienen, heeft gewend tot de burgerlijke rechter (hierna: het eerste niet-ontvankelijkheidsverweer).
In de toelichting op de grief voeren Habo en Articorq aan dat [geïntimeerde] de zaak wel bij genoemde klachtencommissie aanhangig heeft gemaakt, doch zijn klacht op
7 februari 2008 heeft ingetrokken nadat de klachtcommissie had besloten de zaak niet verder te behandelen omdat [geïntimeerde] weigerde het klachtgeld te voldoen. Vervolgens heeft [geïntimeerde] niet binnen de in artikel 13 van de algemene voorwaarden gestelde termijn van twee maanden de zaak voorgelegd aan de burgerlijke rechter, zodat hij volgens Habo en Articorq niet-ontvankelijk is in zijn vordering (hierna: het tweede niet-ontvankelijkheidsverweer).
6. Het hof overweegt dienaangaande dat dit tweede niet-ontvankelijkheidsverweer en ook het eerste (voor zover in appel gehandhaafd) afstuiten op het gegeven dat de rechtbank artikel 13 van de algemene voorwaarden heeft vernietigd op grond van onder meer artikel 6:236 aanhef en onder n BW. Tegen de beslissing tot vernietiging op die grond is geen grief aangevoerd, zodat het hof ervan uit heeft te gaan dat artikel 13 van de algemene voorwaarden op goede gronden is vernietigd. Wat betreft het tweede niet-ontvankelijkheidsverweer zoals hiervoor verwoord overweegt het hof daarnaast dat Habo en Articorq niet hebben gesteld dat en wanneer de klachtencommissie een uitspraak zou hebben gedaan, terwijl het niet in behandeling nemen wegens niet betalen van klachtgeld naar het oordeel van het hof bezwaarlijk kan worden gelijkgesteld met een uitspraak van de klachtcommissie waaraan partijen zijn gebonden. De grief faalt.
7. Grief 5 houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat als vaststaand moet worden aangenomen dat de parketvloer in elk geval vanwege het ontbreken van de juiste verhouding dosse en kwartiers/half kwartiers gezaagd hout als non-conform moet worden beschouwd.
8. Bij de beoordeling van deze grief stelt het hof voorop dat Habo en Articorq in de toelichting op deze grief geen klacht aanvoeren tegen het uitgangspunt van de rechtbank dat, zoals door [geïntimeerde] gesteld, voor een Exquisit Select vloer geldt dat deze voor minimaal 20% uit kwartiers/vals kwartiers gezaagd hout dient te bestaan (r.o. 4.4 tot en met 4.6 van het bestreden vonnis). In de toelichting op de onderhavige grief leest het hof evenmin een onderbouwd betoog ertoe strekkende dat, anders dan de rechtbank heeft aangenomen, de onderhavige vloer wel aan deze specificatie voldoet. Voor zover Habo en Articorq met hun verwijzing in de toelichting op grief 2 naar de brief van [X] d.d. 23 februari 2007 hebben willen betogen dat uit die brief zou volgen dat de vloer wel aan bedoelde specificatie voldoet, kan het hof hen daarin niet volgen. Uit hetgeen het hof van die brief heeft geciteerd (zie r.o. 2.6) volgt juist het tegendeel.
9. Op grond van het voorgaande moet ervan worden uitgegaan dat de vloer niet voldoet aan de eigenschappen die [geïntimeerde] daarvan op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Volgens Habo en Articorq is desalniettemin van non-conformiteit geen sprake omdat, zoals met de onderhavige grief wordt betoogd, de vloer door hen nog niet zou zijn opgeleverd. Het hof passeert dit verweer. In casu is sprake van een koop/aannemingsovereenkomst. De non-conformiteit heeft geen betrekking op de uitvoering van het werk (die op het moment van oplevering conform moet zijn) doch op de gekochte parketstroken, die reeds op het moment van aflevering conform dienen te zijn (art. 6:17 lid 1 BW).
10. De grief faalt.
11. Grief 3 houdt in dat de rechtbank er ten onrechte kennelijk impliciet vanuit is gegaan dat Habo en Articorq in verzuim zijn ten aanzien van de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst.
Grief 4 houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [Parketcentrum] pas bij brief van 30 januari 2007, nadat [geïntimeerde] de ontbinding van de overeenkomst had ingeroepen, herstel/vervanging van de vloer heeft aangeboden en aldus de redelijke termijn als bedoeld in artikel 7:21 lid 3 BW heeft overschreden.
Grief 7 houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vloer gedurende de drie maanden dat herstel mogelijk geweest zou zijn onbruikbaar is geweest.
Grief 8 houdt in dat [geïntimeerde] in schuldeisersverzuim is geraakt.
Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
12. In de toelichtingen op de onderhavige grieven, waarbij ook wordt verwezen naar toelichtingen op andere grieven, betogen Habo en Articorq, samengevat, het volgende.
[Parketcentrum] heeft van meet af aan een gedegen oplossing bestaande uit het wijzigen van de samenstelling van het vloerhout, zoals de leverancier van het vloerhout na bezichtiging heeft geopperd, aangeboden. Dit blijkt uit de brief van [geïntimeerde] d.d. 16 december 2006 waarin hij vraagt hem tijd te gunnen om het voorstel voor de aangeboden vervanging uit te werken. Zijn volgende actie was echter de brief van 8 januari 2007 waarin hij de ontbinding inroept. Anders dan de rechtbank overweegt (r.o. 4.7), is niet namens [Parketcentrum] gezegd dat na overleg met de leverancier alles binnen een week geregeld zou zijn. Voorts wordt betoogd dat slechts de plinten van de vloer ontbraken en opslag van de inventaris dus niet nodig was. De vloer is in de bewuste periode dan ook gewoon door [geïntimeerde] gebruikt, aldus Habo en Articorq. Voor zover er vertraging is geweest, was [geïntimeerde] daar zelf de oorzaak van. [geïntimeerde] heeft [Parketcentrum] aan het lijntje gehouden en geen gelegenheid geboden voor herstel. [Parketcentrum] is nimmer in gebreke gesteld.
13. [geïntimeerde] heeft in reactie op deze stellingen betwist dat [Parketcentrum] hem op enig moment voor 30 januari 2007 heeft aangeboden de vloer deels te vervangen, ondanks dat zij op of omstreeks 10 oktober 2006 de beschikking had over de brief van [X] waarin dat als mogelijkheid werd geopperd. [Parketcentrum] bood slechts aan de vloer te lakken, hetgeen geen oplossing was. Na een bespreking in november 2006 heeft [Parketcentrum] bij brief van 11 november 2006 aan [geïntimeerde] verzocht zijn voorstellen tot vervanging schriftelijk kenbaar te maken. Dit was "de wereld op zijn kop", nu het op de weg van [Parketcentrum] lag om met een voorstel te komen. Aangezien met de uitwerking van het voorstel meer tijd gemoeid ging dan verwacht heeft [geïntimeerde] de brief van 19 december 2006 geschreven. [geïntimeerde] heeft vervolgens [Parketcentrum] te kennen gegeven dat vervanging van de vloer de enige mogelijkheid was. [Parketcentrum] was daartoe niet bereid waarna [geïntimeerde] de overeenkomst bij brief van 8 januari 2007 heeft ontbonden. [geïntimeerde] had tot dan toe zijn meubels niet teruggeplaatst om [Parketcentrum] alle mogelijkheden tot herstel te kunnen bieden.
14. Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Anders dan Habo en Articorq stellen, leest het hof in de brief van [geïntimeerde] d.d. 19 december 2006 niet de bevestiging dat reeds van aanvang af door [Parketcentrum] een voorstel tot (gedeeltelijke) vervanging is gedaan. Uit genoemde brief volgt dat [Parketcentrum] aan [geïntimeerde] heeft gevraagd om zijn voorstellen tot vervanging nader uit te werken, hetgeen in lijn is met de brief van [Parketcentrum] d.d. 11 november 2006 waarin [Parketcentrum] [geïntimeerde] vraagt zijn wensen schriftelijk kenbaar te maken. Nu Habo en Articorq, los van hun hiervoor verworpen redenering, niet concreet hebben aangegeven dat en op welk moment gelegen voor 8 januari 2007 door of namens [Parketcentrum] aan [geïntimeerde] is aangeboden de vloer gedeeltelijk te vervangen, moet ervan uit worden gegaan dat zij dit niet eerder heeft gedaan dan in haar brief van 30 januari 2007. [Parketcentrum] beschikte reeds omstreeks 10 oktober 2006 over de brief van [X] en had derhalve reeds toen concrete voorstellen tot vervanging van houtdelen aan [geïntimeerde] behoren te doen. In plaats daarvan heeft zij een passieve houding aangenomen en de koper/consument gevraagd diens voorstellen tot vervanging uit te werken en op schrift te stellen. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat op 8 januari 2007 de conclusie gerechtvaardigd was dat [Parketcentrum] niet binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel
7: 21 lid 3 BW tot gedeeltelijke vervanging was overgegaan. Het hof tekent hierbij aan dat Habo en Articorq met hun stelling dat slechts de plinten van de vloer ontbraken onvoldoende hebben weersproken dat [geïntimeerde] al die tijd (ongeveer drie maanden) de vloer niet (volledig) in gebruik heeft kunnen nemen omdat hij deze beschikbaar moest houden voor herstelwerkzaamheden. Gelet op het voorgaande was [geïntimeerde] op 8 januari 2007 bevoegd om, gelijk hij heeft gedaan, tot ontbinding van de overeenkomst over te gaan: zie artikel 7:22, lid 1 sub a BW in samenhang met lid 2 van genoemd artikel. Nu aan de eis van lid 2 is voldaan, was voor ontbinding niet vereist dat [Parketcentrum] in verzuim is komen te verkeren. Het beroep op schuldeisersverzuim hebben Habo en Articorq in hoger beroep niet althans onvoldoende feitelijk onderbouwd.
15. De onderhavige grieven falen.
16. Grief 6 houdt in dat de rechtbank ten onrechte het bewijsaanbod van Habo en Articorq tot het benoemen van een parketdeskundige heeft gepasseerd. Het hof overweegt dat, nu geen klacht is aangevoerd tegen het uitgangspunt van de rechtbank dat van een Exquisit Select vloer mag worden verwacht dat deze voor minimaal 20% uit kwartiers/vals kwartiers gezaagd hout bestaat en dat de onderhavige vloer daar niet aan voldoet (zie grief 5), het benoemen van een deskundige ten aanzien van die vraagpunten niet nodig is. Aangezien de rechtbank voorts in het midden heeft gelaten of de klacht van [geïntimeerde] met betrekking tot de tekening van de vloer terecht is (r.o. 4.8, slot) en de rechtbank veronderstellenderwijs Habo en Articorq heeft gevolgd in hun standpunt dat partiële vervanging van de vloer mogelijk is (r.o. 4.7, eerste alinea) valt niet in te zien met welk doel een deskundigenbericht zou moeten worden bevolen. Habo en Articorq lichten dat ook niet toe. De grief faalt.
17. Grief 9 bouwt voort op de voorgaande grieven en deelt dan ook het lot daarvan.
De slotsom.
18. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd met veroordeling van Habo en Articorq als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (wat betreft de aan de zijde van [geïntimeerde] te liquideren advocaatkosten te begroten op 1 punt in tarief II), vermeerderd met de daarover gevorderde wettelijke rente.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van 28 juli 2010 waarvan beroep;
veroordeelt Habo en Articorq in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op € 649,- aan verschotten en € 894,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente over voormelde bedragen vanaf veertien dagen na betekening van dit arrest tot aan de voldoening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. L. Janse, voorzitter, K.M. Makkinga en I. Tubben, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 4 december 2012 in bijzijn van de griffier.