ECLI:NL:GHARN:2012:BV3129

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
12 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P11/0241
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van beslissingen inzake terbeschikkingstelling na overlijden terbeschikkinggestelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 12 januari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 oktober 2010 en 23 mei 2011. De rechtbank had de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met een jaar verlengd en geoordeeld dat er geen termen waren om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen. De terbeschikkinggestelde is echter overleden op [datum van overlijden], zoals blijkt uit een brief van de kliniek aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie van 1 december 2011. Hierdoor is het recht tot uitvoering van de maatregel vervallen, conform artikel 75 van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof heeft de stukken in de zaak bestudeerd, waaronder een tussenbeslissing van 26 september 2011 en een faxbericht van de kliniek. Tijdens de zitting op 12 januari 2012 was de advocaat-generaal, mr. E.J. Julsing-Nijenhuis, aanwezig, terwijl de raadsman van de terbeschikkinggestelde, mr. J.Y. Taekema, niet verschenen was. Het hof heeft geconcludeerd dat de beslissingen van de rechtbank vernietigd moeten worden, aangezien de terbeschikkinggestelde niet meer in leven is. Het openbaar ministerie wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling.

De uitspraak van het hof is openbaar uitgesproken en de raden waren niet in staat deze beslissing mede te ondertekenen. Deze zaak benadrukt de gevolgen van het overlijden van een terbeschikkinggestelde voor de voortzetting van de terbeschikkingstelling en de rol van het openbaar ministerie in dergelijke procedures.

Uitspraak

TBS P11/0241
Beslissing d.d. 12 januari 2012
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
overleden te [plaats van overlijden] op [datum van overlijden],
voorheen verblijvende in [kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissingen van de rechtbank 's-Hertogenbosch van
22 oktober 2010 respectievelijk van 23 mei 2011, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar respectievelijk de beslissing dat er geen termen zijn om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- de tussenbeslissing van het hof van 26 september 2011;
- het faxbericht van [kliniek] aan het hof van 16 december 2011, met als bijlage een kopie van de melding bijzonder voorval aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie van 1 december 2011;
- de ID-staat SKDB d.d. 15 december 2011.
Het hof heeft ter zitting van 12 januari 2012 gehoord de advocaat-generaal mr E.J. Julsing-Nijenhuis. De raadsman van de terbeschikkinggestelde, mr J.Y. Taekema, advocaat te
’s-Gravenhage, is niet verschenen.
Overwegingen
Blijkens de brief van [kliniek] aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie van 1 december 2011 is de terbeschikkinggestelde op [datum van overlijden] overleden. Ingevolge artikel 75 van het Wetboek van Strafrecht is derhalve het recht tot uitvoering van de maatregel vervallen en zal het hof de beslissingen waarvan beroep vernietigen en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot verlenging, overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissingen van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 oktober 2010 en 23 mei 2011met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot verlenging van de ter beschikkingstelling.
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr E.A.K.G. Ruys en mr B.F.A. van der Krabben als raadsheren,
en drs. R. Poll en drs. M. van Weers als raden,
in tegenwoordigheid van mr I.H.A. Bijl als griffier,
en op 12 januari 2012 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.