ECLI:NL:GHARN:2011:BU6257

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.031.469/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dubbele verrekening van ziektekosten en de tijdige opzegging van de verzekering

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, ging het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, dat op 27 november 2008 was uitgesproken. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S.S. Zijderveld, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter die de vordering van Zorgverzekeraar Zorg & Zekerheid U.A. had toegewezen. Zorg & Zekerheid, vertegenwoordigd door mr. Vijftigschild, vorderde betaling van € 2.098,18 aan achterstallige ziektekostenpremies over de periode van augustus 2005 tot januari 2007, vermeerderd met rente en kosten.

De appellant stelde dat hij de verzekering bij Zorg & Zekerheid tijdig had opgezegd per brief van 15 december 2005, met ingang van 1 januari 2006, en dat deze opzegging telefonisch was bevestigd door de verzekeraar. Hij voerde aan dat hij vanaf 1 januari 2006 verzekerd was bij VGZ Verzekeringen. Zorg & Zekerheid betwistte echter de ontvangst van de opzegbrief en de stelling dat de appellant bij VGZ verzekerd was.

Het hof oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij tijdig had opgezegd en dat er geen bewijs was geleverd voor zijn stelling dat hij bij VGZ verzekerd was. De grief van de appellant faalde, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die door Zorg & Zekerheid waren begroot op € 262,00 aan verschotten en € 632,00 aan advocaatkosten. De uitspraak vond plaats op 29 november 2011.

Uitspraak

Arrest d.d. 29 november 2011
Zaaknummer 200.031.469/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. S.S. Zijderveld, kantoorhoudende te Wageningen,
tegen
De onderlinge waarborgmaatschappij
Zorgverzekeraar Zorg & Zekerheid U.A.,
gevestigd te Leiden,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Zorg & Zekerheid,
advocaat: mr. Vijftigschild, kantoorhoudende te Leidschendam.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 27 november 2008 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Deventer (de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 26 februari 2009 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Zorg & Zekerheid tegen de zitting van 14 april 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
Het vonnis van de Rechtbank Zwolle d.d. 27 november 2008 te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vordering van Zorg en Zekerheid niet ontvankelijk te verklaren althans deze af te wijzen."
Met veroordeling van de eiser in de kosten van het geding in beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door Zorg & Zekerheid verweer gevoerd met als conclusie:
"het vonnis van de kantonrechter te Zwolle d.d. 27 november 2008 gewezen onder het rolnummer 414449 C EXPL 08-2883 te bekrachtigen, zo nodig met verbetering van gronden, met veroordeling van [appellant] in de kosten van deze procedure in beide instanties."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft één grief opgeworpen.
De beoordeling
Het geschil
1. Zorg & Zekerheid heeft op grond van een verzekeringsovereenkomst tot een totaal van € 2.098,18 betaling gevorderd van achterstallige ziektekostenpremies over de periode van augustus 2005 tot januari 2007, te vermeerderen met rente en kosten. De kantonrechter heeft die vordering toegewezen, onder beperking van de gevorderde incassokosten.
De grief
2. De grief zoals het hof die begrijpt, bevat de volgende stellingen.
[appellant] heeft de overeenkomst met Zorg & Zekerheid tijdig, bij brief van 15 december 2005 opgezegd met ingang van 1 januari 2006;
deze opzegging is telefonisch door Zorg & Zekerheid bevestigd;
de opzegging is aannemelijk omdat [appellant] met ingang van 1 januari 2006 bij VGZ Verzekeringen is verzekerd.
De beoordeling
3. Zorg & Zekerheid heeft gemotiveerd bestreden dat [appellant] de verzekering bij brief van 15 december 2005 heeft opgezegd en dat die brief door deze verzekeraar is ontvangen. Ook is bestreden dat [appellant] met ingang van 1 januari 2006 bij VGZ tegen ziektekosten verzekerd is geweest.
4. [appellant] heeft de stelling dat hij tijdig heeft opgezegd, en dat hij bij VGZ verzekerd is geweest op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Alleen op grond van dat laatste (verzekering bij VGZ met ingang van 1 januari 2006) kan er niet, voorshands, van worden uitgegaan dat de verzekering bij Zorg & Zekerheid met ingang van die datum tijdig is opgezegd. Omdat [appellant] van deze stelling bovendien geen bewijs heeft aangeboden, faalt de grief voor zover daarmee wordt bedoeld het verweer te handhaven dat tijdig is opgezegd.
5. Voor zover [appellant] heeft bedoeld een beroep te doen op de coulanceregeling, strandt zijn grief op de constatering dat er niet van kan worden uitgegaan dat op enig moment sprake is geweest van een dubbele verzekering.
6. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. De grief faalt. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep worden veroordeeld (tariefgroep I, 1 punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Zorg & Zekerheid tot aan deze uitspraak op € 262,00 aan verschotten en € 632,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Aldus gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, J.H. Hofstee en R. E. Weening, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 29 november 2011 in het bijzijn van de griffier.