ECLI:NL:GHARN:2012:BW7206

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
26 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
PIJ P12/0075
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 26 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 november 2011, die de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen had verlengd met een termijn van 12 maanden. De betrokkene, die in een justitiële jeugdinrichting verbleef, was van mening dat er sprake was van een vormverzuim omdat de wettelijke aantekeningen niet als afzonderlijke bijlage aan het verlengingsadvies waren toegevoegd. De raadsvrouw van de betrokkene, mr. M.P. Friperson, voerde aan dat dit verzuim de belangen van de betrokkene had geschaad en verzocht om de maatregel met tien maanden te verlengen in plaats van twaalf maanden.

Het hof heeft de argumenten van de raadsvrouw en de advocaat-generaal gehoord. De advocaat-generaal, mr. E.J. Julsing-Nijenhuis, stelde dat de betrokkene een jong persoon is die moeite heeft met het accepteren van begeleiding en dat de overplaatsing naar een andere inrichting voor vertraging in de behandeling had gezorgd. Hij vroeg het hof om de beslissing van de rechtbank te vernietigen en de maatregel met tien maanden te verlengen.

Het hof oordeelde echter dat de rechtbank op goede gronden had beslist en dat er geen reden was om de termijn van verlenging te verkorten. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank, met verbetering van gronden, en oordeelde dat de belangen van de betrokkene niet geschaad waren door het verzuim. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheren, en de raden waren niet in staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

PIJ P12/0075
Beslissing d.d. 26 april 2012
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [justitële jeugdinrichting 1] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 november 2011, houdende verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van 12 maanden.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de betrokkene van 18 november 2011;
- de aanvullende informatie van [justitiële jeugdinrichting 2] van 28 maart 2012.
Het hof heeft ter zitting van 12 april 2012 gehoord de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr M.P. Friperson, advocaat te ’s-Gravenhage, en de advocaat-generaal, mr E.J. Julsing-Nijenhuis.
Overwegingen:
Het standpunt van de betrokkene en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat er in casu sprake is van een vormverzuim nu de wettelijke aantekeningen niet als afzonderlijke bijlage aan het verlengingsadvies van [justitiële jeugdinrichting 2] zijn toegevoegd, zoals vereist in artikel 77t, vijfde lid onder b, van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 14 eerste lid, van het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994. Daarnaast zijn, volgens de raadsvrouw, tijdens de behandeling verschillende fouten gemaakt. Betrokkene heeft ten onrechte verbleven in een LVG-behandelgroep. Hij voelde zich daar diep ongelukkig en heeft meerdere keren zonder resultaat om overplaatsing gevraagd. Nadat uiteindelijk overplaatsing had plaatsgevonden, is toegezegd dat hij niet opnieuw hoefde te beginnen met het behandelprogramma. Deze toezegging is de inrichting niet nagekomen. Daardoor heeft betrokkene buiten zijn schuld om zeker vier maanden vertraging opgelopen in zijn behandeling. In de periode van mei en juni van het vorig jaar zou het slechter zijn gegaan met betrokkene. Een conflict met een groepsleider is hem niet in dank afgenomen door de andere groepsleiders waardoor de begeleiding stroef verliep. Betrokkene is uiteindelijk zelf naar een nieuwe begeleider op zoek gegaan. Betrokkene kan zich bovendien niet vinden in de wijze waarop een incident met een groepsgenoot, dat op 14 februari 2012 heeft plaatsgevonden, in de rapportage is beschreven. Voorts zijn de verloven ingetrokken nu er angst was voor onttrekking van betrokkene. Betrokkene heeft echter nimmer de intentie gehad zich te onttrekken. Door een jobcoach is aan betrokkene een baangarantie gegeven en betrokkene is voornemens om in september van dit jaar te starten met een studie. Om voornoemde redenen verzoekt de raadsvrouw de maatregel in plaats van twaalf maanden met tien maanden te verlengen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Betrokkene is een nog jong persoon die het lastig vindt begeleiding te accepteren en thans bezig is zijn weg te bewandelen naar volwassenheid. De overplaatsing naar [justitiële jeugdinrichting 1] heeft helaas voor enige vertraging in de behandeling van betrokkene gezorgd. Nu de start van de voorgenomen studie in september goed zou kunnen aansluiten op een verlenging van een kortere duur dan 12 maanden, concludeert de advocaat-generaal tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank en verzoekt hij de maatregel te verlengen met slechts tien maanden. Het formele verweer dient te worden verworpen nu zoals de rechtbank heeft overwogen de wettelijke aantekeningen in het verlengingsadvies zijn geïntegreerd. Mocht het hof oordelen dat er wel sprake is van een formeel verzuim, dan vormt dit geen reden om de termijn van verlenging te verkorten. Betrokkene is door een eventueel verzuim niet in zijn belangen geschaad.
Het oordeel van het hof
Hoewel het hof van mening is dat op de gronden zoals door de raadsvrouw aangegeven de wettelijke aantekeningen in beginsel apart aangeleverd dienen te worden, hetgeen anders dan de rechtbank heeft aangenomen in dit geval niet is gebeurd, is niet gesteld of gebleken dat door dit verzuim op enige wijze de belangen van de betrokkene zijn geschaad. Voor een verkorting van de termijn van verlenging als compensatie voor het vastgestelde verzuim is dan ook geen aanleiding.
Het hof acht zich, gelet op de inhoud van het verlengingsadvies en de aanvullende rapportage, voldoende voorgelicht om tot een verantwoorde beslissing te kunnen komen. Anders dan de raadsvrouw en de advocaat-generaal ziet het hof geen reden om de maatregel voor een kortere duur te verlengen dan de rechtbank heeft beslist.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist om de maatregel te verlengen met 12 maanden. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met verbetering van gronden worden bevestigd.
Beslissing
Het hof:
Bevestigt met verbetering van gronden de beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 november 2011 met betrekking tot de betrokkene [naam betrokkene]
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr E.A.K.G. Ruys en mr. G. Oldekamp als raadsheren,
en drs. G. Mensing en prof. dr. W.J. Schudel als raden,
in tegenwoordigheid van K. Bruil als griffier,
en op 26 april 2012 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.