ECLI:NL:GHARN:2012:BW7837
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake naheffingsaanslag overdrachtsbelasting en rechten van gebruik en bewoning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting, opgelegd aan belanghebbende, onterecht was en had deze verminderd. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 10.584 opgelegd, die was gebaseerd op de waarde van de onroerende zaak en de rechten van gebruik en bewoning die aan de moeder van belanghebbende waren verleend. De rechtbank oordeelde dat de aan de moeder verleende rechten van gebruik en bewoning persoonlijke rechten betroffen en dat deze niet in mindering mochten worden gebracht bij de berekening van de heffingsmaatstaf voor de overdrachtsbelasting.
In hoger beroep heeft het Hof Arnhem geoordeeld dat de inspecteur in zijn standpunt gelijk had. Het Hof stelde vast dat de aan de moeder verleende rechten van gebruik en bewoning wel degelijk invloed hadden op de waarde van de onroerende zaak. Het Hof heeft de waarde van de rechten van gebruik en bewoning vastgesteld op 42% van de waarde van de onroerende zaak, wat resulteerde in een naheffingsaanslag van € 8.707. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de boete, de proceskosten en het griffierecht.
De uitspraak van het Hof is gedaan op 22 mei 2012 en is openbaar uitgesproken. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De zaak betreft belangrijke juridische vragen over de waardedruk van persoonlijke rechten en de toepassing van vrijstellingen in de overdrachtsbelasting.