Arrest d.d. 7 augustus 2012
Zaaknummer 200.107.051/01
(zaaknummer rechtbank: 195056 / KL ZA 12-50)
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de tweede kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. Sensemakers B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [appellant 2],
wonende te [woonplaats],
appellanten in het principaal en geïntimeerden in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna te noemen respectievelijk Sensemakers, [appellant 2] en gezamenlijk: Sensemakers c.s.,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden,
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [geïntimeerde 2] Beheer B.V.,
gevestigd te Almere,
geïntimeerden in het principaal en appellanten in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna te noemen respectievelijk [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] en gezamenlijk: [geïntimeerden],
advocaat: mr. J.B. de Jong, kantoorhoudende te Almere.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 24 april 2012 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 14 mei 2012 is door Sensemakers c.s. hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerden] tegen de zitting van 22 mei 2012.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"bij arrest, het vonnis in eerste aanleg gewezen door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad op 24 april 2012, met zaak- en rolnummer 195056 / KL ZA 12-50 te vernietigen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, en alsnog rechtdoend:
1. Geïntimeerden te bevelen binnen één dag na betekening van het in dezen te wijzen vonnis
de door of namens hun op 25 januari 2012 ingediende antwoordakte in de procedure met nummer 174325/10-1056 in te trekken onder toezending aan de rechtbank Zwolle-Lelystad van het in dezen te wijzen vonnis; althans
2. Geïntimeerden te bevelen binnen één dag na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de als Productie 10 bij de dagvaarding in eerste aanleg aangehechte rectificatie althans een door het Gerechtshof voor te schrijven rectificatie te ondertekenen en aan de rechtbank Zwolle-Lelystad te zenden en daarvan afschrift aan de appellanten te zenden; en
3. Geïntimeerden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een dwangsom van EUR 50.000 althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom voor elke dag of dagdeel dat zij niet aan het gevorderde onder 1 althans 2 voldoen; en
4. Geïntimeerden te verbieden om de beschuldigingen als genoemd in par. 13 te herhalen op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 50.000 althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag per herhaalde beschuldiging; en
5. Geïntimeerden hoofdelijk te veroordelen om binnen één dag na betekening van het in dezen te wijzen vonnis een bedrag van EUR 10.000 althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag over te maken op rekeningnummer [nummer] ten name van Stichting Dierenleed Fonds; en
6. Geïntimeerden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan appellanten van een bedrag van EUR 20.000 als voorschot op de daadwerkelijk door appellanten gemaakte kosten voor dit geding; en
7. Geïntimeerden hoofdelijk, des de één betalend de anderen zullen zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling aan appellant, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van een bedrag van € 273, dan wel een nader door U E.A. in goede justitie vast te stellen bedrag als vergoeding voor de nakosten, primair te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en subsidiair te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf 14 dagen ná de datum van betekening van het in deze te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
8. Geïntimeerden hoofdelijk, des de één betalend de anderen zullen zijn bevrijd, te veroordelen in de kosten van dit geding, primair te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en subsidiair te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen ná de datum van betekening van het in deze te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerden] verweer gevoerd en incidenteel geappelleerd met als conclusie:
"bij arrest, het vonnis in eerste aanleg gewezen door de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad op 24 april 2012 met zaak- en rolnummer 195056/KL ZA 12-50, voor zover gewezen in conventie, te bekrachtigen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsmede en alsnog rechtdoende, de oorspronkelijke vorderingen van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] vd Broek in reconventie, onder punt 7, 8 en 9 toe te wijzen, met veroordeling van appellanten in de kosten van deze procedure, in conventie en reconventie."
Sensemakers c.s. hebben bij akte producties in het geding gebracht.
Door Sensemakers c.s. is in het incidenteel appel geantwoord met als conclusie:
"Dat het door geïntimeerden gediende processtuk nietig verklaard moet worden althans dat het principale appel moet worden toegewezen en dat het incidentele appel buiten beschouwing moet worden gelaten althans moet worden afgewezen, en dat geïntimeerden in de kosten van principaal en incidenteel appel worden veroordeeld, alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad."
Ten slotte hebben Sensemakers c.s. de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Sensemakers c.s. hebben in het principaal appel vier grieven opgeworpen.
[geïntimeerden] hebben in het incidenteel appel één grief opgeworpen.
De beoordeling
In het principaal en incidenteel appel
De feiten
1. Tussen partijen zijn niet in geschil de feiten die de voorzieningenrechter in haar vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.3) heeft weergegeven. Derhalve staat het volgende vast.
1.1. [appellant 2] en [geïntimeerde 1] zijn vader en zoon. Via zijn holding is [appellant 2] tot eind 2007 enig aandeelhouder en bestuurder van Sensemakers geweest. In de periode van eind 2007 tot medio 2009 is [geïntimeerde 1] met zijn vennootschap [geïntimeerde 2] medebestuurder van Sensemakers geweest. Op dit moment houdt [appellant 2] via zijn holding 70% van de aandelen in Sensemakers. [geïntimeerde 1] houdt via [geïntimeerde 2] 30% van de aandelen.
1.2. Tussen partijen is onenigheid gerezen, als gevolg waarvan zij hebben besloten zakelijk uit elkaar te gaan. Over de wijze waarop dat zou moeten gebeuren zijn tussen partijen diverse geschillen ontstaan waarover zij tegen elkaar procederen bij verschillende instanties.
1.3. Een van de procedures die partijen voeren is aanhangig bij de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad onder nummer 174325/10-1056. In deze procedure heeft de rechtbank [geïntimeerden] na repliek en dupliek een bewijsopdracht gegeven waarna een getuigenverhoor heeft plaatsgevonden. Vervolgens heeft de rechtbank partijen toegestaan zich bij akte uit te laten over dit getuigenverhoor, waarna beide partijen in de gelegenheid zijn gesteld zich bij antwoordakte over elkaars akte uit te laten. Sensemakers c.s. hebben hun antwoordakte op 11 januari 2012 ingediend en [geïntimeerden] hebben hun antwoordakte ingediend op 25 januari 2012.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2. Sensemakers c.s. hebben [geïntimeerden] in kort geding gedagvaard en gesteld (samengevat) dat [geïntimeerden] in hun hiervoor onder 1.3 genoemde antwoordakte van 25 januari 2012 Sensemakers c.s. ten onrechte hebben beschuldigd van vervalsingen en feitelijk onjuiste en grievende uitlatingen over [appellant 2] hebben gedaan. Sensemakers c.s. hebben een aantal vorderingen ingesteld, die strekken tot intrekken dan wel rectificeren van de genoemde akte en een verbod op herhaling, een en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen. Voorts vorderen zij schadevergoeding.
3. [geïntimeerden] hebben verweer gevoerd en in reconventie een negental vorderingen ingesteld (de voorzieningenrechter heeft in r.o. 4.1 per abuis de vordering onder 8 niet weergegeven en de vordering onder 9 als vordering 8 aangeduid). Van die vorderingen strekt de vordering onder 7 tot het verstrekken van de stukken die op de agenda staan voor de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AvA) van Sensemakers die (oorspronkelijk) stond gepland voor 15 maart 2012.
4. Sensemakers c.s. hebben deze vorderingen bestreden.
5. De voorzieningenrechter heeft in conventie de vorderingen van Sensemakers c.s. afgewezen, met veroordeling van Sensemakers c.s. in de proceskosten.
6. In reconventie heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de vorderingen 1 tot en met 5 en 8 tardief zijn ingesteld en partijen ten aanzien van de vordering onder 6 een minnelijke regeling hebben getroffen. De vordering onder 7 heeft de voorzieningenrechter in zoverre toegewezen dat Sensemakers c.s. zijn veroordeeld meermalen inzage te verschaffen in de jaarstukken 2010, de conceptcijfers 2011 en het budget 2012 op het kantoor van hun advocaat of een notaris, waarbij Sensemakers c.s. [geïntimeerden] dienen toe te staan dat deze zich laten vergezellen van een accountant die voorafgaand aan inzage een geheimhoudingsverklaring dient te ondertekenen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom. De vordering onder 9 strekt tot veroordeling in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten gecompenseerd.
De bespreking van de grieven
7. De grieven I tot en met III in het principaal appel bestrijden het oordeel van de voorzieningenrechter dat ter zake van de gewraakte antwoordakte van 25 januari 2012 niet is gebleken van een onrechtmatig processtuk. Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
8. Het hof deelt het, overigens niet door enige grief aangevallen, uitgangspunt van de voorzieningenrechter dat partijen in een civiele procedure een hoge mate van vrijheid hebben om hun kant van het verhaal te vertellen en de achtergrondinformatie te verschaffen die zij relevant achten. Onder omstandigheden kan echter de inhoud van een processtuk onrechtmatig zijn, bijvoorbeeld indien de inhoud daarvan leugenachtig is of in onnodig grievende bewoordingen is gesteld.
9. De onderhavige grieven klagen erover dat de voorzieningenrechter onvoldoende zou hebben gemotiveerd waarom zij in het onderhavige geval tot het oordeel is gekomen dat de onrechtmatigheid niet is komen vast te staan. Voor zover Sensemakers c.s. daarbij menen dat de door hen gestelde onrechtmatige uitlatingen niet (voldoende) door [geïntimeerden] zijn bestreden, kan het hof hen daarin niet volgen. Die betwisting ligt wel degelijk volop besloten in de namens
[geïntimeerden] in eerste aanleg overgelegde pleitnotities. Daarin stellen [geïntimeerden] dat niet alle door Sensemakers c.s. overgelegde teksten van e-mails (geheel) door [geïntimeerde 1] zijn geschreven. Voorts onderbouwen zij in een uitvoerig betoog dat
Sensemakers c.s. teksten uit hun context hebben gehaald en verkeerd hebben geïnterpreteerd. In dit verband hebben zij onweersproken gesteld dat [geïntimeerde 1] sinds 2009 geen toegang meer heeft tot zijn data op de server van Sensemakers c.s. en Sensemakers c.s. zich die data hebben toegeëigend.
10. Belangrijker is echter dat Sensemakers c.s. uit het oog verliezen dat het thans in eerste instantie op de weg van de bodemrechter ligt zich een oordeel te vormen omtrent de stellingen en verweren van partijen en de door hen aangedragen bewijsmiddelen. Uitgangspunt daarbij is dat de bodemrechter ingevolge
artikel 19 Rv geen acht mag slaan op nieuwe stellingen en feiten die in een laatste processtuk zijn aangevoerd en waarover de andere partij zich nog niet heeft kunnen uitlaten. Voorts zal de bodemrechter bij gebleken schending van
artikel 21 Rv daaraan de gevolgen verbinden die hem geraden voorkomen. Voor ingrijpen door de voorzieningenrechter in dit proces van waarheidsvinding is in beginsel geen taak weggelegd. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarin de onrechtmatigheid evident is en het spoedeisend belang bij onmiddellijk redresseren daarvan geboden is, ligt dit anders. In het onderhavige geval is van geen van beide situaties sprake. Daartoe wordt als volgt overwogen.
11. Partijen beschuldigen elkaar in talloze procedures over en weer. In een kort geding als het onderhavige valt zonder uitvoerig feitenonderzoek, waartoe de aard van het geding zich niet leent, niet vast te stellen of partijen zich daarbij van onwaarheden bedienen. Met de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat het in deze kortgedingprocedure over en weer gestelde bepaald niet toereikend is om voorshands tot de conclusie te komen dat de gewraakte akte leugenachtige dan wel onnodig grievende of anderszins onrechtmatige uitlatingen bevat. Dit oordeel behoeft gezien het hiervoor overwogene geen nadere motivering.
12. Het spoedeisend belang voor direct ingrijpen acht het hof eveneens onvoldoende geconcretiseerd in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de taak van de bodemrechter en het buiten beschouwing moeten laten van nieuwe feiten of stellingen waaromtrent nog geen wederhoor heeft kunnen plaatsvinden. Ten aanzien van de mede ingestelde geldvorderingen (strekkende tot schadevergoeding) is het spoedeisend belang zelfs in het geheel niet onderbouwd.
14. Met grief IV in het principaal appel komen Sensemakers c.s. op tegen hun veroordeling tot het verstrekken van inzage in de volledige jaarstukken 2010, de conceptcijfers 2011 en het budget 2012.
15. Daartoe voeren Sensemakers c.s. onder meer aan dat ten tijde van het wijzen van het vonnis (24 april 2012) de Algemene vergadering van Aandeelhouders (AvA) van de vennootschap reeds op 18 april 2012 had plaatsgevonden en dat op die vergadering duidelijk is geworden dat de conceptcijfers 2011 en het budget 2012 nog niet beschikbaar waren. Het hof stelt vast dat [geïntimeerden] deze stelling niet (gemotiveerd) hebben bestreden. Het hof gaat er daarom van uit dat bedoelde stukken op de AvA niet beschikbaar waren en dus ook niet besproken werden. Nu [geïntimeerden] hun vordering hebben ingesteld omdat bedoelde stukken ter bespreking waren geagendeerd voor de bewuste AvA, valt het (spoedeisend) belang bij die vordering (zowel ten tijde van de uitspraak in eerste aanleg als thans) niet in te zien. In zoverre slaagt de grief.
16. Ten aanzien van de jaarstukken 2010 begrijpt het hof de grief aldus dat de voorzieningenrechter ten onrechte geen geheimhoudingsplicht aan [geïntimeerden] heeft opgelegd. In het incidenteel appel klagen [geïntimeerden] dat Sensemakers c.s. niet zijn veroordeeld tot afgifte van de jaarstukken 2010 maar slechts tot het geven van inzage. Anders dan Sensemakers c.s. stellen, acht het hof die grief en de bedoeling tot vernietiging van het vonnis in zoverre voldoende kenbaar in de stellingen van [geïntimeerden] besloten liggen. Andere grieven ontwaart het hof overigens niet in het incidenteel appel.
Een en ander leent zich voor gezamenlijke bespreking.
17. Op de agenda voor de AvA stond onder meer “vaststellen jaarrekening 2010”. Artikel 2:212 BW houdt in dat de vennootschap er zorg voor draagt dat de jaarrekening en overige aldaar genoemde stukken vanaf de oproep voor de algemene vergadering, bestemd tot hun behandeling, te haren kantore aanwezig zijn en dat de houders van de aandelen de stukken aldaar kunnen inzien en er kosteloos een afschrift van verkrijgen. Op grond daarvan hadden [geïntimeerden] inderdaad recht op afschriften van bedoelde stukken. Het hof is van oordeel dat Sensemakers c.s. onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat [geïntimeerden] eerder vertrouwelijk informatie inzake Sensemakers hebben gelekt. Voor enige beperking van hun wettelijk recht op inzage en afschrift bestond dan ook geen aanleiding.
18. Ook hier heeft evenwel te gelden dat bedoelde AvA reeds had plaatsgevonden ten tijde van de uitspraak in eerste aanleg. Gesteld noch gebleken is dat de jaarrekening op die vergadering niet is vastgesteld overeenkomstig artikel 2:210 lid 3 BW. Overeenkomstig artikel 2:394 BW zal publicatie daarvan moeten plaatsvinden. In het licht van een en ander valt het spoedeisend belang (zowel in eerste aanleg als thans) bij het verstrekken van een afschrift van de jaarstukken 2010 niet in te zien. Gelet op het voorgaande faalt het incidenteel appel en faalt ook de principale grief IV in zoverre. De veroordeling tot inzage in de jaarstukken 2010 is als zodanig in appel niet bestreden en blijft dan ook in tact.
De slotsom in het principaal en incidenteel appel
19. Het bestreden vonnis zal slechts in zoverre worden vernietigd dat het gebod tot inzage in de concept jaarstukken 2011 en het budget 2012 zal worden afgewezen. In deze uitkomst ziet het hof geen reden om te komen tot een andere beslissing inzake de proceskosten dan de voorzieningenrechter. Het vonnis waarvan beroep zal dan ook buiten de hiervoor bedoelde partiële vernietiging voor het overige worden bekrachtigd. Sensemakers c.s. zullen als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het principaal appel (1 punt in tarief II); [geïntimeerden] in die van het incidenteel appel (0,5 punt in tarief II).
Het gerechtshof, recht doende in kort geding:
vernietigt het vonnis waarvan beroep slechts voor zover Sensemakers c.s. zijn veroordeeld inzage te verstrekken in de conceptcijfers 2011 en het budget 2012 en, in zoverre opnieuw recht doende:
wijst de vordering van [geïntimeerden] in zoverre af;
bekrachtigt dit vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige;
veroordeelt Sensemakers c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] op € 666,- aan verschotten en € 894,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Sensemakers c.s. op nihil aan verschotten en € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
In het principaal en incidenteel appel
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de daarin vervatte vernietiging en proceskostenveroordelingen;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. L. Janse, voorzitter, M.W. Zandbergen en
B.J.H. Hofstee en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 7 augustus 2012 in bijzijn van de griffier.