ECLI:NL:GHARN:2012:BX2003
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de bewijswaardering in een geschil over accountantswerkzaamheden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 10 juli 2012, staat de beoordeling van de bewijswaardering centraal in een geschil tussen een appellant en een geïntimeerde over de omvang van de verrichte accountantswerkzaamheden. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.H. Rappa, betwist de hoogte van de facturen die door de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. H.J. de Groot, zijn gepresenteerd. De zaak betreft een factuur van 25 september 2007, waar de appellant bezwaar tegen maakt, met name tegen de posten belastingaangifte en jaarrekening, die hij als abnormaal hoog beschouwt voor zijn bedrijf.
Tijdens het getuigenverhoor op 7 maart 2012 heeft de appellant verklaard dat hij slechts één keer fiscaal advies heeft gevraagd en dat hij nooit opdracht heeft gegeven voor de extra werkzaamheden die hebben geleid tot de hoge facturen. De geïntimeerde heeft echter voldoende bewijs geleverd dat de werkzaamheden zijn verricht in opdracht van de appellant. Het hof heeft in zijn tussenarrest van 8 november 2011 vastgesteld dat de geïntimeerde voorhands voldoende bewijs heeft geleverd voor de verrichte werkzaamheden.
Het hof concludeert dat de appellant niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd en dat de door de geïntimeerde gedeclareerde werkzaamheden terecht zijn uitgevoerd. De grieven van de appellant worden verworpen en het vonnis waarvan beroep wordt bekrachtigd. De appellant wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn begroot op € 419,- aan verschotten en € 2.235,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.