ECLI:NL:GHARN:2011:BU4276

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.083.072-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenverklaring bij onderbewindstelling en richtlijnen voor bewindvoering

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 8 november 2011, gaat het om een hoger beroep van [verzoeker] tegen een beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarbij een onderbewindstelling is ingesteld over zijn goederen. De rechtbank had Mando B.V. benoemd als bewindvoerder. [verzoeker] verzocht in hoger beroep om de beschikking te vernietigen en geen bewind in te stellen, of in ieder geval een andere bewindvoerder te benoemen. Hij stelde dat hij zijn financiële situatie niet meer onder controle had en had een schuldenlast van ongeveer € 11.000,-. Tijdens de behandeling van de zaak op 26 september 2011 was [verzoeker] niet verschenen, ondanks dat hij en Mando behoorlijk waren opgeroepen.

Het hof heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder brieven van de bewindvoerder en de advocaat van [verzoeker], die zich had onttrokken aan de zaak. Het hof oordeelde dat [verzoeker] niet had kunnen overtuigen van zijn stelling dat hij in staat was zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Het hof concludeerde dat een deskundigenverklaring, zoals [verzoeker] had aangevoerd, niet noodzakelijk was voor de onderbewindstelling. De richtlijnen van het Landelijk Overleg Kantonsectorvoorzitters over deskundigenverklaringen zijn geen wettelijke voorschriften, maar richtlijnen waarvan kan worden afgeweken. Het hof besloot de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waardoor de onderbewindstelling in stand bleef en Mando als bewindvoerder werd gehandhaafd.

De beslissing van het hof benadrukt dat de wet geen deskundigenverklaring vereist voor het instellen van beschermingsmaatregelen, en dat het ontbreken daarvan niet in de weg staat aan de onderbewindstelling. Dit biedt duidelijkheid over de toepassing van richtlijnen in de praktijk van bewindvoering en de rol van deskundigenverklaringen in dergelijke procedures.

Uitspraak

Beschikking d.d. 8 november 2011
Zaaknummer 200.083.072
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [verzoeker],
geen advocaat.
Belanghebbende:
Mando B.V.,
gevestigd te Lelystad,
hierna te noemen: Mando.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 29 november 2010 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad, een bewind ingesteld over alle goederen, die toebehoren of zullen toebehoren aan [verzoeker] en Mando tot bewindvoerder benoemd.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 28 februari 2011, heeft [verzoeker] verzocht de beschikking van 29 november 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende primair te bepalen dat er geen bewind zal worden ingesteld over zijn (toekomstige) goederen en subsidiair te bepalen dat een andere bewindvoerder zal worden benoemd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een tweetal brieven van 24 respectievelijk 31 mei 2011 met bijlagen, beide van mevrouw
[X], bewindvoerder bij Mando, en een brief van 14 september 2011 namens mr. M.J.H. Ruijters, kantoorhoudende te Almere, waarbij laatstgenoemde zich heeft onttrokken als advocaat van [verzoeker], omdat zij al geruime tijd geen contact meer met hem heeft kunnen krijgen.
Ter zitting van 26 september 2011 is de zaak behandeld. Hoewel [verzoeker] en Mando behoorlijk zijn opgeroepen is niemand verschenen.
De beoordeling
1. [verzoeker] is op 20 augustus 2009 psychologisch onderzocht door het Therapeutisch
Centrum Emmeloord. Daarbij is hij gediagnosticeerd met het Syndroom van
Asperger.
2. [verzoeker] heeft zich op 2 september 2010 tot de kantonrechter gewend met het
verzoek een onderbewindstelling als bedoeld in titel 19 van boek 1 BW uit te
spreken. Als reden voor zijn verzoek heeft [verzoeker] aangegeven dat hij zijn
financiële situatie niet meer onder controle heeft en dat hij een schuldenlast van ongeveer € 11.000,- heeft. [verzoeker] heeft verzocht Mando als bewindvoerder te benoemen.
3. Bij de beschikking waarvan beroep is het verzoek van [verzoeker] toegewezen. Desondanks heeft [verzoeker] daartegen appel ingesteld.
4. Primair bestrijdt [verzoeker] in hoger beroep dat hij niet in staat zou zijn zelf zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Alvorens tot onderbewindstelling kan worden besloten dient daarover een deskundigen-verklaring te worden afgelegd, aldus [verzoeker]. Subsidiair vindt [verzoeker] dat een andere bewindvoerder moet worden benoemd. Hij heeft geen vertrouwen meer in Mando. [verzoeker] wenst in aanmerking te komen voor de WSNP. Hij was in de veronderstelling dat Mando dit voor hem zou regelen in plaats van de huidige onderbewindstelling.
5. Aangezien [verzoeker] niet ter zitting is verschenen, heeft hij het hof, gelet op de overige in het dossier aanwezige informatie, niet kunnen overtuigen van zijn stelling dat hij in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Voor het oordeel dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:431 lid 1 BW acht het hof een deskundigenverklaring, zoals [verzoeker] heeft gesteld, niet noodzakelijk. De aanbevelingen van het Landelijk Overleg Kantonsectorvoorzitters waarin gesproken wordt over een dergelijke deskundigenverklaring zijn geen wettelijke voorschriften, maar richtlijnen waarvan kan worden afgeweken. Bovendien melden deze richtlijnen met zoveel woorden dat om te toetsen of zich een van de gronden voor onderbewindstelling voordoet een deskundigenverklaring op zichzelf niet vereist is. Nu ook de wet voor het instellen van beschermingsmaatregelen geen deskundigenverklaring vereist, staat het ontbreken daarvan niet in de weg aan het instellen van een onderbewindstelling.
6. Na het indienen van het appelschrift door [verzoeker] heeft zich een aantal nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. Uit de brief d.d. 31 mei 2011 van Mando blijkt dat [X] op 6 mei 2011 een verzoek WSNP heeft gestuurd naar Maatschappelijke dienstverlening Flevoland (hierna: MDF), afdeling aanvraag WSNP. Ten tijde van de brief van 31 mei 2011 stond [verzoeker] volgens Mando bij MDF op de wachtlijst. Wanneer [verzoeker] aan de beurt is dient MDF een verzoek tot WSNP in bij de rechtbank, aldus Mando.
7. In zoverre heeft Mando dus alsnog voor [verzoeker] gedaan wat hij graag wilde. In samenhang met het niet-verschijnen van [verzoeker] ter zitting, ziet het hof hierin aanleiding geen andere bewindvoerder te benoemen. Aangezien het verdere verloop van de schuldhulpverlening aan [verzoeker] nog ongewis is, zal het hof diens onderbewindstelling in stand laten. Aldus kan zijn financiële situatie op de
daarvoor meest geëigende manier worden afgewikkeld.
Slotsom
8. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, voorzitter, R. Feunekes en I.A. Vermeulen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
8 november 2011 in het bijzijn van de griffier.