ECLI:NL:GHARN:2011:BU4693
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- W. Breemhaar
- B.J.H. Hofstee
- R.E. Weening
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de bewaarder tot doorhaling van waardeloos verklaarde beslagen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 15 november 2011, ging het om een hoger beroep van [appellant] tegen een verstekvonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, uitgesproken op 31 maart 2010. De rechtbank had geoordeeld dat de conservatoire beslagen die door [geïntimeerde] op de woningen van [appellant] waren gelegd, van rechtswege waren vervallen en dat de inschrijving van deze beslagen waardeloos was. De rechtbank had de bewaarder van het kadaster en de openbare registers gemachtigd om deze beslagen door te halen.
[Appellant] stelde in hoger beroep dat het bevel tot doorhaling van de beslagen ook uitvoerbaar bij voorraad moest worden verklaard, omdat [geïntimeerde] niet in het geding was verschenen en geen bekende woon- of verblijfplaats had. Het hof oordeelde dat de vorderingen van [appellant] niet toewijsbaar waren, omdat de bewaarder op grond van de Herzieningswet Kadaster I niet meer gehouden was om de inschrijving van waardeloos verklaarde beslagen door te halen. Het hof bevestigde dat de bewaarder het vonnis pas kan inschrijven nadat het in kracht van gewijsde is gegaan.
Het hof concludeerde dat de grief van [appellant] niet opging, omdat de bewaarder niet verplicht was om de inschrijving van de waardeloos verklaarde beslagen te verwijderen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de kosten in hoger beroep voor [geïntimeerde] op nihil werden gesteld, aangezien deze niet was verschenen. De beslissing van het hof benadrukt de rol van de bewaarder en de voorwaarden waaronder beslagen kunnen worden doorgehaald, met verwijzing naar relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en de Herzieningswet.