2. Als gesteld en erkend, alsmede op grond van de niet (voldoende) weersproken inhoud van de tot en met de memorie van grieven overgelegde producties, staat tussen partijen het volgende genoegzaam vast:
- [vader] is de vader van [geïntimeerde].
- [Accountants B.V.], ingeschreven in het handelsregister onder nummer 08016418, kende in 2007 de volgende bestuurders: [Holding geïntimeerde] [Holding vader van geïntimeerde] (75 %) en [vader]
- Sedert 23 januari 2011 is [Holding geïntimeerde] de enige bestuurder van [Accountants B.V.].
- [Holding vader van geïntimeerde] en [Holding geïntimeerde] waren elke voor
50 % aandeelhouder van [Vastgoed B.V.] welke B.V. de bedoeling had het kantoorpand te Amersfoort, waarin [Accountants B.V.] is gevestigd, te verwerven. Bedoeld pand was eigendom van [Vastgoed B.V.] en werd door [Accountants B.V.] gehuurd.
- [Holding vader van geïntimeerde] heeft op 10 mei 2006 het kantoorpand in Amersfoort van [Vastgoed B.V.] gekocht voor € 1.3 miljoen. [Holding vader van geïntimeerde] heeft de financiering echter niet rond gekregen, hetgeen heeft geleid tot een aantal rechtzaken en uiteindelijk (mede) tot het faillissement van [Holding vader van geïntimeerde] op 4 juli 2007.
- Vanaf juni 2007 heeft [appellante] werkzaamheden verricht, onder meer teneinde te trachten een faillissement van [Holding vader van geïntimeerde] te voorkomen.
- Op 21 juni 2007 heeft [geïntimeerde] een e-mail gestuurd aan [werknemer van appellante] van [appellante], waarin hij onder meer schrijft: “in het kort komt het er op neer dat we waar mogelijk een faillissement willen voorkomen” . Vervolgens worden er een aantal vragen gesteld betreffende deze kwestie. De e-mail eindigt als volgt: “met vriendelijke groet, [Accountants B.V.], [geïntimeerde], e-mail: [adres]. Daarna volgt het logo van [Accountants B.V.].
- In een reactie van [appellante] ([werknemer van appellante]) per e-mail d.d. 21 juni 2007 gericht aan [geïntimeerde] staat onder meer de volgende vraag: "(…) Mag ik ervan uitgaan dat u met de condities terzake mijn dienstverlening akkoord gaat?
- Op 22 juni 2007 reageert [geïntimeerde] per e-mail aan [werknemer van appellante]. De eerste zin van dat mailtje luidt als volgt: "In de eerste plaats kunnen wij u meedelen dat wij akkoord gaan met de condities met betrekking tot uw dienstverlening." De mail eindigt net als het hiervoor bedoelde mailtje van 21 juni 2007 van [geïntimeerde] aan [werknemer van appellante].
- Ook een aantal latere mailtjes van [geïntimeerde] aan [appellante] eindigen dienovereenkomstig.
- [werknemer van appellante] heeft bij de aanvaarding van de opdracht tot dienstverlening als voorwaarde gesteld dat [vader] zich als bestuurder van [Holding vader van geïntimeerde] hoofdelijk zou verbinden voor de nakoming van de betalingsverplichtingen van die vennootschap. [vader] heeft die hoofdelijke aansprakelijkheid aanvaard.
- [appellante] heeft terzake de verleende diensten een tweetal facturen gezonden aan [vader], respectievelijk d.d. 15 augustus 2007 (€ 13.479,69) en d.d. 18 september 2007 (€ 8.461,86).
- [vader] heeft in mindering op die rekeningen € 7.500,-- betaald.
- Op 18 januari 2010 heeft [appellante] [vader] gedagvaard voor de rechtbank Utrecht ter zake van betaling van voormelde diensten. Bij vonnis d.d. 24 februari 2010 is [vader] door genoemde rechtbank veroordeeld tot betaling aan [appellante] van € 20.366,12.
- [vader] is op 12 januari 2010 in privé failliet verklaard.
- [appellante] heeft bij inleidende dagvaarding d.d. 22 mei 2010 van [geïntimeerde] betaling gevorderd van een bedrag groot € 15.427,85 ter zake van door haar ten behoeve nam [geïntimeerde] en [vader] verrichte dienstverlening.
- Nadat [geïntimeerde] niet in rechte was verschenen heeft de rechtbank de vordering van [appellante] bij verstek toegewezen bij vonnis d.d. 14 juli 2010.
- Bij dagvaarding d.d. 26 augustus 2010 heeft [geïntimeerde] verzet ingesteld tegen bedoeld vonnis.
- Begin oktober 2010 heeft de advocaat van [geïntimeerde] aan [appellante] verzocht in te stemmen met doorhaling van de verzetprocedure. Op 11 oktober 2010 heeft [appellante] daarmee ingestemd en heeft zij bij rechtbank een B6 formulier tot doorhaling ingediend.
- Op 13 oktober 2010 is zijdens [geïntimeerde] eveneens een B6 formulier tot doorhaling bij de rechtbank ingediend.
- Op 14 oktober 2010 is aan [appellante] de dagvaarding betekend waarbij [geïntimeerde] aanzegt in hoger beroep te komen tegen het vonnis van de rechtbank d.d. 14 juli 2010. Als dienende dag wordt genoemd dinsdag 2 november 2010.
- Op 20 oktober 2011 is de verzetzaak door de rechtbank doorgehaald.
- Op 5 november 2010 heeft [geïntimeerde] het hoger beroep tegen het vonnis van 14 juli 2010 ingetrokken.