ECLI:NL:GHARN:2012:BX0890

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
25 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P12/0108
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging van een terbeschikkinggestelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 25 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde. De terbeschikkinggestelde, die al meer dan tien jaar onder de maatregel valt, heeft in 2006 een TBS met voorwaarden opgelegd gekregen, welke later is omgezet naar een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De behandeling in een kliniek verliep aanvankelijk goed, maar na een veroordeling wegens drugsdelicten en een daaropvolgende overplaatsing naar een andere kliniek, ontstonden er problemen met de diagnose en het verloftraject. Dit leidde tot een vertrouwensbreuk tussen de terbeschikkinggestelde en de kliniek.

Tijdens de behandeling in eerste aanleg heeft de rechtbank de zaak aangehouden om de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te onderzoeken. De reclassering was echter van mening dat het nog te vroeg was voor een dergelijke beëindiging, omdat er geen zicht was op de huidige relatie van de terbeschikkinggestelde. De terbeschikkinggestelde heeft in de tussentijd geen fysieke incidenten vertoond en het recidiverisico is door een onafhankelijke deskundige als laag ingeschat. De terbeschikkinggestelde is bereid zich aan de voorwaarden van de reclassering te houden.

Het openbaar ministerie heeft echter twijfels geuit over de begeleidbaarheid van de terbeschikkinggestelde en heeft verzocht om aanhouding van de zaak voor nader onderzoek. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat het verzoek om nader onderzoek naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging moet worden afgewezen. Het hof achtte het nog te vroeg voor een voorwaardelijke beëindiging, omdat er onvoldoende inzicht was in de huidige situatie van de terbeschikkinggestelde. De beslissing van de rechtbank Assen van 1 maart 2012, die het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging had afgewezen, werd bevestigd.

Uitspraak

TBS P12/0108
Beslissing d.d. 25 juni 2012
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats]
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Assen van 1 maart 2012, houdende afwijzing van het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 6 maart 2012;
- de aanvullende informatie van [kliniek] van 30 mei 2012;
- de brief van de raadsman met bijlagen van 5 juni 2012.
Het hof heeft ter zitting van 11 juni 2012 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, de deskundige R.C.A. van den Eelaart en de advocaat-generaal, mr J.W. Rijkers.
Overwegingen
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De maatregel duurt thans al meer dan tien jaren en is begonnen als TBS met voorwaarden. In 2006 is de maatregel omgezet in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De behandeling in [kliniek 2] verliep vervolgens goed. Reeds in 2008 is geconstateerd dat de terbeschikkinggestelde aan zijn behandelplafond zat en dat gekeken diende te worden naar zijn resocialisatie. Vervolgens is de terbeschikkinggestelde vervolgd wegens drugsdelicten, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot een veroordeling. Hierop is de terbeschikkinggestelde, ondanks toezeggingen van [kliniek 2], overgeplaatst naar [kliniek] en zijn er problemen ontstaan omtrent de diagnose en zijn verloftraject. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat de terbeschikkinggestelde het vertrouwen in de kliniek heeft opgezegd.
Tijdens de behandeling in eerste aanleg heeft de rechtbank de zaak aangehouden teneinde de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te laten onderzoeken. De reclassering vond het echter nog te vroeg voor een voorwaardelijke beëindiging, omdat zij meende geen zicht te hebben op de huidige relatie van de terbeschikkinggestelde. De reclassering heeft echter verzuimd om contact op te nemen met de huidige partner van de terbeschikkinggestelde. Thans is er sprake van een impasse. Het toekomstperspectief van de terbeschikkinggestelde is somber, mede vanwege de aanstaande overplaatsing naar een nieuwe kliniek. De afgelopen jaren hebben zich echter geen fysieke incidenten voorgedaan en de onafhankelijke deskundige Kemperman schat het recidiverisico terecht lager in, mede omdat er geen sprake meer is van alcoholmisbruik. Het recidiverisico is thans zodanig verlaagd dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging verantwoord is. In het reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg van 10 februari 2012 worden voorwaarden genoemd. De terbeschikkinggestelde is bereid zich aan deze voorwaarden te houden.
De raadsman heeft verzocht om de dwangverpleging te beëindigen onder de voorwaarden zoals deze in het reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg zijn genoemd.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Vanwege de aanstaande overplaatsing naar een andere kliniek staat de terbeschikking-gestelde helemaal weer aan het begin van zijn behandel- en resocialisatietraject. Hoewel er twijfels bestaan omtrent de begeleidbaarheid van de terbeschikkinggestelde, noopt de huidige behandelimpasse er toe dat alle mogelijkheden om het behandel- en resocialisatietraject weer los te trekken onderzocht dienen te worden.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot aanhouding van de zaak teneinde de reclassering nader onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
Het oordeel van het hof
Het verzoek om de reclassering nader onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging wordt afgewezen, omdat het hof nog te vroeg acht voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Aan de primaire voorwaarde voor een succesvol verloop van een ambulant resocialisatietraject, te weten inzicht in de handel en wandel van betrokkene en zicht op diens huidige relatie, is volgens de reclassering door een gebrek aan openheid en transparantie nog niet voldaan.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft beslist om het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging af te wijzen. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.
De kliniek heeft te kennen gegeven dat de terbeschikkinggestelde zal worden overgeplaatst naar een andere kliniek. Het hof acht het van belang dat de terbeschikkinggestelde in het kader van de door het ministerie te nemen beslissing tot overplaatsing zal worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum, teneinde te onderzoeken op welke wijze het verdere behandel- en resocialisatietraject dient te worden vormgegeven. Hierbij dient mede aandacht te worden besteed aan de diagnostiek en de vraag in welke kliniek het beste een nieuwe behandelpoging kan worden gestart, dan wel een resocialisatietraject in gang kan worden gezet.
Beslissing
Het hof:
Wijst af het verzoek om de reclassering nader onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging..
Bevestigt de beslissing van de rechtbank Assen van 1 maart 2012 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr F.W. Bleichrodt als raadsheren,
en drs. T. van Iersel en prof. dr. W.J. Schudel als raden,
in tegenwoordigheid van mr C.M.M. van der Waerden als griffier,
en op 25 juni 2012 in het openbaar uitgesproken.
De raden en mr F.W. Bleichrodt zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.