ECLI:NL:GHARN:2012:BY5270

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
30 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-002358-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarigen door een zorgdrager, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 30 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zutphen. De verdachte is beschuldigd van het plegen van ontucht met drie minderjarigen, aan wie hij zorg of waakzaamheid had toevertrouwd. De feiten vonden plaats tussen 2003 en 2011, waarbij de slachtoffers op verschillende momenten in hun jeugd door de verdachte zijn misbruikt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar. De verdachte is schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, die zijn bewezen verklaard op basis van de verklaringen van de slachtoffers en andere bewijsmiddelen. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de afhankelijkheidspositie van de slachtoffers en de lange periode waarin de misdragingen hebben plaatsgevonden. Daarnaast is er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd ten behoeve van de slachtoffers, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de geleden schade. Het hof heeft ook bijzondere voorwaarden gesteld aan de voorwaardelijke straf, waaronder behandeling bij een instelling en toezicht door de reclassering. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, die langdurige psychische gevolgen ondervinden van het misbruik.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-002358-12
Uitspraak d.d.: 30 november 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van 9 mei 2012 in de strafzaak tegen
(Verdachte),
geboren te (plaats) op (datum),
wonende te (adres).
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 november 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr J.O.A.N. de Vries, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 maart 2011 te Neede en/of elders in Nederland, (buiten echt) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (slachtoffer A), geboren op (datum), immers heeft verdachte, opzettelijk ontuchtig, - de penis van die (slachtoffer A) in zijn, verdachtes, mond genomen en/of - de penis van die (slachtoffer A) betast en/of - zich door die (slachtoffer A) laten aftrekken en/of - een vinger van die (slachtoffer A) door die (slachtoffer A) in zijn, verdachtes, anus laten duwen;
2:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 31 maart 2009, te Neede en/of Groenlo, in ieder geval in Nederland, (buiten echt) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (slachtoffer B) geboren op (datum), immers heeft verdachte die (slachtoffer B) (opzettelijk ontuchtig) zijn, verdachtes, penis en/of balzak laten betasten;
3:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 juni 2011, te Neede en/of Groenlo, in ieder geval in Nederland, (buiten echt) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (slachtoffer C) geboren op (datum), immers heeft verdachte, (opzettelijk ontuchtig), - de penis van die (slachtoffer C) in zijn, verdachtes, mond genomen/gedaan en/of - de penis van die (slachtoffer C) (met zijn, verdachtes, handen) betast en/of - die (slachtoffer C) zijn, verdachtes, penis en/of balzak laten betasten;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft begaan, maar dat de tenlastegelegde periode en de frequentie ten aanzien van alle feiten te ruim is. Met betrekking tot feit 1 zou verdachte moeten worden vrijgesproken van de periode van 2003 tot en met 2005. Met betrekking tot feit 2 zou het gaan om een periode van twee weken in september 2008. Ten aanzien van feit 3 zou verdachte vrijgesproken moeten worden van de periode van maart 2009 tot en met 30 juni 2011. Verdachte zou vanaf 2009 tot aan begin 2011 geen contact meer met de in de feiten 2 en 3 genoemde jongens hebben gehad.
Het hof overweegt en beslist hieromtrent als volgt.
Ten aanzien van feit 1 heeft de aangever verklaard dat hij ongeveer 7 à 8 jaar oud was toen hij voor het eerst bij verdachte op bezoek kwam. Kort na dit bezoek zijn de ontuchtige handelingen begonnen. Het hof is daarom van oordeel dat, ook al kunnen de data waarop de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden niet expliciet benoemd worden, uit de verklaringen van aangever en verdachte is gebleken dat de ontuchtige handelingen in ieder geval gedurende de tenlastegelegde periode hebben plaatsgevonden.
Ten aanzien van feit 2 heeft aangever verklaard dat er twee keer een ontuchtige handeling heeft plaatsgevonden. Hij heeft verklaard dat dit in de periode was dat zijn moeder in het ziekenhuis heeft gelegen. Dit zou in februari 2009 zijn geweest. De verdachte heeft deze handelingen bekend. Het hof acht, gelet op de verklaringen van aangever en verdachte, met de rechtbank bewezen dat de handelingen in de tenlastegelegde periode hebben plaatsgevonden. Daarvoor is dus niet vereist dat die handelingen zich gedurende die gehele periode hebben voorgedaan.
Ook ten aanzien van feit 3 acht het hof met de rechtbank bewezen dat de ontuchtige handelingen in de tenlastegelegde periode hebben plaatsgevonden. Aangever heeft verklaard dat er gedurende de tenlastegelegde periode meer ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Niet alleen in de periode dat de moeder van aangever in het ziekenhuis lag, maar ook daarna. Ook deze handelingen zijn door verdachte bekend. Met de rechtbank acht het hof ook ten aanzien van dit feit de gehele tenlastegelegde periode bewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 maart 2011 te Neede en/of elders in Nederland, (buiten echt) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (slachtoffer A), geboren op (datum), immers heeft verdachte, opzettelijk ontuchtig,
- de penis van die (slachtoffer A) in zijn, verdachtes, mond genomen en
- de penis van die (slachtoffer A) betast en
- zich door die (slachtoffer A) laten aftrekken en
- een vinger van die (slachtoffer A) door die (slachtoffer A) in zijn, verdachtes, anus laten duwen;
2:
hij (op meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 31 maart 2009, te Neede en/of Groenlo, (buiten echt) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (slachtoffer B), geboren op (datum), immers heeft verdachte die (slachtoffer B) (opzettelijk ontuchtig) zijn, verdachtes, penis en balzak laten betasten;
3:
hij (op meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 juni 2011, te Neede en/of Groenlo, in ieder geval in Nederland, (buiten echt) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige ( slachtoffer C), geboren op (datum), immers heeft verdachte, (opzettelijk ontuchtig),
- de penis van die (slachtoffer C) in zijn, verdachtes, mond genomen/gedaan en
- de penis van die (slachtoffer C) (met zijn, verdachtes, handen) betast;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Gelet op de ernst van de feiten, waarbij in het bijzonder van belang zijn het leeftijdsverschil en de afhankelijkheidspositie waarin de slachtoffers zich bevonden ten opzichte van verdachte en het feit dat de ontuchtige handelingen gedurende een langere periode hebben plaatsgevonden, is in beginsel een gevangenisstraf zoals opgelegd door de rechtbank zonder meer gerechtvaardigd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Hij heeft zich, toen hem het toezicht over de kinderen door de ouders was toevertrouwd, gedurende – in het bijzonder jegens (slachtoffer A) - een lange periode schuldig gemaakt aan het plegen van ernstige ontuchtige handelingen. Toen de ontuchtige handelingen begonnen, waren de kinderen nog heel jong. Verdachte heeft zich bij zijn handelen niet bekommerd om de gevoelens van de jongetjes en hun (seksuele) ontwikkeling. Door zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de kinderen en hun ouders in hem stelden. Verdachte wist dat zijn gedrag strafbaar was, maar hij is er desondanks gedurende een reeks van jaren mee doorgegaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten nog jarenlang last kunnen hebben van de psychische gevolgen van dergelijk handelen. Dit geldt ook in deze zaken, zoals blijkt uit de schriftelijke verklaringen. Uit die verklaringen blijkt dat het gebeurde grote gevolgen heeft en/of heeft gehad voor hun persoonlijke ontwikkeling en (gevoels)leven.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin, anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, de redenen die tot de keuze van een lagere deels voorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – de volgende omstandigheden. Verdachte zal zich wel gedurende lange tijd aan het toezicht van de reclassering moeten onderwerpen en zo nodig een behandeling moeten ondergaan.
Verdachte heeft vanaf het begin van het onderzoek opening van zaken gegeven over de feiten zoals die hem ten laste zijn gelegd. Voor de kinderen en hun ouders is dit van groot belang voor de erkenning en verwerking van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheden dat verdachte als gevolg van deze zaak zijn baan, gezin en woning is kwijtgeraakt.
Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer B)
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat door het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer is toegebracht tot een bedrag van € 750,=. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer C)
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat door het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer is toegebracht tot een bedrag van € 750,=. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Vordering van de benadeelde partij (slachtoffer A)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.630,68. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot een bedrag van € 2630,60 zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet ontvankelijk zal worden verklaard.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c,14d, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 5 (vijf) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van Kairos of vergelijkbare instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen voor zijn stoornis, waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland te Almelo hulp en bijstand te verlenen aan verdachte bij de naleving van de voorwaarden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij (slachtoffer B)
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd (slachtoffer B), een bedrag te betalen van € 750,= (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij (slachtoffer C)
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd (slachtoffer C), een bedrag te betalen van € 750,= (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij (slachtoffer A)
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.630,60 (tweeduizend zeshonderddertig euro en zestig cent) bestaande uit € 130,60 (honderddertig euro en zestig cent) materiële schade en € 2.500,= (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd (slachtoffer A), een bedrag te betalen van € 2.630,60 (tweeduizend zeshonderddertig euro en zestig cent) bestaande uit € 130,60 (honderddertig euro en zestig cent) materiële schade en € 2.500,= (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 (zesendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr H. Abbink, voorzitter,
mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr J.D. den Hartog, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B. Moorlag, griffier,
en op 30 november 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.