ECLI:NL:GHARN:2011:BU8301

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.080.277/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing procedure in verband met schrapping advocaat van het tableau

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 13 december 2011, betreft het een hoger beroep ingesteld door Stichting Beheer Mandeligheid Park 't Veldhuis tegen meerdere geïntimeerden. De zaak is ontstaan uit eerdere vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waar 't Veldhuis in eerste aanleg als eiseres in conventie en verweerster in reconventie optrad. De advocaat van 't Veldhuis, mr. G.M. Volkerink, heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van 20 april 2010 en 19 oktober 2010. Tijdens de procedure is het echter aan het licht gekomen dat de advocaat van de geïntimeerden, mr. H.G.M. Littink, zich op 6 juni 2011 heeft laten schrappen van het advocatentableau. Dit heeft geleid tot een schorsing van de procedure, aangezien alle proceshandelingen die na deze datum zijn verricht, nietig zijn verklaard op basis van artikel 226 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof heeft geoordeeld dat de hervatting van de procedure moet plaatsvinden met inachtneming van artikel 228 Rv, waarbij de meest gerede partij een akte tot hervatting kan nemen. De zaak is verwezen naar de rol voor voortprocederen, waarbij het hof elke verdere beslissing aanhield. De uitspraak benadrukt het belang van de hoedanigheid van advocaten in juridische procedures en de gevolgen van schrapping van het tableau voor de rechtsgang.

Uitspraak

Arrest d.d. 13 december 2011
Zaaknummer 200.080.277/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Stichting Beheer Mandeligheid Park 't Veldhuis,
gevestigd te IJhorst,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna te noemen: 't Veldhuis,
advocaat: mr. G.M. Volkerink, kantoorhoudende te Kampen,
tegen
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
3. [geïntimeerde 3],
wonende te [woonplaats],
4. [geïntimeerde 4],
wonende te [woonplaats],
5. [geïntimeerde 5],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: aanvankelijk mr. H.G.M. Littink, voorheen kantoorhoudende te Groningen,
thans mr. M. Schuring, kantoorhoudende te Groningen
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 30 juni 2009, 20 april 2010 en 19 oktober 2010 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Zwolle (verder: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 24 december 2010 is door 't Veldhuis hoger beroep ingesteld van de genoemde vonnissen van 20 april 2010 en 19 oktober 2010 met dagvaarding van [geïntimeerden] tegen de zitting van 18 januari 2011.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, zal beslissen overeenkomstig de vorderingen van appellante, zoals geformuleerd bij appèldagvaarding d.d. 24 december 2010, te weten dat het Gerechtshof de vonnissen, waarvan hoger beroep werd ingesteld, zal vernietigen en - opnieuw recht doende - de vorderingen van appellante zoals aldaar geformuleerd zal toewijzen, alsmede geïntimeerden zal veroordelen tot betaling van de parkgelden vanaf 1 januari 2009 en zolang hun verplichting daartoe strekt, vermeerderd met de wettelijke rente over de reeds vervallen termijnen vanaf het moment dat geïntimeerden met betaling daarvan in verzuim zijn, zoals gesteld en toegelicht in eerste aanleg en in dit hoger beroep, tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van de procedure in beide instanties, te vermeerderen met de nakosten ten bedrage van € 131,00 indien betekening van het in dezen te wijzen arrest niet, en € 199,00 indien betekening wel noodzakelijk zal blijken."
Voor [geïntimeerden] heeft mr. Littink zich gesteld op 1 maart 2011.
Bij brief van 12 september 2011 heeft de advocaat van 't Veldhuis de wederpartij kennis gegeven van zijn brief aan de roladministratie van diezelfde datum. Uit de brief aan het hof blijkt dat de wederpartij peremptoir wordt gesteld tegen 27 september 2011. Tevens is akte niet dienen aangezegd tegen de zitting van 11 oktober 2011.
Op laatstgenoemde datum is 't Veldhuis akte van niet dienen door Lubberts verleend.
Ten slotte heeft 't Veldhuis op 25 oktober 2011 de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
Ter rolle van 29 november 2011 heeft mr. Schuring zich formeel namens geïntimeerden gesteld.
Bij de begeleidende brief waarin hij zich stelt d.d. 24 november 2011 schrijft
mr. Schuring dat mr. Littink zich rond 6 juni 2011 als advocaat van het tableau heeft laten schrappen en dat er daarmee geen juiste peremptoirstelling en aanzegging akte niet dienen heeft plaatsgevonden. Hij verzoekt de zaak wederom op de rol te plaatsen, en wel op 4 september 2012, teneinde namens geïntimeerden van antwoord te kunnen concluderen.
't Veldhuis heeft bij brief van 1 december 2011 aangegeven dat mr. Littink op geen enkele wijze heeft aangegeven zich als advocaat te laten uitschrijven. Volgens 't Veldhuis is wel degelijk aan de eisen van artikel 2.13 van het landelijk procesreglement voldaan. Het verzoek van mr. Schuring dient te worden afgewezen omdat dit leidt tot een onredelijke vertraging van de procedure.
De beoordeling
1. Mr. Littink is geschrapt van het advocatentableau, gelijk ook blijkt uit de landelijke advocatentabel. Die officiële site meldt niet de datum van schrapping.
Het hof gaat ervan uit dat mr. Littink rond 6 juni 2011 als advocaat van het tableau is geschrapt nu dit door 't Veldhuis niet is betwist.
2. Mr. Littink heeft verzuimd hof en wederpartij daarover ordentelijk in te lichten, doch dit heeft, anders dan 't Veldhuis heeft aangevoerd, niet tot gevolg dat sprake is van een op juiste wijze gedane peremptoirstelling en het vervolgens terecht verlenen van een akte niet dienen.
3. Doordat mr. Littink haar hoedanigheid van advocaat heeft verloren, was het geding van rechtswege geschorst (artikel 226 Rv, eerste lid). Alle nadien verrichte proceshandelingen, waaronder dus de peremptoirstelling, de aanzegging en de verlening van de akte niet dienen, alsmede het vragen van arrest in de hoofdzaak, zijn dientengevolge nietig (artikel 226 Rv, tweede lid, in samenhang met artikel 225 Rv, derde lid).
4. De hervatting van deze procedure dient plaats te vinden met inachtneming van artikel 228 Rv. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen opdat een daar de meest gerede partij een akte neemt (met instemming van de wederpartij) tot hervatting van het geding in de stand waarin het zich bij de schorsing bevond, danwel (indien een der partijen zich onverhoopt dwars op zou stellen) voor het overleggen van een exploot tot hervatting.
De beslissing
Het gerechtshof:
verstaat dat de na 6 juni 2011 verrichte proceshandelingen in deze zaak nietig zijn;
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 27 december 2011 voor voortprocederen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, voorzitter, J.H. Kuiper en M.E.L. Fikkers, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 13 december 2011 in bijzijn van de griffier.