TBS P12/0099
Beslissing d.d. 7 mei 2012
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Almelo van 16 februari 2012, houdende de verlenging van de termijn van de verpleging van overheidswege voor de duur van een jaar (het hof beschouwt dit als een een misslag en verstaat: de afwijzing van het verzoek de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen):.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 20 februari 2012;
- de aanvullende informatie van de [kliniek] van 17 april 2012, met daarbij gevoegd de wettelijke aantekeningen van 21 februari 2012 tot en met 13 april 2012.
Het hof heeft ter zitting van 23 april 2012 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr A.R. Ytsma, advocaat te Amsterdam, de deskundigen H.E. Sanders, psychiater, E.H. Ameling, psycholoog en de advocaat-generaal mr G.R.C. Veurink.
De raadsman heeft ter zitting aangegeven dat het hoger beroep zich niet richt tegen de verlening van de terbeschikkingstelling die de rechtbank bij beslissing van 15 september 2011 heeft bevolen, maar tegen de afwijzing van het verzoek de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen bij de beslissing van de rechtbank van 16 februari 2011.
Ook de advocaat-generaal heeft medegedeeld dat hij ervan uitgaat dat alleen aan de orde is de vraag of de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voorwaardelijk kan worden beëindigd.
Het standpunt van de kliniek
Uit het verlengingsadvies van de [kliniek] van 10 juni 2011 blijkt onder meer het volgende - zakelijk weergegeven -:
Betrokkene verblijft in de intramurale behandelingsfase Hij heeft begeleide verlofmogelijkheden en bereidt zich thans voor op een mogelijk onbegeleid verlof. Gegeven de structuur van intramuraal verblijf wordt het risico van terugval in niet-seksueel gewelddadig gedrag bij intramuraal verblijf met begeleide stappen ingeschat als laag tot matig en zonder het kader van de terbeschikkingstelling als laag. Voor terugval in seksueel gewelddadig gedrag wordt het risico bij intramuraal verblijf met begeleid stappen ingeschat als matig. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan het in bezit hebben van kinderporno. Zonder het kader van de terbeschikkingstelling wordt het risico van terugval in seksueel gewelddadig gedrag geschat als hoog. Dit risico betreft bezit van en handel in kinderporno en seksueel misbruik van jongens. Vooruitkijkend lijkt een longcare traject, waarbij sprake is van langdurig toezicht en intensieve begeleiding, vooralsnog het maximale haalbare. Dit betekent dat de mogelijkheden tot verdere behandeling nog niet uitgeput zijn en dat begeleiding en controle in een longstaykader (zoals geopperd in het verlengingsadvies van juni 2009) vooralsnog niet aan de orde is.
Uit de aanvullende informatie van de [kliniek] van 17 april 2012 blijkt onder meer het volgende - zakelijk weergegeven -:
Recentelijk is een risicotaxatie-procedure opgestart ten einde de mogelijkheden van onbegeleid verlof te onderzoeken. Intussen blijft sprake van een moeizame behandelverhouding met betrokkene; debet hieraan is zijn teleurstelling met betrekking tot de laatste uitspraak van de rechtbank (verlenging van de tbs met een jaar). Betrokkene hoopte op een voorwaardelijk beëindiging van de dwangverpleging. Vooralsnog blijft onze visie op de beperkte behandelmogelijkheden en die op de risico’s ongewijzigd.
Het standpunt van de externe getuigen-deskundigen
Uit de psychiatrische rapportage Pro Justitia van 24 augustus 2011, door H.E. Sanders, psychiater, blijkt onder meer het volgende - zakelijk weergegeven -:
Er is bij betrokkene sprake van een kwetsbare persoonlijkheidsontwikkeling, die destijds (ten tijde van de delicten) heeft geleid tot een persoonlijkheid met vooral vermijdende, maar sadistische en antisociale trekken. Inmiddels is veel van hetgeen zijn persoonlijkheid destijds heeft gevormd, en met name het grote, beschamende zwijgen, al lang doorbroken, en heeft zijn persoonlijkheid duidelijk aan volwassenheid gewonnen, dusdanig dat op dit moment niet meer gesproken kan worden van een persoonlijkheidsstoornis, maar van persoonlijkheidskenmerken. Van belang is tevens dat er noch in het verleden en zeker niet nu, argumenten zijn om te spreken van pedofilie. De context waarbinnen het misbruik destijds heeft plaats gevonden heeft overduidelijk veel meer te maken gehad met het gevoel van macht en overheersing, dan dat er ook een (seksueel geladen) pedofiele oriëntatie aan ten grondslag heeft gelegen. Gezien het duidelijke (door hem zelf opgestelde en door hem ook volmondig geaccepteerde) delictscenario wordt, met voldoende ambulante begeleiding, het gevaar op herhaling op korte en middenlange termijn klein geacht. Betrokkene dient dan ook nu de mogelijkheid geboden te worden zich te bewijzen buiten de muren van de kliniek. Een voorwaardelijke beëindiging, met als voorwaarde dat hij zich onder toezicht stelt van de reclassering lijkt nu, wellicht nog meer dan in 2008, aangewezen.
Ter zitting heeft de deskundige Sanders, psychiater, onder meer de volgende toelichting gegeven - zakelijk weergegeven -:
De psychiater blijft bij de conclusie en de inhoud van zijn rapport. Er is bij betrokkene slechts sprake van persoonlijkheidskenmerken en niet van een persoonlijkheidsstoornis. Voorts is er geen sprake van pedofilie. Er zijn geen aanknopingspunten om te vrezen voor de delicten die betrokkene in de tbs heeft gebracht. Vanuit psychiatrische blik wordt geen reden gezien voor gevaar. De gehele context waarbinnen de delicten zijn gepleegd bestaat niet meer. De maatschappelijke context dient weer te worden opgebouwd. Betrokkene heeft nu zicht in wat er is gebeurd. De psychiater acht een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling verantwoord.
Uit de psychologisch rapportage Pro Justitia van 28 augustus 2011, door E.H Ameling, psycholoog, blijkt onder meer het volgende - zakelijk weergegeven -:
Uit veruit de meeste rapportages wordt duidelijk dat betrokkene geen pedoseksueel is die agressief op zoek is naar prepuberale jongens van 8 tot 12 jaar, wier levens daardoor in gevaar zijn. Eerder is sprake van een meer verworven, ervaringsgerichte homoseksuele gerichtheid. Dit betekent een ‘vriendelijker’ risicoprofiel. Het is niet het risicoprofiel van een pedoseksueel geaarde man die zich exclusief richt op prepuberale jongens, maar het risicoprofiel van een homoseksueel gerichte man die onder spanning kan terugvallen op een periode in zijn leven die veel voor hem heeft betekend in negatieve, maar ook in ‘positieve’ zin. Er is een belangrijk behandelresultaat geboekt, waardoor zijn openheid en introspectief vermogen dusdanig is toegenomen dat hij bij eventuele spanningen in staat is die waar te nemen en hulp te zoeken, zodat spanningen hanteerbaar blijven. Door de psycholoog wordt een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling geadviseerd. De voorwaarden zijn belangrijk, maar moeten in nader overleg nauwkeurig worden bepaald. Beschikbaarheid van deskundigen, begeleiding en bemiddeling zijn wezenlijk om spanningen zoveel mogelijk voor te blijven. Betrokkene meent zelf dat hij de eerste jaren niet zonder een deskundig steunsysteem zal kunnen, vervreemd als hij is van een leven buiten de kliniek.
Ter zitting heeft de deskundige Ameling, psycholoog, onder meer de volgende toelichting gegeven - zakelijk weergegeven -:
Bij betrokkene is sprake van een toegenomen openheid en zelfreflectie. Hij heeft nu door wanneer hij hulp moet zoeken. De eerdere onbetrouwbaarheid zit thans niet meer zo verweven in het delictscenario waardoor het recidiverisico drastisch is afgenomen. Nu er in de kliniek eigenlijk niets meer gebeurt, er geen acuut gevaar is en het delictscenario zoals dat heeft gegolden thans niet meer geldt, dient de terbeschikkingstelling voorwaardelijk te worden beëindigd. De spiraal dient te worden doorbroken. Betrokkene zou gebaat zijn bij ambulante forensische zorg. Voorts wordt structuur en maatschappelijk inbedding van belang geacht.
Het advies van de reclassering
Uit het reclasseringsadvies ten behoeve van de voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling van 24 november 2011 blijkt onder meer het volgende - zakelijk weergegeven -:
De inschatting van de reclassering is dat betrokkene in een klinische setting een lager recidiverisico scoort maar als betrokkene in een omgeving komt die gelijk is aan de periode voor de delicten (zonder structuur, zonder een woonplek, zonder een legale daginvulling en zonder een sociaal netwerk) betrokkene een hoog profiel scoort met betrekking tot het delictrisico. Gezien op korte termijn geen duidelijkheid is over een woonplek, een daginvulling en dat betrokkene een klein sociaal netwerk heeft schat de reclassering in, dat wanneer betrokkene op korte termijn uit de klinische setting komt de kans op recidive hoog is. Geadviseerd wordt om betrokkene nu niet in aanmerking te laten komen voor een voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat er vorig jaar al een plan was om betrokkene naar buiten de kliniek te krijgen. Desondanks is de dwangverpleging verlengd. De Reclassering was bereid om te onderzoeken of betrokkene buiten de kliniek geplaatst kon worden en er kwam een positief IFZ-indicatieadvies voor Meander. Meander is van mening dat betrokkene eerst dient te oefenen met onbegeleid verlof. Deskundige Geraerts heeft ter zitting bij de rechtbank verklaard dat verwacht werd dat in mei meer duidelijkheid kon worden verschaft betreffende een aanvraag van onbegeleid verlof. Dit is echter niet het geval. Voorts is de risicotaxatie pas recentelijk opgestart. Dit had eerder moeten gescheiden. Er zijn thans twee externe gedragsdeskundigen die een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging verantwoord achten. Het hof heeft in casu de mogelijkheid de terbeschikkingstelling voorwaardelijk te beëindigen. De raadsman verwijst naar twee uitspraken van zijns inziens soortgelijke zaken van het hof Den Bosch van 15 februari 2010 en 16 juli 2010.
Primair verzoekt de raadsman de terbeschikkingstelling voorwaardelijk te beëindigen. Subsidiair verzoekt de raadsman het onderzoek te schorsen teneinde een onafhankelijke deskundige, waarbij wordt gedacht aan de heer Van Panhuis, psychiater, aan te stellen om onafhankelijk onderzoek te doen naar de situatie van betrokkene.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat er voor een voorwaardelijke beëindiging thans geen aanknopingspunten zijn en daaraan, nu er niets concreets ligt, geen vorm gegeven kan worden. Nu er recentelijk een verlofaanvraag is gedaan, kan bovendien niet worden gesproken van een patstelling en bestaat nog steeds de mogelijkheid van resocialisatie. De advocaat-generaal is van mening dat serieus dient te worden gekeken naar het resocialisatieplan en dat bij de volgende verlengingsbeslissing opnieuw naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging dient te worden gekeken.
De advocaat-generaal concludeert tot afwijzing van het verzoek de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen.
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank om vernietigen omdat het dictum van de beslissing waarvan beroep een misslag bevat.
Omvang van het beroep
Het beroep is volgens de akte rechtsmiddel ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Almelo van 16 februari 2012. Deze beslissing heeft als dictum dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd met een termijn van een jaar. De rechtbank had echter bij beslissing van 15 september 2011 de termijn van de terbeschikkingstelling reeds verlengd met een jaar en tevens de beslissing voor het overige aangehouden voor een onderzoek door de reclassering naar de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling. Bij de beslissing van 16 februari 2012 was derhalve nog slechts de eventuele voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling aan de orde. Het hof beschouwt daarom het dictum in die beslissing als een kennelijk misslag en verstaat dat de rechtbank bij die beslissing de voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling heeft afgewezen.
Afwijzing verzoek tot schorsing
Het verzoek tot schorsing van het onderzoek teneinde een onafhankelijke deskundige onderzoek te laten doen naar de situatie van betrokkene wordt afgewezen nu het hof van oordeel is dat de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken. Het hof acht zich op grond van de voorliggende rapportages en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht.
Geen voorwaardelijke beëindiging van de verpleging
Nu slechts de eerste stappen in het resocialisatietraject van betrokkene zijn gezet, is thans een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege niet opportuun. Het hof acht het van belang dat bij de verdere resocialisatie van betrokkene voortvarendheid zal worden betracht zodat de voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling mogelijk aan de orde kan komen bij de volgende verlengingsbeslissing.
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Almelo van 16 februari 2012 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam terbeschikkinggestelde].
Wijst af het verzoek tot nader onderzoek door een deskundige;
Wijst af het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Aldus gedaan door
mr E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr. G. Oldekamp als raadsheren,
en drs. G. Mensing en M.G.E. Tervoort als raden,
in tegenwoordigheid van K. Bruil als griffier,
en op 7 mei 2012 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.