ECLI:NL:GHARN:2012:BW8612

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.095.631
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep alimentatieprocedure; ontvankelijkheid verzoeker

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 24 mei 2012 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een alimentatieprocedure. De man, verzoeker in hoger beroep, was niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Het hof oordeelde dat de man niet kon worden ontvangen in zijn hoger beroep, ondanks zijn stelling dat hij de beschikking van de rechtbank niet had ontvangen. Het hof stelde vast dat de beschikking op de juiste wijze was verzonden, conform artikel 805 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De man had de beschikking tijdig moeten aanvechten, maar deed dit pas na het verstrijken van de beroepstermijn van drie maanden, zoals bepaald in artikel 806 lid 1 aanhef en onder a Rv. Het hof ging voorbij aan de argumenten van de man over slechte postbezorging door PostNL, aangezien de wet voorschrijft dat de beschikking op de voorgeschreven wijze aan hem was verzonden. De man had bovendien het inleidende verzoekschrift van de vrouw wel ontvangen en was op de hoogte van de aanhangige alimentatieprocedure. Het hof handhaafde zijn eerdere tussenbeschikking en verklaarde de man niet-ontvankelijk in zijn beroep, waarbij de kosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij met de eigen kosten belast bleef.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.095.631
(zaaknummer rechtbank 211581 / FA RK 11-10252)
beschikking van de familiekamer van 24 mei 2012
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen “de man”,
advocaat: mr. P. Winkelman te Tiel,
en
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep, verder te noemen “de vrouw”,
advocaat: mr. M.J.S. Linssen te Waardenburg, gemeente Neerijnen.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Het hof heeft op 29 maart 2012 een tussenbeschikking gegeven (verder te noemen “de tussenbeschikking”).
1.2 Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 6 april 2012 een brief van mr. Linssen van 5 april 2012;
- op 10 april 2012 een brief van mr. Winkelman van dezelfde datum.
2. De motivering van de beslissing
2.1 Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2 In die beschikking heeft het hof bepaald dat partijen de gelegenheid hebben om zich desgewenst - uiterlijk 12 april 2012 - uit te laten over de in die beschikking onder 4.4 tot en met 4.7 vermelde door het hof ambtshalve ingewonnen informatie en het voorlopig oordeel van het hof.
2.3 Mr. Linssen heeft namens de vrouw bij brief van 5 april 2012 laten weten, voor zover van belang, dat naar de mening van de vrouw onomstotelijk is komen vast te staan dat aan de man een afschrift van de beschikking van 30 maart 2011 is verstrekt, dat hij derhalve binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep had dienen aan te tekenen en dat hij, nu hij dit heeft nagelaten, niet kan worden ontvangen in zijn verzoek.
2.4 Mr. Winkelman heeft namens de man bij brief van 10 april 2012 – samengevat – naar voren gebracht, dat hij zijn eerdere standpunt handhaaft dat de man de bestreden beschikking – die naar hij begrijpt niet per aangetekende post was verzonden – om welke reden dan ook, nimmer heeft ontvangen. Hij verzoekt het hof dan ook het in de tussenbeschikking onder 4.7 vermelde voorlopig oordeel te herzien en de man alsnog te ontvangen in zijn hoger beroep.
2.5 Het hof heeft in de tussenbeschikking onder 4.7 als zijn voorlopig oordeel gegeven dat zich in de onderhavige zaak het geval voordoet als bedoeld in artikel 806 lid 1 aanhef en onder a Rv, waarin een belanghebbende, zoals in dit geval de man, aan wie immers een afschrift van de beschikking is verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep kan instellen. Tegen de aan dit voorlopige oordeel in de tussenbeschikking in rechtsoverweging 4.4 tot en met 4.6 ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden hebben partijen geen verweer gevoerd, zodat hiermee is komen vast te staan dat de beschikking op 5 april 2011 in ieder geval naar het juiste adres van de man is gestuurd.
2.6 Naar vaste rechtspraak moet de eis van tijdig appel, ook in geval van verzuimen van rechtbank of griffie - waarvan in dit geval evenwel geen sprake is - strikt worden gehandhaafd om wille van de rechtszekerheid. Voor een afwijking van voormelde regel op de grond dat de man, zoals hij stelt, de beschikking – die (naar moet worden aangenomen) tijdig per post naar zijn (in de gemeentelijke basisadministratie vermelde) adres is verzonden – niet heeft ontvangen, bestaat naar het oordeel van het hof geen aanleiding.
Het hof ziet in de standpunten van partijen naar aanleiding van het voorlopig oordeel in de tussenbeschikking dat de man niet kan worden ontvangen in zijn verzoek in hoger beroep, nu de man eerst ruimschoots na het verstrijken van beroepstermijn, te weten op 4 oktober 2011, in hoger beroep is gekomen, geen aanleiding terug te komen van dat voorlopig oordeel. Ook indien de man, zoals hij aanvoert, de door de rechtbank aan hem verzonden beschikking niet heeft ontvangen, is artikel 806 lid 1 aanhef en onder a Rv van toepassing, zodat de beroepstermijn drie maanden na de dag van de uitspraak is. Aan hetgeen de man in zijn brief van 10 april 2012 in het algemeen aanvoert betreffende de slechte postbezorging door PostNL gaat het hof voorbij, nu de bestreden beschikking op de bij de wet voorgeschreven wijze aan de man is verzonden (artikel 805 lid 1 Rv).
Voor zover de man heeft willen betogen dat de verzending van een beschikking bij aangetekende brief dient te geschieden (artikelen 291 juncto 272 Rv) overweegt het hof dat uit genoemde wetsbepalingen tevens volgt dat de rechter anders kan bepalen en dat ambtshalve navraag bij de rechtbank Arnhem heeft geleerd dat dit laatste geval zich hier voordoet, met andere woorden dat een beschikking als in de onderhavige zaak per gewone post wordt verstuurd.
Het hof overweegt nog ten overvloede dat vast staat (tussenbeschikking onder 4.5) dat de man het inleidende verzoekschrift van de vrouw wel heeft ontvangen. Hij wist dan ook dat tegen hem een alimentatieprocedure aanhangig was gemaakt.
2.7 Gelet op het hiervoor overwogene zal het hof de man niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep. Het hof zal de kosten aldus compenseren dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft.
3. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn beroep;
compenseert de kosten aldus dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.J. Laurentius - Kooter, H.L. van der Beek en R. Krijger, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 24 mei 2012 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.