Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
SNS Bank N.V.,
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 27 oktober 2011,
- het herstelexploot van 11 november 2011,
- de memorie van grieven met producties,
- de memorie van antwoord met producties,
- een akte van SNS Bank,
- de aantekening op de rolkaart dat [geïntimeerden] afziet van het nemen van een antwoord‑akte.
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
De door de wetgever genoemde bezwaren doen zich niet voor bij de vordering die resteert nadat het verhypothekeerde goed is uitgewonnen. Op dat moment resteert nog slechts een niet door hypotheek versterkte vordering, waarvoor de extra bescherming die artikel 3:323 lid 3 BW tegen verjaring biedt, niet langer is aangewezen. Een verjaringstermijn van vijf jaar voor de restantvordering is ook niet in strijd met de tekst van artikel 3:323 lid 3 BW, nu het aan de vordering verbonden zekerheidsrecht is teniet gegaan. Daarom geldt voor deze restantvordering de gewone verjaringstermijn van artikel 3:307 BW. Grief 2 faalt derhalve.
De SNS Bank diende er dan ook voor te zorgen dat zij, ter bewaking van haar rechten, tijdig [geïntimeerden] zou sommeren.
Desalniettemin acht het hof het voorlopig in de onderhavige situatie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat SNS Bank [geïntimeerden] aan deze voorwaarde houdt.
SNS Bank wist immers dat het bij haar bekende adres van [geïntimeerden] het adres betrof van de ongeveer een jaar eerder op haar last verkochte woning en had daarvan melding kunnen en moeten maken in haar eigen administratiesysteem. Zonder nadere redengeving, die evenwel ontbreekt, valt niet in te zien waarom SNS Bank er van uit mocht gaan dat [geïntimeerden] in deze woning zou zijn blijven wonen. De enkele omstandigheid dat cliënten na overleg regelmatig (tijdelijk) in het onderpand mogen blijven wonen, is in dit verband onvoldoende. Ook valt niet in te zien waarom SNS Bank er op mocht vertrouwen dat de post van [geïntimeerden] ruim een jaar na de datum van overdracht nog zou worden doorgezonden naar het nieuwe adres. Het voorgaande klemt te meer, nu uit het openbare faillissementsverslag van 14 juli 2004 blijkt dat [geïntimeerden] wel tijdig zijn adreswijziging had doorgegeven aan de curator, bij wie ook de restantvordering van SNS Bank was ingediend. Daarbij komt dat SNS Bank in haar akte van 10 april 2012 niet heeft weersproken dat [geïntimeerden] aan de Gemeentelijke Basis Administratie had doorgegeven dat hij op 3 juni 2004 was gaan wonen aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] . Weliswaar heeft SNS Bank er op gewezen dat zij geen toegang heeft tot de Gemeentelijke Basis Administratie, maar in de omstandigheden van het onderhavige geval – waarbij sprake is van een gedwongen verkoop van de verhypothekeerde woning, waarvan SNS Bank een melding had moeten maken in haar eigen systeem, en van slechts één enkele sommatie, die, hoewel daarmee in de sommatie is gedreigd, niet is gevolgd door verdere maatregelen zoals de inschakeling van een deurwaarder voor een ambtshandeling als een stuitingsexploit, terwijl op deze sommatie gedurende vijf jaar geen reactie was ontvangen – had het op de weg van SNS Bank gelegen zich tijdig meer inspanningen te getroosten om het juiste adres van [geïntimeerden] te achterhalen, dan zij heeft gedaan. Nu zij dat heeft nagelaten, is het hof voorlopig van oordeel dat het voor haar rekening en risico dient te komen dat de sommatie van 21 juni 2005 [geïntimeerden] niet heeft bereikt, zodat deze haar werking mist.
Het moet er daarom voorlopig voor worden gehouden dat pas op 4 juni 2010 een sommatie is verzonden die haar werking heeft gehad. Op dat moment was de vordering van SNS Bank reeds verjaard.
Uit de indiening van de restantvordering in het faillissement van [geïntimeerden] en de na opheffing van het faillissement door SNS Bank ondernomen poging tot sommatie blijkt immers dat SNS Bank zelf voldoende doordrongen was van het bestaan van haar restantvordering op [geïntimeerden] en de opeisbaarheid daarvan. Bovendien volgt uit het feit dat [geïntimeerden] zijn adreswijziging tijdig heeft doorgegeven aan de curator in zijn faillissement en aan de Gemeentelijke Basis Administratie dat [geïntimeerden] niet bewust heeft getracht onvindbaar te worden voor zijn schuldeisers, waaronder SNS Bank. Ook grief 5 faalt daarom.
Tegen dit oordeel is grief 7 van SNS Bank tevergeefs gericht. Gelet op het feit dat het hof voorlopig van oordeel is dat de rechtsvordering is verjaard, moet het er voor worden gehouden dat SNS Bank niet de bevoegdheid toekomt om de grosse van de notariële akte, waarin de overeenkomst tot geldlening is vastgelegd, te executeren.