ECLI:NL:GHARN:2012:BV3460

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
31 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.081.848/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van eenhoofdig gezag en alimentatie in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 31 januari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vrouw om het eenhoofdig gezag over hun minderjarige kind. De vrouw, die feitelijk verblijft op een geheim adres, heeft in hoger beroep gegriefd tegen de afwijzing van de rechtbank van haar verzoek tot eenhoofdig gezag. Het hof overweegt dat de man, die als de vader van het kind wordt beschouwd, geen contact zoekt met de vrouw of het kind en eerder heeft aangegeven in te stemmen met het eenhoofdig gezag. Gezien de slechte communicatie tussen de partijen en het belang van het kind, heeft het hof besloten het verzoek van de vrouw toe te wijzen.

Daarnaast heeft de vrouw ook een verzoek gedaan om partner- en kinderalimentatie. Het hof constateert dat beide partijen onvolledige financiële gegevens hebben overgelegd. De vrouw heeft onvoldoende onderbouwd dat zij in haar behoefte aan alimentatie kan voorzien, en het hof heeft de afwijzing van de rechtbank op dit punt bekrachtigd. Wat betreft de kinderalimentatie heeft het hof de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd, omdat er geen nieuwe, overtuigende financiële gegevens zijn gepresenteerd die aanleiding geven om van het eerder vastgestelde bedrag af te wijken. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking d.d. 31 januari 2012
Zaaknummer 200.081.848
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
feitelijk verblijvende op een geheim adres,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. I.M.G. Maste, kantoorhoudende te Almere,
tegen
Hans Sligte,
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
in eerste aanleg advocaat mr. J.B. de Jong, kantoorhoudende te Almere,
thans zonder advocaat.
De inhoud van de tussenbeschikking van 16 augustus 2011 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Na voormelde tussenbeschikking is op de griffie van het hof een brief van 29 augustus 2011 en een brief van 9 november 2011 van mr. De Jong binnengekomen. In de brief van 29 augustus 2011 heeft mr. De Jong onder meer aangegeven dat de oproep voor de zitting van 11 augustus 2011 door omstandigheden mogelijk aan zijn aandacht is ontsnapt, en dat hij na betaling van de openstaande rekeningen bereid is om de man bij te staan, maar dat het soms lastig is om zijn cliënt te bereiken (vanwege ziekenhuisopname van cliënt). In zijn brief van 9 november 2011 heeft mr. De Jong aangegeven dat hij niet als advocaat optreedt in deze zaak.
Ter zitting van 10 november 2011 is de zaak opnieuw behandeld. Verschenen zijn de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man.
De beoordeling
Het gezag
1. De vrouw heeft in hoger beroep gegriefd tegen de afwijzing door de rechtbank van haar verzoek tot het eenhoofdig gezag over [het kind]. Ter zitting heeft de vrouw aangevoerd dat contact niet mogelijk is met de man, waardoor het niet lukt om te overleggen over gezagskwesties. Inmiddels hebben er meerdere situaties plaatsgevonden waarbij de vrouw tevens toestemming van de man nodig had (bijvoorbeeld bij de huisarts en voor medische behandeling). [het kind] dreigt hierdoor klem te raken. Er valt niet te verwachten dat hier op korte termijn verandering in zal komen. Zo stelt de vrouw dat de man weigert om zijn nieuwe telefoonnummer en adres aan haar te geven. Voorts heeft de vrouw aangevoerd dat de man alles in het werk stelt richting de IND om haar en [het kind] zo spoedig mogelijk uit Nederland weg te krijgen.
2. De man heeft ter zitting aangegeven dat hij -in afwijking van zijn eerdere standpunt- van mening is dat het gezamenlijk gezag dient te blijven bestaan. Hij heeft aangegeven dat hij [het kind] nog nooit heeft gezien. Hij stelt dat de vrouw meerdere adressen heeft. Desgevraagd heeft hij aangegeven dat hij geen procedures is gestart (om bijvoorbeeld een omgangsregeling door de rechtbank vast te laten stellen). De man heeft verder verklaard dat hij het door de rechtbank opgelegde bedrag aan kinderalimentatie van € 400,- per maand nooit heeft betaald. De man heeft voorts ter zitting zijn twijfels geuit of hij wel de vader van [het kind] is en wenst een DNA-test.
3. Het hof overweegt als volgt. Aangezien [het kind] tijdens het huwelijk van partijen is geboren, geldt de man op grond van de wet als de vader van [het kind] zolang de ontkenning van zijn vaderschap niet in rechte gegrond is verklaard. Het hof zal daarom voorbijgaan aan de twijfels die de man ter zitting heeft geuit over zijn vaderschap van [het kind].
4. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat het belang van het kind in de onderhavige zaak meebrengt dat de vrouw met het eenhoofdig gezag dient te worden belast. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat de man in een eerder stadium schriftelijk (bij brief van zijn advocaat aan de rechtbank Zwolle-Lelystad in de procedure in eerste aanleg van 27 september 2010) heeft laten weten in te stemmen met het eenhoofdig gezag en dat de man geen contact zoekt met zijn kind en ook geen invulling geeft aan het ouderlijk gezag. Inmiddels is de vrouw meerdere malen geconfronteerd met het feit dat zij toestemming nodig had van de man, maar dat overleg niet mogelijk was vanwege de slechte communicatie tussen partijen of doordat de man voor de vrouw niet bereikbaar was. Aannemelijk is dat naarmate [het kind] ouder wordt, er steeds meer gezagskwesties aan de orde zullen zijn die om voonoemde redenen zullen stagneren en niet of pas met veel moeite afgewikkeld kunnen worden. Op grond daarvan zal het hof het verzoek van de vrouw tot het eenhoofdig gezag in hoger beroep toewijzen om te voorkomen dat [het kind] klem komt tussen de ouders en nu dit noodzakelijk is in het belang van [het kind].
De kinder- en partneralimentatie
5. De vrouw heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek om partneralimentatie heeft afgewezen. Zij stelt dat zij niet zelf in haar behoefte kan voorzien en dat de man gedeeltelijk vervalste stukken in het geding heeft gebracht tijdens de voorlopige voorzieningenprocedure. Daarnaast is de vrouw van mening dat de rechtbank ten onrechte een bedrag aan kinderalimentatie van € 400,- per maand heeft opgelegd. De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat er tijdens het huwelijk van partijen ook al veel onduidelijkheden waren. Volgens de vrouw heeft de man een fors hoger inkomen dan waar de rechtbank van uit is gegaan en heeft hij daarom voldoende draagkracht om de door haar verzochte bedragen aan kinder- en partneralimentatie te betalen. De vrouw stelt dat er van uit moet worden gegaan dat de man een jaarinkomen van € 60.000,- heeft en dat hij nauwelijks lasten heeft c.q. betaalt. Voorts beschikt de man, volgens de vrouw, ook nog over inkomsten uit de verhuur van een jacht bij de kust van Marokko/Gran Canaria.
6. De man heeft gesteld dat hij geen draagkracht heeft om de door de vrouw verzochte bedragen aan alimentatie te betalen. De man stelt slechts maandelijkse inkomsten te hebben van € 938,51, omdat hij aflost op diverse schulden die door de vrouw zijn gemaakt. Volgens de man is de vrouw heel rijk. Met betrekking tot het schip dat voor de kust bij Marokko zou liggen, heeft hij verklaard dat dit schip is verkocht. Desgevraagd heeft de man verklaard dat hij het schip samen met een partner voor € 300.000,- of € 400.000,- heeft verkocht, maar dat hij niet over dat geld (heeft) beschikt.
7. Allereerst merkt het hof op dat beide partijen in beide instanties, zeer onvolledige en summiere gegevens met betrekking tot hun (huidige en eerdere) financiële positie hebben overgelegd. Ten aanzien van de verzochte partneralimentatie constateert het hof dat de vrouw, evenals in eerste aanleg, nog steeds geen duidelijkheid heeft verschaft over haar behoefte aan alimentatie en haar behoeftigheid. Zo ontbreekt duidelijke informatie over het nettogezinsinkomen ten tijde van het huwelijk. Daarnaast heeft de vrouw slechts de eerste pagina van het contract met Stallion Motors (Gh) Ltd overgelegd, en heeft zij niet laten zien welk salaris zij daadwerkelijk heeft ontvangen en over welke maanden zij salaris heeft ontvangen. Het hof acht het niet aannemelijk dat de vrouw slechts € 70,- per maand verdiende (mogelijks zelfs voor een fulltime functie). De vrouw heeft voorts een eerste bladzijde van een brief van de Gemeente Amsterdam van 25 augustus 2010 overgelegd, waarin staat dat de WWB-uitkering van de vrouw wordt gewijzigd. Nu volledige informatie over (bijvoorbeeld de toekenning en de hoogte van) haar WWB-uitkering ontbreekt en daarnaast ook geen betaalspecificaties en bankafschriften zijn overgelegd, bestaat ook op dit onderdeel onvoldoende duidelijkheid. Daarnaast heeft de vrouw onvoldoende inzichtelijk gemaakt in hoeverre de man ten tijde van haar verblijf in Ghana haar financieel heeft gesteund en in hoeverre zij door vrienden wordt onderhouden. Nu de vrouw haar gestelde behoefte en behoeftigheid aan alimentatie ten behoeve van haarzelf onvoldoende heeft onderbouwd met deugdelijke financiële bescheiden zal het hof reeds op die grond op dit punt haar grief verwerpen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigen.
8. Ten aanzien van de kinderalimentatie overweegt het hof als volgt. Gelet op de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep is de ondergrens van deze procedure het door de rechtbank vastgestelde bedrag van € 400,- per maand aan kinderalimentatie. Op grond van de inhoud van het dossier waarin noch ten aanzien van de behoefte van de vrouw en van [het kind] noch ten aanzien van de draagkracht van de man deugdelijke financiële bescheiden zijn overgelegd door de vrouw respectievelijk de man, ziet het hof geen aanleiding om anders te oordelen dan de rechtbank in eerste aanleg heeft gedaan en zal het hof ook op dit punt de grief van de vrouw verwerpen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigen.
Proceskosten
9. Het hof ziet in het door de vrouw met betrekking tot de proceskosten gestelde geen aanleiding af te wijken van het gebruikelijke uitgangspunt. Daarom zullen, nu partijen gewezen echtgenoten zijn, de kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Slotsom
10. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het de afwijzing van het verzoek tot het eenhoofdig gezag over de minderjarige [het kind], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [geboorteplaats], betreft;
en in zoverre opnieuw beslissende:
bepaalt dat de vrouw wordt belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarige [het kind], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [geboorteplaats];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank voor het overige, voor zover door de vrouw bestreden;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H. Garos, voorzitter, A.W. Beversluis en I.A. Vermeulen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 31 januari 2012 in bijzijn van de griffier.