ECLI:NL:GHARN:2012:BW0195

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.044.357
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Persoonlijke aansprakelijkheid van de directeur uit hoofde van algemene voorwaarden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem, staat de persoonlijke aansprakelijkheid van de directeur van een vennootschap centraal. Het hof behandelt het hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter te Apeldoorn, waarin de vordering van Torenstad Media B.V. werd toegewezen. De zaak betreft een eindafrekening die Torenstad in rekening bracht aan [appellant] voor een overeenkomst met betrekking tot TV-commercials voor [restaurant]. De kantonrechter had de vordering, gemaximeerd tot € 5.000,-, toegewezen, maar [appellant] betwistte deze beslissing in hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] tot 1 januari 2006 enig aandeelhouder was van de besloten vennootschap [bedrijf X], die het restaurant exploiteerde. Na de overdracht van de aandelen aan [bedrijf Y] was [appellant] niet meer betrokken bij de bedrijfsvoering. In het hoger beroep voerde [appellant] aan dat hij niet persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de schuld van [bedrijf X], omdat hij de overeenkomst enkel in zijn hoedanigheid als bestuurder had ondertekend. Torenstad betwistte dit en stelde dat de algemene voorwaarden, waaronder artikel 13, van toepassing waren.

Het hof oordeelde dat Torenstad [appellant] niet persoonlijk kan aanspreken voor de schuld van [bedrijf X]. Het hof concludeerde dat er geen expliciete overeenkomst was die [appellant] in privé aansprakelijk stelde. De eindafrekening van Torenstad kan daarom niet aan [appellant] in rekening worden gebracht. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vordering van Torenstad af, waarbij het hof Torenstad in de proceskosten heeft veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.044.357
(zaaknummer rechtbank 351540)
arrest van de derde kamer van 13 maart 2012
in de zaak van
[appellant],
wonende te [appellant],
appellant,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. L.J. Steenbergen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Torenstad Media B.V.,
gevestigd te Zutphen,
geïntimeerde,
hierna: Torenstad,
advocaat: mr. J.H. van den Sigtenhorst.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 20 oktober 2009 hier over.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 In dit tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie is gehouden op 25 januari 2010; het daarvan opgemaakte proces-verbaal maakt deel uit van de stukken.
1.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] zeven grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en heeft hij bewijs aangeboden. Hij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, Torenstad alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans de vorderingen van Torenstad alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Torenstad in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
1.3 Bij memorie van antwoord heeft Torenstad verweer gevoerd en heeft zij bewijs aangeboden. Zij heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van (bedoeld zal zijn:) het hoger beroep.
1.4 Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1 Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.4 van het (bestreden) vonnis van 10 juni 2009.
2.2 Daarnaast staat in dit geding vast dat [appellant] tot 1 januari 2006 enig aandeelhouder is geweest van de besloten vennootschap [bedrijf X], welke vennootschap [restaurant] exploiteerde. Met ingang van 1 januari 2006 heeft [appellant] de aandelen in [bedrijf X] overgedragen aan [bedrijf Y] [appellant] is vanaf die datum niet meer betrokken geweest bij de bedrijfsvoering van het café-restaurant.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 In deze procedure staat de vraag centraal of Torenstad aan [appellant] een eindafrekening in rekening mag brengen die ziet op een op 31 oktober 2002 gesloten overeenkomst met betrekking tot de uitzending van TV-commercials voor [rastaurant]. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vordering van Torenstad, gemaximeerd tot € 5.000,-, toegewezen. [appellant] komt in hoger beroep op tegen dit oordeel. Met zijn grieven legt [appellant] het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor.
3.2 Het meest verstrekkende verweer van [appellant] is dat hij niet in persoon kan worden aangesproken voor een schuld van [bedrijf X] omdat hij geen partij is bij de overeenkomst. [appellant] heeft de overeenkomst ondertekend in zijn hoedanigheid van bestuurder van [bedrijf X] en niet voor zichzelf. De bepaling in de algemene voorwaarden op grond waarvan Torenstad hem aanspreekt, te weten artikel 13 van de algemene voorwaarden, is bovendien onredelijk bezwarend, aldus [appellant].
3.3 Torenstad stelt dat zij [appellant] kan aanspreken op grond van artikel 13 van de algemene voorwaarden en zij betwist dat dit beding onredelijk bezwarend is. [appellant] heeft voor de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden getekend en had daarvan kennis kunnen nemen. De bepaling is niet misleidend. Het feit dat [appellant] geen kennis heeft genomen van het beding kan niet aan Torenstad worden tegengeworpen, zo stelt zij.
3.4 Het hof overweegt als volgt. [appellant] heeft gesteld dat niet hijzelf maar [bedrijf X] partij was bij de overeenkomst. Torenstad erkent dit ook, onder meer gelet op haar beroep op artikel 13 van de algemene voorwaarden. Zij stelt zich, met andere woorden, niet op het standpunt dat de overeenkomst is aangegaan met [appellant] in privé als opdrachtgever. Uit de stellingen van Torenstad blijkt niet waarom [appellant] in privé niettemin moet worden geacht te hebben ingestemd met de voorwaarden van de overeenkomst, alsmede met zijn gebondenheid in privé aan (artikel 13 van) de algemene voorwaarden. Uit het enkele feit dat [appellant] de vennootschap [bedrijf X] (in de overeenkomst aangeduid onder de handelsnaam [rastaurant]) vertegenwoordigt, volgt dit niet. [appellant] stelt zich naar het oordeel van het hof terecht op het standpunt dat hij de overeenkomst slechts één maal, in de hoedanigheid van bestuurder van de opdrachtgever [bedrijf X], heeft ondertekend en niet nogmaals, voor zichzelf, om in te stemmen met persoonlijke hoofdelijke aansprakelijkheid. Wanneer Torenstad hoofdelijke aansprakelijkheid van [appellant] had willen bedingen, naast de aansprakelijkheid van [bedrijf X], dan had zij dit met [appellant] in privé expliciet overeen moeten komen. Uit de overeenkomst noch uit de stellingen van Torenstad blijkt dat dit is gebeurd. Het hof concludeert dat Torenstad de eindafrekening van 15 februari 2007 niet aan [appellant] in rekening kan brengen.
3.5 Nu het meest verstrekkende verweer van [appellant] tegen de vordering van Torenstad, en daarmee in zoverre grief 1, slaagt, behoeven de overige stellingen en grieven geen bespreking.
4. Slotsom
4.1 Uit het voorgaande volgt dat grief 1 slaagt, zodat het bestreden vonnis reeds daarom moet worden vernietigd. Het hof zal de vordering van Torenstad alsnog afwijzen.
4.2 Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof Torenstad in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] worden begroot op
€ 400,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x tarief € 200,-).
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellant] worden begroot op
€ 334,25 aan verschotten (€ 72,25 voor dagvaarding en € 262,- voor griffierecht) en op
€ 1.264,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x tarief I).
5. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Apeldoorn van 11 juni 2009 en doet opnieuw recht;
wijst de vordering van Torenstad alsnog af;
veroordeelt Torenstad in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellant] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 400,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op
€ 1.264,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 334,25 voor verschotten;
verklaart dit arrest (voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft) uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.C. Frankena, G.P.M. van den Dungen en
H.M. Wattendorff en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2012.