ECLI:NL:GHARN:2012:BX2664
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake geldvordering ex echtgenote en verjaring van vorderingen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 24 juli 2012, gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank. De zaak betreft een geldvordering van [appellante] aan [geïntimeerde], haar voormalige echtgenoot, die zij heeft ingesteld na hun echtscheiding. De partijen waren op huwelijkse voorwaarden gehuwd, waarbij een periodiek verrekenbeding was overeengekomen, maar dit beding is tijdens het huwelijk niet nageleefd. De echtscheiding werd uitgesproken op 7 augustus 2008 en ingeschreven op 22 augustus 2008.
[Appellante] vorderde terugbetaling van leningen aan [geïntimeerde] van in totaal € 16.336,-, vermeerderd met wettelijke rente. [Geïntimeerde] verweerde zich onder andere met het beroep op verjaring van deze vorderingen. Het hof oordeelde dat de vorderingen van [appellante] verjaard waren, omdat de verjaringstermijn van vijf jaar was verstreken. De vorderingen waren opeisbaar vanaf 7 februari 1990, en de verjaring was niet tijdig gestuit.
Daarnaast vorderde [appellante] een deel van de overwaarde van de voormalige echtelijke woning, die [geïntimeerde] volgens haar tijdens het huwelijk had verkregen. Het hof oordeelde dat [appellante] geen recht had op deze overwaarde, omdat er geen sprake was van aanwending van bespaard vermogen voor de woning. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en bepaalde dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep zou dragen.