ECLI:NL:GHARN:2012:BV8665

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
5 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS P11/0511
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en herbeoordeling van veroordeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 5 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, die eerder was veroordeeld voor moord en doodslag. De rechtbank 's-Gravenhage had op 20 oktober 2011 besloten om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. De terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw stelden dat hij onterecht was veroordeeld en dat de verlenging van de terbeschikkingstelling in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), met name artikel 5 en artikel 3. Het hof oordeelde echter dat er in de verlengingsprocedure geen ruimte was voor een herbeoordeling van de veroordeling. Het hof bevestigde dat de rechtbank terecht had besloten tot verlenging van de terbeschikkingstelling, en wees het verzoek om deskundigen te benoemen af, omdat de noodzaak daartoe niet was aangetoond. Het hof concludeerde dat het voldoende was voorgelicht om een beslissing te nemen en dat de argumenten van de raadsvrouw niet konden leiden tot een herbeoordeling van de feiten. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en het hof wees het verzoek tot schorsing van het onderzoek af.

Uitspraak

TBS [nummer]
Beslissing d.d. 5 maart 2012
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 oktober 2011, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde d.d. 25 oktober 2011;
- de aanvullende informatie van [kliniek] van 9 februari 2012;
- een faxbericht van [kliniek] van 16 februari 2012 met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 7 mei 2011 tot 2 november 2011;
- een brief van de raadsvrouw van 19 februari 2012 met bijlagen;
- de door de raadsvrouw ter zitting van het hof overgelegde pleitnota met bijlagen.
Het hof heeft ter zitting van 20 februari 2012 gehoord de terbeschikkinggestelde bijgestaan door zijn raadsvrouw mr G.E.M. Later, advocaat te ’s-Gravenhage, en de advocaat-generaal, mr E.J. Julsing-Nijenhuis.
Overwegingen:
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het benoemen van deskundigen om te onderzoeken of de terbeschikkinggestelde het indexdelict heeft gepleegd is oneigenlijk en past niet binnen de onderhavige verlengingsprocedure. Gelet het advies van de kliniek en van de onafhankelijke deskundigen dient de beslissing van de rechtbank te worden bevestigd.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadvrouw
De terbeschikkinggestelde is onterecht veroordeeld waardoor hem ten onrechte de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd. De vordering van de officier van justitie dient derhalve te worden afgewezen. Iedere langere vrijheidsberoving is in strijd met artikel 5, eerste en vierde lid juncto de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Bovendien is daardoor sprake van een onmenselijke behandeling hetgeen strijdig is met artikel 3 van het EVRM. Voorts is verzocht deskundigen te benoemen die dienen te onderzoeken of de terbeschikkinggestelde in staat moet worden geacht te hebben gedaan waarvoor hij is veroordeeld.
Het oordeel van het hof
Het verzoek tot aanhouding om deskundigen te benoemen wordt afgewezen, omdat de noodzaak niet is gebleken. Het hof acht zich voldoende voorgelicht om op het beroep te kunnen beslissen. Bovendien is de reden van het verzochte onderzoek door deskundigen niet te verenigen met de aard en strekking van de onderhavige verlengingsprocedure.
De terbeschikkinggestelde is bij vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage van 6 april 1995 ter zake van moord veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. De terbeschikkinggestelde heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Bij arrest van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 5 juni 1996 is de terbeschikkinggestelde ter zake doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien jaren en tevens is gelast dat de terbeschikkinggestelde ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij arrest van de Hoge Raad van 13 mei 1997 is het namens de terbeschikkinggestelde ingediende cassatieberoep verworpen. Daarmee is de het arrest van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 5 juni 1996 in kracht van gewijsde gegaan.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de terbeschikkinggestelde onterecht is veroordeeld en dat langere vrijheidsbeneming aldus in strijd is met artikel 5, eerste en vierde lid juncto de artikelen 6 en 13 van het EVRM en dat er voorts sprake is van een onmenselijke behandeling hetgeen strijdig is met artikel 3 van dat Verdrag.
Het wettelijk systeem brengt met zich dat in de onderhavige verlengingsprocedure geen ruimte bestaat voor een hernieuwde beoordeling van de vraag of verdachte de bewezenverklaarde feiten waarvoor hij is veroordeeld en waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd, heeft begaan en of hij terecht is veroordeeld. In dat licht kunnen de stellingen van de raadsvrouw die zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat verdachte de feiten niet heeft begaan en dat hij ten onrechte is veroordeeld, in deze procedure geen doel treffen. Voor een herbeoordeling van het veroordelende arrest is de herzieningsprocedure aangewezen.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaren. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.
Beslissing
Het hof:
Wijst af het verzoek tot schorsing van het onderzoek met voormelde doelen.
Bevestigt de beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 oktober 2011 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam].
Aldus gedaan door
mr M. Otte als voorzitter,
mr E.A.K.G. Ruys en mr J.P. Bordes als raadsheren,
en drs. T. van Iersel en dr. L. Kaiser als raden,
in tegenwoordigheid van mr G.J.B. van Weegen als griffier,
en op 5 maart 2012 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.