ECLI:NL:GHARN:2011:BU3526

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001294-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake het horen van getuigen in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Zwolle-Lelystad

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 november 2011 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De zaak betreft een verdachte die in de penitentiaire inrichting verblijft en die eerder door de rechtbank is veroordeeld voor misdrijven. Het hof heeft in dit tussenarrest de beslissing genomen over het verzoek tot het horen van getuigen, waaronder [getuige 1]. De rechter-commissaris had eerder geen aanvraag tot het instellen van een rogatoire commissie ingediend, omdat de getuige in Suriname verblijft en zich op zijn verschoningsrecht wilde beroepen. Het hof heeft echter besloten dat het noodzakelijk is om [getuige 1] ter terechtzitting te horen, gezien de gewijzigde proceshouding van de getuige en de medeverdachte [medeverdachte 1]. Het hof heeft de verdediging en het openbaar ministerie de gelegenheid gegeven om nadere verzoeken in te dienen na het horen van de getuigen. Het onderzoek zal niet binnen een maand, maar uiterlijk binnen drie maanden worden hervat. Het hof heeft ook bepaald dat de getuigen [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zullen worden opgeroepen voor de hervatting van de behandeling. Dit tussenarrest is gewezen door een meervoudige kamer van het hof, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren, maar niet in staat waren om het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

parketnummer: 24-001294-10
parketnummers eerste aanleg: 07-620429-08 en 07-607347-09
Tussenarrest van 7 november 2011 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 mei 2010 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 07-620429-08 en 07-607347-09 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Utrecht - Huis van Bewaring locatie Nieuwegein te Nieuwegein,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. Weening, advocaat te Maastricht.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. De officier van justitie heeft het hoger beroep van het openbaar ministerie aan de verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 oktober 2011, welk onderzoek is aangewend voor het houden van een nadere regiezitting.
Verzoek van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting van het hof van 24 oktober 2011 verzocht [getuige 1] als getuige te horen.
Standpunt van de advocaat-generaal ten aanzien van het verzoek van de verdediging
De advocaat-generaal heeft zich niet verzet tegen het horen van [getuige 1] als getuige.
Beoordeling
Het hof heeft eerder, bij tussenarrest van 4 november 2010, gelast dat [getuige 2] ter terechtzitting van het hof als getuige wordt gehoord in de strafzaak van de verdachte. Uit het door de verbalisant [verbalisant] op 23 maart 2011 opgemaakte proces-verbaal is het hof nadien gebleken dat deze getuige op 27 oktober 2010 is overleden. Op grond van deze omstandigheid kan aan de opdracht van het hof, strekkende tot het oproepen en horen ter terechtzitting van deze getuige, feitelijk geen uitvoering worden gegeven.
Het hof heeft bij tussenarrest van 4 november 2010 eveneens gelast dat [getuige 1] ter terechtzitting van het hof als getuige wordt gehoord in de strafzaak van de verdachte.
De rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, in de rechtbank Zwolle-Lelystad, heeft naar aanleiding van de tussenarresten van het hof van
4 november 2010 in de strafzaken van de verdachte en van de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] onderzocht of [getuige 1] in die strafzaken kon worden gehoord als getuige bij de rechter-commissaris.
Bedoelde rechter-commissaris heeft vervolgens in de toentertijd aangenomen proceshouding van bedoelde getuige, die in Suriname verblijft, niet naar Nederland wil komen en toentertijd had laten weten zich te zullen beroepen op zijn verschoningsrecht, aanleiding gezien geen aanvraag tot het instellen van een rogatoire commissie in te dienen. De rechter-commissaris heeft - op praktische gronden - het hof in overweging gegeven bedoelde getuige te horen ter terechtzitting van het hof. Dit laatste in verband met de omstandigheid dat het hof reeds bij tussenarrest van 4 november 2010 in de strafzaak van de verdachte heeft gelast dat [getuige 1] ter terechtzitting van het hof dient te worden gehoord als getuige.
Gelet op de kennelijk gewijzigde proceshouding van deze getuige, zoals aangekondigd in de brief van diens raadsman, mr. G.I. Roos, van 20 oktober 2011, bestaat thans - anders dan voorheen werd geoordeeld door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Zwolle-Lelystad - geen belemmering meer voor het horen van deze getuige door genoemde rechter-commissaris.
Het hof verwijst de zaak naar genoemde rechter-commissaris ten behoeve van het horen van de hierboven genoemde getuige.
Daarnaast overweegt het hof het volgende.
Het hof heeft bij tussenarrest van 7 november 2011 in de strafzaak van de medeverdachte [medeverdachte 1] gelast dat [medeverdachte 1] als verdachte in zijn strafzaak wordt gehoord door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Zwolle-Lelystad.
Dit in verband met de kennelijk gewijzigde proceshouding van de medeverdachte [medeverdachte 1], zoals aangekondigd in de brief van diens raadsman, mr. R. Malevicz, van
19 oktober 2011 en zoals bevestigd door de medeverdachte [medeverdachte 1] ter terechtzitting van het hof van 24 oktober 2011.
Het hof bepaalt dat de uit het verhoor bij bedoelde rechter-commissaris van de medeverdachte [medeverdachte 1] voortvloeiende processen-verbaal dienen te worden gevoegd in het strafdossier van de verdachte [verdachte].
Het hof stelt de verdediging en het openbaar ministerie in de gelegenheid desgewenst nadere verzoeken en/of onderzoekswensen in te dienen indien en voor zover de processen-verbaal van verhoor bij bedoelde rechter-commissaris van de getuige [getuige 1] en/of de medeverdachte [medeverdachte 1], zodra deze processen-verbaal ter beschikking zijn gesteld, daartoe aanleiding mochten geven.
Dit met dien verstande dat de verdediging en het openbaar ministerie binnen vier weken nadat bedoelde processen-verbaal door die rechter-commissaris ter beschikking van de verdediging respectievelijk het openbaar ministerie zijn gesteld aan het hof zal meedelen of er nog overige verzoeken en/of onderzoekswensen zijn, en zo ja welke en op welke grond(en).
Het hof is voornemens - nadat de rechter-commissaris de hierboven bedoelde verhoren heeft afgerond en het hof eventueel daaruit voortvloeiende nadere verzoeken en/of onderzoekswensen heeft ontvangen - een nadere regiezitting te houden, teneinde te bespreken of, en zo ja in hoeverre, de verklaringen die de getuige [getuige 1] en de medeverdachte [medeverdachte 1] tegenover de rechter-commissaris hebben afgelegd aanleiding hebben gegeven tot nadere verzoeken en/of onderzoekswensen van de verdediging en/of het openbaar ministerie in de zaak van de verdachte, alsmede in de zaken van de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [getuige 1].
Indien en voor zover mogelijk zal het hof in het kader van die nadere regiezitting eveneens overgaan tot het horen ter terechtzitting van de getuigen en/of deskundigen in de strafzaak van de verdachte en in de strafzaken van de medeverdachten [medeverdachte 1],
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], zoals daarover is beslist in de tussenarresten in die strafzaken van
4 november 2010. Dit met dien verstande dat het hof vooralsnog afziet van het voornemen [getuige 1] ter terechtzitting te horen in de zaak van de verdachte, gelet op de beslissing van het hof om [getuige 1] door de rechter-commissaris te laten horen.
Gelet op het bovenstaande dient het onderzoek ter terechtzitting te worden aangehouden.
Gelet op de klemmende redenen dat het zittingsrooster van het hof een eerdere hervatting
van de behandeling niet toelaat, alsmede dat het te verrichten nader onderzoek naar
verwachting niet binnen één maand na heden zal zijn voltooid, zal het onderzoek niet
binnen een maand, doch uiterlijk binnen drie maanden na heden worden hervat.
De tussenuitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd, zij het maximaal voor de duur van drie maanden;
verwijst de zaak naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, in de rechtbank Zwolle-Lelystad teneinde [getuige 1] als getuige te horen;
bepaalt dat de uit het verhoor bij bedoelde rechter-commissaris van de medeverdachte [medeverdachte 1] voortvloeiende processen-verbaal dienen te worden gevoegd in het strafdossier van de verdachte;
bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat op een nader te bepalen terechtzitting;
beveelt dat de getuigen [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zullen worden opgeroepen tegen de datum en het tijdstip waarop de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting in hoger beroep zal worden hervat;
beveelt dat de verdachte zal worden opgeroepen tegen de datum en het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zal worden hervat;
beveelt dat van die datum en dat tijdstip schriftelijk mededeling zal worden gedaan aan de raadsman en de benadeelde partijen.
Dit tussenarrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mrs. Zwerwer en Wiarda zijn buiten staat dit tussenarrest te ondertekenen.