ECLI:NL:GHARN:2012:BY3978

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P12/0281
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing tot verlenging van de terbeschikkingstelling en afwijzing van verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van dwangverpleging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 17 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Almelo van 21 juni 2012, waarbij de terbeschikkingstelling van de betrokkene werd verlengd met een jaar. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd, omdat het dictum een misslag bevatte. De terbeschikkinggestelde, die in een TBS-kliniek verblijft, had verzocht om voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De advocaat-generaal en de reclassering waren van mening dat een voorwaardelijke beëindiging op dat moment onverantwoord was, gezien de recidiverisico's en de onstabiele situatie van de betrokkene. De reclassering concludeerde dat de betrokkene onvoldoende verantwoordelijkheid nam en dat er risico's waren van terugval in middelengebruik.

Het hof heeft de argumenten van de reclassering en de kliniek in overweging genomen en vastgesteld dat de betrokkene recentelijk terugval in druggebruik had ervaren. Het hof oordeelde dat het te vroeg was voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, en dat het resocialisatietraject voortgezet diende te worden. De raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde pleitte voor een aanhouding van de zaak om de reclassering een rapportage te laten opstellen over de voorwaarden voor een voorwaardelijke beëindiging, maar het hof wees dit verzoek af. Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de rechtbank vernietigd en het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging afgewezen.

Uitspraak

TBS P12/0281
Beslissing d.d. 17 september 2012
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [TBS-kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Almelo van 21 juni 2012, houdende de verlenging van de termijn van de verpleging van overheidswege voor de duur van een jaar (het hof beschouwt dit als een misslag en verstaat: de afwijzing van het verzoek de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen).
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het vonnis van de rechtbank Almelo van 17 december 2002, waarbij de terbeschikkingstelling met voorwaarden werd opgelegd;
- de beslissing van het hof van 31 januari 2005, waarbij bepaald werd dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd;
- het verlengingsadvies van de [TBS-kliniek], van 28 november 2011, met daarbij gevoegd de wettelijke aantekeningen over de periode van 4 juli 2010 tot 12 november 2011;
- de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de officier van justitie, ingekomen op 8 december 2011;
- het reclasseringsrapport van [Reclassering Nederland] van 30 mei 2012;
- de processen-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing van de rechtbank Almelo van 16 februari 2012, waarbij de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar werd verlengd en de beslissing over de verpleging van overheidswege werd aangehouden;
- de beslissing van de rechtbank Almelo van 21 juni 2012, waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 25 juni 2012;
- de aanvullende informatie van de [TBS-kliniek], van 27 augustus 2012, met daarbij gevoegd de wettelijke aantekeningen over de periode van 1 maart 2012 tot 1 juli 2012;
Het hof heeft ter zitting van 3 september 2012 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr L.M. Oldenburg, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal mr E.J. Julsing-Nijenhuis.
De raadsvrouw heeft ter zitting aangegeven dat het beroep zich niet richt tegen de verlenging van de terbeschikkingstelling, die de rechtbank bij beslissing van 16 februari 2012 heeft bevolen. Het beroep is gericht tegen de afwijzing van het verzoek om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen, zijnde de beslissing van de rechtbank van 21 juni 2012.
De advocaat-generaal heeft medegedeeld dat zij ervan uitgaat dat alleen aan de orde is de vraag of de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voorwaardelijk kan worden beëindigd.
Overwegingen:
Het standpunt van de reclassering
De reclassering heeft in het maatregelrapport van 30 mei 2012 geconcludeerd dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging op dit moment onverantwoord is. De recidiverisico’s mogen niet worden onderschat. Betrokkene geeft aan dat hij gemotiveerd is voor de volgende stap in zijn resocialisatie, maar neemt geen initiatief en verantwoordelijkheid. Betrokkene heeft moeite om structuur in zijn leven aan te brengen. Daarnaast is sprake van een onstabiele relatie, waarbinnen regelmatig sprake is van spanningen. Spanningen (in zijn relatie) in combinatie met zijn impulsiviteit vergroot de kans op terugval in middelengebruik en zijn de belangrijkste risicofactoren in aanloop naar delictgedrag. Daarbij komt dat de reclassering zich zorgen maakt over de balans tussen zijn werken, het ontbreken van een vrijetijdsbesteding en het geringe sociale netwerk van betrokkene. Een geleidelijke overgang naar de samenleving acht de reclassering meer geïndiceerd.
Het standpunt van de kliniek
Uit de aanvullende informatie van de kliniek is gebleken dat het resocialisatietraject van betrokkene vertraagd is door aanhoudende relatieperikelen en terugval in druggebruik (laatstelijk in juli 2012). In het omgaan met spanningen en het zoeken naar oplossingen heeft hij volgens de kliniek nog het één en ander te leren en maakt hij risicovolle keuzes, waarbij telkens blijkt dat betrokkene zichzelf overschat in het hanteren van beperkt middelengebruik. Ook is betrokkene in de afgelopen periode onvoldoende uit zichzelf tot het nemen van verantwoordelijkheid gekomen, bijvoorbeeld voor het zoeken naar werk, het regelen van ambulante verslavingszorg en het zorgen voor een zinvolle tijdsinvulling. De kliniek opteert voor een resocialisatietraject binnen het kader van de TBS met dwangverpleging en via transmuraal verlof en proefverlof.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat betrokkene de kans moet krijgen om te bewijzen dat hij zich staande kan houden in de maatschappij. De omstandigheid, dat hij tijdens de tenuitvoerlegging van de TBS maatregel een paar keer een terugval in middelengebruik heeft gehad, mag niet in de weg staan aan een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Het middelengebruik zal voor betrokkene, die verslaafd is geweest, altijd een risicofactor blijven. Betrokkene komt zijn afspraken altijd na en er is, anders dan de reclassering stelt, geen risico dat betrokkene zich aan voorwaarden zal onttrekken. Hij is erg gemotiveerd. Volgens de raadsvrouw dient de zaak te worden aangehouden, teneinde de reclassering een rapportage te laten opstellen omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege zou kunnen geschieden.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Het middelengebruik en de relatieperikelen van betrokkene zijn potentiële risicofactoren die thans nog in de weg staan aan het slagen van een voorwaardelijke beëindiging. Gelet op het reclasseringsrapport van 30 mei 2012 dient het verzoek van de betrokkene te worden afgewezen.
De beslissing van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank om vernietigen omdat het dictum van de beslissing waarvan beroep een misslag bevat.
Omvang van het beroep
Het beroep is volgens de akte rechtsmiddel ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Almelo van 21 juni 2012. Deze beslissing heeft als dictum dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd met een termijn van een jaar. De rechtbank had echter in haar uitspraak van 16 februari 2012 de termijn van de terbeschikkingstelling reeds verlengd met een jaar. In die uitspraak heeft de rechtbank tevens de beslissing voor het overige aangehouden voor een onderzoek door de reclassering naar de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling. Bij de beslissing van 21 juni 2012 was derhalve nog slechts de eventuele voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling aan de orde. Het hof beschouwt daarom het dictum in die uitspraak als een kennelijk misslag en verstaat dat de rechtbank bij die beslissing de voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling heeft afgewezen.
Geen voorwaardelijke beëindiging van de verpleging
Het hof acht het, gelet op de rapportages van de reclassering en de kliniek, voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te vroeg. Met name vanwege de zeer recente terugval in druggebruik vindt het hof het van belang dat het traject dat door de kliniek is ingezet, wordt voortgezet. Het verzoek tot schorsing van het onderzoek om de reclassering (wederom) een maatregelrapport te laten opmaken omtrent de voorwaarden voor voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en het verzoek om voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging worden daarom afgewezen.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Almelo van 21 juni 2012 met betrekking tot de [terbeschikkinggestelde].
Wijst af het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
Aldus gedaan door
mr E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr E. van der Herberg en mr P.H.A.J. Cremers als raadsheren,
en drs. R. Poll en dr. L. Kaiser als raden,
in tegenwoordigheid van mr B.P. Snijder als griffier,
en op 17 september 2012 in het openbaar uitgesproken.
mrs E. van der Herberg, P.H.A.J. Cremers en B.P. Snijder zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.