ECLI:NL:GHARN:2012:BW0859

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
22 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P10/0417
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overplaatsing terbeschikkinggestelde in strijd met belangen en onvoldoende steekhoudende argumenten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 22 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de terbeschikkingstelling van een betrokkene. De terbeschikkinggestelde was overgeplaatst naar een andere kliniek zonder de uitkomst van een onderzoek in het Pieter Baan Centrum af te wachten. Het hof oordeelde dat de argumenten van de kliniek voor deze overplaatsing onvoldoende steekhoudend waren. De terbeschikkinggestelde, geboren te (plaats) op (datum), verblijvende in (kliniek), had eerder een beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage aangevochten die de terbeschikkingstelling met twee jaar had verlengd. Het hof heeft de relevante processtukken, waaronder eerdere zittingen en rapportages van het Pieter Baan Centrum, in overweging genomen.

Tijdens de zitting op 8 maart 2012 werd de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P. Scholte, en de advocaat-generaal, mr. J.W. Rijkers. De rapportage van het Pieter Baan Centrum concludeerde dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis met narcistische, antisociale en theatrale trekken, en dat er een verhoogd recidive-risico is. Het hof oordeelde dat de overplaatsing naar een andere kliniek de voortgang van de behandeling in gevaar bracht en dat de terbeschikkinggestelde zijn verlof, werk en relatie had verloren.

Het hof heeft het verzoek tot aanhouding van de zaak afgewezen en de beslissing van de rechtbank vernietigd. De terbeschikkingstelling werd met twee jaar verlengd, waarbij het hof benadrukte dat de huidige kliniek voortvarend moet werken aan het resocialisatietraject van de terbeschikkinggestelde. Het hof vond de gang van zaken rondom de overplaatsing zeer onbehoorlijk en in strijd met de belangen van de terbeschikkinggestelde. Het hof heeft tevens aangegeven dat er vóór de volgende verlengingszitting een rapport van de reclassering over de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging moet zijn.

Uitspraak

TBS P10/0417
Beslissing d.d. 22 maart 2012
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
(naam terbeschikkinggestelde),
geboren te (plaats) op (datum),
verblijvende in (kliniek).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 oktober 2010, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek ter zitting van dit hof van 7 april 2011;
- de tussenbeslissing van het hof van 21 april 2011;
- het proces-verbaal van het onderzoek ter zitting van dit hof van 20 juni 2011;
- de tussenbeslissing van het hof van 4 juli 2011;
- de rapportage betreffende de terbeschikkinggestelde van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht, van 2 maart 2012.
Het hof heeft ter zitting van 8 maart 2012 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr P. Scholte, advocaat te Amsterdam, de advocaat-generaal,
mr J.W.Rijkers en H. J. Bakker als getuige.
Overwegingen
De tussenbeslissing van het hof
Bij tussenbeslissing van 4 juli 2011 heeft het hof beslist dat de terbeschikkinggestelde in het Pieter Baan Centrum zal worden opgenomen en aldaar klinisch zal worden onderzocht. Het onderzoek diende, naast de op te stellen diagnose, tevens gericht te zijn op de mogelijkheden van verdere behandeling en resocialisatie met zo mogelijk een concreet plaatsingsadvies. Voorts moet bij het onderzoek worden betrokken de vraag of libidoremmende medicatie – die de [kliniek] als voorwaarde voor uitbreiding van de verlofmogelijkheden stelde, maar die de terbeschikkinggestelde weigerde – überhaupt enig effect zou kunnen sorteren, te meer nu het indexdelict geen zedenmisdrijf betrof.
De rapportage van het PBC
Gedurende de observatieperiode werd bij betrokkene, bij gebruik van medicatie, geen actueel psychiatrisch toestandsbeeld, zoals een depressie, angsttoestand of een psychose, waargenomen. Er werden geen aanwijzingen gevonden voor mogelijke cerebro-organische pathologie. Er was wel sprake van zichtbare affectwisselingen en het uiten van lichamelijke klachten die passend zijn bij persoonlijkheidsproblematiek. Op basis van eigen onderzoek en de beschikbare informatie kan geconcludeerd worden dat de kernpathologie van betrokkene op het terrein van persoonlijkheidsproblematiek ligt. Momenteel voldoen de klachten, symp¬tomen en gedragspatronen van betrokkene aan de criteria van een borderline persoonlijkheidsstoornis met narcistische, antisociale en theatrale trekken. Betrokkenes zwak geïntegreerde persoonlijkheidsstructuur maakt hem kwetsbaar om al dan niet on¬der invloed van psychosociale stress, inzichtgevende therapie ofwel psycho-actieve midde¬len tijdelijk psychotisch te geraken. Van een psychotische grondstructuur in de psychodyna¬mische zin kan echter niet worden gesproken. Een complicerende factor is zijn afhanke¬lijkheid van alcohol en misbruik c.q. afhankelijkheid van verdovende middelen. Hoewel
be¬trokkene gedurende zijn verblijf in de [kliniek] langdurig af kon zien van het gebruik van verdovende middelen, kan wegens een terugval in 2010 niet gesproken worden van een volledige remissie onder toezicht.
Ten aanzien van het recidivegevaar voor feiten als het indexdelict is het volgende opgemerkt. De risicotaxatie laat, naast een hoge score op historische items, een toename van risicohanteringsfactoren zien bij een uitbreiding van vrijheden. De aanwezigheid van psychopathietrekken wordt tevens als een relevante risicofactor beschouwd. Delictgerelateerde risicofactoren hangen samen met de relatievorming en betrokkenes reactie op een afwijzing en verlating. Een cumulatie van psy¬chosociale, stoornisgerelateerde en relationele factoren verhoogt het totale risico.
Op het moment dat de huidige behandelimpasse voldoende is opgelost, dient voortvarend toegewerkt te worden naar een plaatsing in [inrichting] te [plaats], een foren¬sisch psychiatrische setting. Vanuit behandeloogpunt wordt geadviseerd om betrokkene aanvankelijk een klinische psy¬chiatrische behandeling voor zogenaamde 'dubbele problematiek' (persoonlijkheids- en ver¬slavingsproblematiek) aan te bieden. Om de verslaving effectief te behandelen zou gebruik gemaakt kunnen worden van gedragsmatige aversieve technieken. Om de onderlig¬gende trauma's te verwerken en zijn coping te versterken ligt EMDR voor de hand. Deze behandeling zou in overleg met betrokkene onder bescherming van een lage dosering antipsychotica kunnen plaatsvinden om eventuele psychotische overschrijdingen te voorkomen.
Bovengenoemd klinisch traject zal binnen het huidige TBS-kader opgestart kunnen worden met een passende resocialisatie en verloven. Vanuit deze setting zal voortvarend toegewerkt kunnen worden naar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Bij het opstellen van een behandelplan zal rekening gehouden moeten worden niet alleen met stoornisgere¬lateerde factoren maar ook meer contextgebonden remmende factoren (afhankelijkheid van de zorginstellingen) en de ambivalentie van betrokkene ten opzichte van de behandeling.
Wat betreft de mogelijkheid om betrokkene met libidoremmende middelen te behandelen kan geconcludeerd worden dat hier momenteel geen harde indicatie voor is.
Volgens de deskundigen van het Pieter Baan Centrum lijkt verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar in de rede te liggen.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
Het door het Pieter Baan Centrum voorgestelde behandel- en resocialisatietraject is door de overplaatsing van de terbeschikkinggestelde naar [kliniek 2] doorkruist. Hierdoor is de terbeschikkinggestelde zijn verlof, werk en relatie kwijt en staat hij weer aan het begin van het behandeltraject. Gelet op het proportionaliteitsbeginsel en de belangen van de terbeschikkinggestelde, dient de maatregel te worden beëindigd. De terbeschikkinggestelde kan dan in vrijheid naar een passende begeleide woonvorm zoeken. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de zaak aan te houden teneinde de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging te onderzoeken. Ten aanzien van de verlengingstermijn wordt gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Uit de rapportage van het Pieter Baan Centrum blijkt dat er nog steeds bepaalde risicofactoren zijn. Er dient te worden toegewerkt naar een plaatsing in [inrichting], maar door de overplaatsing naar een andere kliniek moet het verloftraject opnieuw worden opgestart. Het is van belang dat de overplaatsing naar de [inrichting] niet meer tijd zal kosten dan strikt noodzakelijk is.
Primair heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot aanhouding van de zaak teneinde [de kliniek] om een reactie vragen op de bevindingen en aanbevelingen in het PBC-rapport. Subsidiair is geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank, met daarbij de aanvullende overweging dat de kliniek voortvarend zal streven naar een plaatsing van de terbeschikkinggestelde in de [inrichting].
Het oordeel van het hof
Het verzoek tot aanhouding voor het onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen, omdat het hof dat op dit moment niet aangewezen vindt.
Het verzoek tot aanhouding teneinde de kliniek om een reactie vragen op de bevindingen en aanbevelingen in het PBC-rapport wordt afgewezen, omdat het hof dit - gezien de inmiddels verstreken tijd - niet noodzakelijk acht.
Het hof zal de beslissing van de rechtbank om technische redenen vernietigen.
De terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is bij vonnis van het rechtbank ‘s-Gravenhage van 23 juni 2004 aan de terbeschikkinggestelde opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten: poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Uit de stukken blijkt dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan een borderline persoonlijkheids-stoornis met narcistische, antisociale en theatrale trekken en een posttraumatische stress-stoornis, thans in remissie. Voorts is er sprake van middelenafhankelijkheid. Het recidive-risico wordt als verhoogd ingeschat. Het Pieter Baan Centrum heeft geadviseerd om, op het moment dat de huidige behandelimpasse voldoende opgelost is, voortvarend toe te werken naar een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging en een plaatsing in [inrichting] middels een klinisch behandeltraject met een passende resocialisatie en verloven.
Gelet op de hiervoor beschreven stand van zaken is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen vereist dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt verlengd en dat, mede gelet op het tijdsverloop sinds de formele expiratiedatum van de terbeschikkingstelling (8 september 2010), thans verlenging met een termijn van twee jaar geïndiceerd is.
Overigens merkt het hof op dat het in deze zaak de overplaatsing van de terbeschikkinggestelde naar een andere kliniek buitengewoon ongelukkig vindt. De [kliniek], wetende dat het hof een onderzoek en een rapportage had verzocht van het Pieter Baan Centrum, heeft de uitkomst hiervan niet afgewacht. De door de [kliniek] aangegeven argumenten voor de overplaatsing van de terbeschikkinggestelde - nota bene tijdens het verblijf van de terbeschikkinggestelde in het Pieter Baan Centrum – waren onvoldoende steekhoudend. Het hof acht deze gang van zaken uitermate onbehoorlijk en in strijd met de belangen van de terbeschikkinggestelde.
Gezien het (geschade) belang van terbeschikkinggestelde - maar ook gelet op het proportionaliteitsbeginsel - acht het hof het van belang dat de huidige kliniek, met inachtneming van de adviezen van het Pieter Baan Centrum, met grote voortvarendheid het resocialisatietraject in gang zal zetten. Voorts acht het hof het wenselijk dat er vóór de eerstvolgende verlengingszitting een door de reclassering op te stellen rapport naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege gereed is. Het hof gaat ervan uit dat voornoemd rapport op de eerstvolgende verlengingszitting bij de rechtbank aan de orde zal worden gesteld.
Beslissing
Het hof:
Wijst af de verzoeken tot aanhouding.
Vernietigt de beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 oktober 2010 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Aldus gedaan door
mr E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr E. van der Herberg en mr. G. Oldekamp als raadsheren,
en drs. T. van Iersel en prof. dr. B.C.M. Raes als raden,
in tegenwoordigheid van mr C.M.M. van der Waerden als griffier,
en op 22 maart 2012 in het openbaar uitgesproken.
Mr E.A.K.G. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.