3. Het hof zal nagaan of in het proces-verbaal van opsporing steun is te vinden voor de stellingen van [geïntimeerde] over de betrokkenheid van [appellant] bij de hennepteelt in de woning. Het proces-verbaal bevat op dit punt de volgende relevante informatie
3.1. [appellant] heeft op 28 mei 2004 een andere elektriciteitsmeter, een zogenaamde 3 fasenmeter die meer ampère kan verdragen, in de door hem gehuurde woning laten plaatsen. Een dergelijke elektriciteitsmeter maakt de elektrische installatie in een woning geschikt(er) voor het hoge stroomverbruik dat inherent is aan de hennepteelt. [appellant] heeft bij de politie verklaard dat hij dat heeft gedaan omdat hij in de toekomst een “afwasmachine en/of dergelijke apparatuur wilde plaatsen” (p.v. blz. 151), maar het hof acht deze verklaring weinig aannemelijk, nu gesteld noch gebleken is dat hij deze apparaten bij de bestaande meter niet kon plaatsen en [appellant], volgens zijn eigen verklaringen, al enkele weken na 28 mei 2004 uit de woning is vertrokken.
3.2. [appellant] heeft (uiteindelijk) verklaard dat hij de woning verhuurd heeft aan de heer [Y] (hierna: [Y]). Voor de huur ontving hij een bedrag van
€ 1.000,00 per maand van [Y]. Ook [X] (hierna: [X]) was volgens [appellant] bij de transactie met [Y] betrokken, in die zin dat [X] de elektriciteitsrekeningen betaalde en daar (naar [appellant] aannam) geld voor kreeg van [Y]. Het plaatsen van de nieuwe meter zou een gezamenlijke actie van [appellant] en [X] zijn, aldus [appellant]. Het was [appellant] bekend dat [Y] een growshop in Apeldoorn exploiteerde. [appellant] is enkele malen in die growshop geweest.
3.3. [appellant] heeft een huurcontract opgesteld, waarop de (onder)huurder niet als [Y], maar als [Z] wordt aangeduid. [appellant] heeft verklaard dat dit contract door hem al in 2004 is opgesteld. Het contract vermeldt dat de huurovereenkomst ingaat op “01-07-2004”. Op het contract is het jaartal 2004 aangegeven in drukletters, waarbij de 5 handgeschreven vervangen is door een 4. De cijfers “01-07” zijn handgeschreven. Bij [X] thuis is door de politie een gedeeltelijk ingevulde en op spellingfouten gecorrigeerde versie van het door [appellant] ingevulde contract aangetroffen. In die versie is bij de ingangsdatum alleen het jaartal “2005” ingevuld. Tevens is bij [geïntimeerde] een voorbeeld-huurcontract aangetroffen. Het gedeeltelijk ingevulde contract lijkt aan het voorbeeld-contract te zijn ontleend. Het contract is op 23 februari 2005 door [X] gedownload van de site van Huurdersvereniging Woonbelang. [X] heeft verklaard dat hij het gedeeltelijk ingevulde exemplaar heeft opgesteld ten behoeve van [appellant] (p.v. blz. 257). Het hof acht gelet op deze feiten bewezen dat het door [appellant] volledig ingevulde exemplaar van het huurcontract ontleend is aan het door [X] op 23 februari 2005 gedownloade exemplaar. Temeer nu het hof de stelling van [appellant] dat hij het contract heeft gedownload in een niet meer bestaand internetcafé bepaald ongeloofwaardig acht.
3.4. [appellant] heeft verklaard dat hij in augustus en september 2004 TL-armaturen voor [Y] heeft gekocht. Hij heeft tevens verklaard dat ook [X] TL-armaturen heeft gekocht voor [Y].
3.5. Volgens [appellant] zit [X] er “net zover in als ik” (p.v. blz. 161). Op de vraag of hij wist dat er een hennepplantage in de woning zat, heeft [appellant] geantwoord (p.v. blz. 161):
“Ik heb het er met [X] ([X], toevoeging hof) wel eens over gehad. Ik wist dit niet echter niet zeker. Ik ben nooit meer in de woning aan de [adres] geweest. Ik heb daar nooit hennep of iets dergelijks zien staan. Ik had er wel een vermoeden van.”
3.6. Tijdens een telefoongesprek tussen [appellant] en [X] op 1 maart 2005, dat door de politie is afgetapt, is onder mee het volgende gezegd (p.v. blz. 110):
“[appellant] ([appellant], toevoeging hof): nou ja, daarom ga ik ook zeggen dat ik het aan iemand anders heb verhuurd…
[X]: Dat jij het aan iemand anders hebt verhuurd?
[appellant]: Ja, ik zeg gewoon dat ik naar de buurman ben gegaan en met hem ben overeengekomen dat iemand anders het huurde.”
3.7. Tijdens een telefoongesprek tussen [appellant] en [X] op 2 maart 2005, dat door de politie is afgetapt overleggen zij wat zij tegen de politie zullen verklaren over de (onder)verhuur aan het pand en aan wie het is onderverhuurd. Diverse mogelijkheden passeren de revue: iemand die [appellant] ontmoet heeft op de golfclub, bij de bar van de voetbalclub of in een café. In dat verband zegt [X] onder meer tegen [appellant] (p.v. blz. 118):
“Je moet niet zover van de werkelijkheid af gaan zitten. Je moet niet allemaal dingen d’r bij gaan verzinnen.”
3.8. Nadat [appellant] op 2 maart 2005 door de politie is gehoord, hebben hij en [appellant] die dag opnieuw telefonisch contact. Blijkens het p.v. van het afgetapte telefoongesprek is onder meer het volgende gezegd (p.v. blz. 128):
“[appellant] vertelt over het getuigenverhoor. [appellant] vertelt dat hij door de politie stevig aan de tand werd gevoeld. [appellant] vertelt dat de politie begon over elektriciteitsrekeningen. [appellant] zegt dat hij daar niet aan gedacht heeft. Dat het nog op zijn naam kon staan.
[X]: hadden we toch moeten doen. Ik zei toen ook al dat we het op een andere naam moeten zetten. Maar dat is nooit doorgezet.”
3.9. De politie heeft ook twee telefoongesprekken tussen [appellant] en zijn vriendin [de vriendin] afgetapt. Tijdens deze op 28 februari 2005 gevoerde telefoongesprekken is onder meer het volgende gezegd (p.v. blz. 102 en 103):
“[de vriendin] zegt: ik denk niet dat ik dat aan kan. Ik wil het niet. [appellant] zegt: ik had dit script ook niet bedacht. [de vriendin] zegt: niemand had dit gedacht. [appellant] zegt: ik heb ook niet het gevoel dat ik iets misdaan heb. Ik voel mij ook niet schuldig. Ik was er niet eens. Sorry, ik kan niets doen. Ik heb er niets mee te maken. [de vriendin] zegt: ja eigenlijk had jij er al een hele tijd geleden uit moeten stappen. [appellant] zegt: ja, ja zeker. [de vriendin] zegt: toen die kleine geboren werd.”
(…)
[appellant] belt uit met [de vriendin]. [appellant] zegt: [X] heeft gebeld. Er is brand geweest. [de vriendin] zegt: o wat erg. [Y] heeft jullie dus genaaid. [appellant] zegt: ja dat weten we niet. [de vriendin] zegt: dus [Y] heeft jullie genaaid. [appellant] zegt: ja daar zijn we dan ook over de piss van.”
3.10. [Y] heeft bij de politie verklaard dat de hennepkwekerij door [appellant] en [X] is opgezet en geëxploiteerd en dat hij daarbij heeft geholpen door de benodigde materialen te leveren en te installeren. Het hof zal deze verklaring buiten beschouwing laten, gelet op het feit dat [Y], anders dan [appellant] en [X], wel strafrechtelijk veroordeeld is voor hennepteelt in de woning en niet uitgesloten kan worden dat [Y] met deze verklaring geprobeerd heeft zichzelf ten koste van [appellant] en [X] vrij te pleiten.